Opvoeden

Interview met Douwe Tiemersma
door Pia de Blok


In: InZicht 10 nr. 4 (nov. 2008), p. 22-24


Bij inzicht en liefde gaat alles vanzelf op de meest juiste wijze.

Dat er een rustpunt is voor kinderen thuis, is erg belangrijk

Allereerst horen ouders zelf die sfeer van stilte te kennen

De situatie van de ouder zelf is doorslaggevend in de opvoeding

Liefde én helderheid zijn het belangrijkste in de opvoeding.




Bij een pasgeboren kind is er nog niets ingevuld. Het is nog helemaal open en ontspannen.
Hoe kun je als opvoeder het kind vanaf het begin die toestand laten behouden en tegelijk ook een plekje in de wereld laten krijgen?


Bij deze vraag heb je het over ouders die denken ‘ik moet dat kind opvoeden.’ Je kunt er zo over spreken op het praktische vlak. Hoe het gaat met het kind, hangt af van de situatie bij die ouders. Er een open situatie bij het kind en dat is duidelijk voor die ouders. Als ze het kind zien, vinden ze het prachtig, omdat het totaal open is. Dat trekt aan. Aan de andere kant is er ook een leventje dat groeit en in de maatschappij een plaats krijgt. Als de ouders beide aspecten zien, kunnen beide aspecten een plaats krijgen. Allereerst zullen zij bij zichzelf die openheid van het kind in zichzelf moeten herkennen. Dan kunnen ze ontdekken dat er een totale openheid kan zijn terwijl de maatschappelijke processen en relaties op een goede manier doorgaan. Als ze dat niet in zichzelf herkennen, gaan ze zo opvoeden dat de aanpassing aan de maatschappij de nadruk heeft. De herkenning van de openheid hoeft niet tot de periode van het jonge kind beperkt te blijven. Het is echt een punt van bewustwording bij de ouders zelf.

Wanneer wordt een kind zich eigenlijk bewust van het lichamelijke zelf en de wereld?

Dat is een gradueel gebeuren. Een baby leert al snel hoe hij de moeder kan manipuleren. Met een jaar of drie krijg je al een persoontje dat zich heel bewust is van de wereld en daarin strategieën gebruikt om aan zijn trekken te komen. Dat zie je ook in de ontwikkeling van de taal. Een kind van drie praat dan over zichzelf met zijn eigen voornaam.
Wanneer ervaar je je eigen lichaam voor het eerst?
Er zijn voorstadia. Voor een ‘eigen’ lichaam moet er eerst een ‘ik’ zijn dat zegt ‘ik heb een
lichaam.’ Dat is dus al een verdere ontwikkeling.

Mijn moeder zei het tegen me, herinner ik me nu, dus iemand anders.

Dat gaat voortdurend zo. Het geldt ook voor je eigen naam, je eigen ik-persoon en ook voor je lichaam. Een kind groeit en krijgt een identiteit in de kaders van ouderen. Gedeeltelijk is het ook de harde materiële omgeving. Als je valt schreeuw je: ‘Au, ik heb pijn in mijn knie.’ Dan word je je bewust van je lichaam en van de harde wereld. Als de ouders zeggen: ‘Je moet flink zijn’, moet je losmaken van die eerste reactie van schreeuwen en van je lichaam om een flinke jongen of meid te worden.

Kleine kinderen hebben een natuurlijke weerstand om zich te voegen naar regels en gebruiken die op een harde manier van buitenaf worden opgelegd. Toch zijn er bepaalde zaken die moeten.

Het is vanzelfsprekend dat je je kinderen beschermt tegen de gevaren die ze zelf niet zien. Een kind kun je niet met een schaar laten spelen zonder dat hij weet wat de gevolgen kunnen zijn. Dus dat de ouder grenzen trekt is vanzelfsprekend. Zo ook met het naar bed gaan en het eten. Het is net de manier waarop dit wordt gedaan: niet om regels die je zelf belangrijk vindt op te leggen, maar om een situatie te scheppen waarin het kind zich kan ontplooien zonder dat er ongelukken optreden. Dat er een persoontje ontstaat, ligt voor de hand. De ouders kunnen door hun openheid, inzicht en liefde bijdragen aan een goede ontwikkeling van het open gevoel en inzicht bij het kind.

Jonge kinderen ervaren dat nog alles met elkaar verbonden is, dat onnoembare waarin alles vanzelf gaat en goed is. Ze raken dat al voor de puberteit kwijt. Is dat ‘kwijt zijn’ van dat onnoembare de reden van het ontstaan van vaak voorkomende angst en eenzaamheid in de puberteit?

Dat kwijtraken van de eenheidservaring gaat samen met de vorming van een afgescheiden ik-persoon. In de puberteit gaan grote horizonten open, terwijl er vaak een instabiel ik is. Dat ik is erg bezorgd om zichzelf en het is onzeker over de keuze van aanpassen of een eigen weg gaan. De grote ruimte wordt dan vaak ervaren als ‘Niets’ dat op je afkomt en dat wereld en zelf-zijn zinloos maakt. Dat wekt angst op.

Soms lijkt het of opvoeders geen beslissingen durven te maken voor hun kind. Bijvoorbeeld, kinderen van drie worden al gevraagd in discussie te gaan of ze wel of niets iets mogen en moeten. Mogen kinderen nog wel kind zijn?

Soms zien ouders kinderen als volwassenen en dat is natuurlijk onzin. Het ligt voor de hand dat er bepaalde regels zijn die vanzelfsprekend zijn in een gezin.
Dit discussiëren komt tegenwoordig zo vaak voor.
Bepaalde dingen gaan in een gezin gewoon zoals ze gaan en een opgroeiend kind neemt vanzelf allerlei dingen over. Er is de gewone gang van zaken. Die kun je wel steeds ter discussie stellen, maar dat is onzinnig. Aan de andere kant zijn de eigen gewoontes ook geen absolute regels voor kinderen. Maar natuurlijk moeten er allerlei dingen gedaan worden. In de loop van de dag is er een heel gewone opeenvolging van zaken en een kind zal daarin mee moeten draaien. Natuurlijk, als een kind opgroeit, ligt het voor de hand het steeds meer zijn eigen keuzes te laten maken. Dan blijft nog staan dat ouders meestal meer levenswijsheid hebben en dat er een samenleven is waarin niet alles kan.

Wat vind je er van dat kinderen als volwassenen beschouwd worden?

Dat is niet terecht omdat zij niet het overzicht hebben dat een volwassene heeft.

Hoe is dit idee eigenlijk ontstaan?

In de jaren 70 was elke autoriteit verdacht en als reactie kreeg je de anti-autoritaire opvoeding waar kinderen helemaal vrij werden gelaten. Het was een correctie van een te strakke autoritaire patriarchale toestand. Dat daar een doorbreking is gekomen is goed. Maar, als alle regulering wordt weggegooid, zie je dat kinderen helemaal geen houvast meer hebben. Die hebben ze wel degelijk nodig. Dat houvast hoeft geen absolute regels te zijn, maar vooral al een vertrouwde gang van zaken in huis. Dat geeft rust. Die rust kan een goede basis zijn voor openheid.

Het lijkt zo dubbel: aan de ene kant wil iedereen het beste voor zijn kind, aan de andere kant is er die heel drukke en volle maatschappij met zijn Mode, Markt en Media. Hoe ga je daar als opvoeder óók mee om?

Aan de ene kant zijn er de regels van de ouders en aan de andere kant de trends in de maatschappij die als krachten op iedereen inspelen. En op jongeren die meer open zijn, grijpen ze dieper in dan bij volwassenen. Een kind gaat daar relatief gemakkelijk in mee. Het is goed als ouders de aard en werking te laten zien van die krachten en erover te praten. Kinderen kunnen zich bewust worden hoe de beïnvloeding werkt. Zo kunnen ze een besef krijgen dat ze meer zijn dan die identificaties die hen worden opgelegd en zelf gaan inzien wat voor hen het beste is.

Laatst hoorde ik van een man van 38 die tegen zijn moeder zei: ‘Vroeger kreeg ik nooit merkkleding van je. Je zei ‘daar doe ik niet aan mee.’ Maar daardoor werd ik op school wel buitengesloten en dat draag ik heel mijn leven met me mee.’

Geen enkele regel is in absolute zin belangrijk of waar. Merkkleding is opgelegd door de leeftijdsgroep en de reclame. Je kunt ze laten zien dat je niet overal mee in mee hoeft te gaan. Zijn er andere overwegingen, zoals buitengesloten worden, dan zou je tijdelijk toegeeflijk kunnen zijn. Dan staan er grotere belangen op het spel, zoals opgenomen worden in een groep. Dit kan dan even op de voorgrond blijven staan. Door dit open te bespreken, zal het kind later ook soepel met alternatieven om kunnen gaan vanuit een stabiel zelf-zijn.

Ze noemen de jongeren ook wel de MSN-generatie. Ze kijken gemiddeld vier uur per dag TV, volgen drie soaps. Ze zitten uren lang achter de computer en luisteren tegelijk naar muziek. Ze surfen en zappen, en ‘je doet het allemaal tegelijk’. Veel ouders hebben daar problemen mee. In hoe verre moet je daar in sturen?

Hopelijk heb je een ruim inzicht. Als je een duidelijk inzicht hebt in jezelf, in de kinderen en in de krachten achter de verschijnselen die je noemt, zal dit inzicht vanzelf doorwerken in wat je zegt en in wat je doet in je relatie met je kinderen. Dat zal dan aangepast zijn aan de situatie van de kinderen. Allereerst komt dus de algemene situatie van jezelf. Is er inzicht, openheid en liefde? En heb je er zicht op wat er met je kinderen gebeurt?

Moet je verbieden?

Natuurlijk zul je aan de ene kant je eigen visie mee laten wegen en aan de andere kant zul je toch rekening houden met de situatie van de kinderen.

Is opvoeden dus aanpassen?

Ja, er is aanpassen aan het kind, maar het eigen inzicht speelt ook mee.

Opvoeden is: eigen inzicht plus aanpassen.

Bij inzicht en liefde gaat alles vanzelf op de meest juiste wijze. Dan is er vanzelf een aanpassing aan de situatie.

Er zijn tegenwoordig teveel mogelijkheden en veel jongeren doen daarom maar niets meer. Ze gaan bijvoorbeeld van school af. Al duizend jongeren zwerven in Rotterdam over straat. Wat is juist in deze tijd de kernoorzaak van al die problemen bij jongeren?

Vanzelfsprekende vormen van met elkaar omgaan en om het leven vorm te geven, zijn nu veel minder aanwezig dan vroeger. Vroeger was het gewoon dat de zoon van de timmerman timmerman werd. Deze vanzelfsprekendheden zijn er niet meer. Toch kun je het kind laten zien dat er bepaalde vanzelfsprekendheden zijn, bijvoorbeeld, je bent een mens in een samenleving; je leeft en hebt vitaliteit om wat te doen, dus het ligt voor de hand dat je dingen gaat doen en als je dat niet doet dan is er iets mis.
Die kernoorzaak kan overal in zitten, maar in dit geval zit het vooral in de perspectiefloosheid. Je hoeft geen perspectieven op te leggen aan kinderen, maar er zijn wel allerlei dingen vanzelfsprekend, zoals samen opruimen na met elkaar gegeten te hebben. Als anderen het werk alleen moeten doen is dat niet eerlijk. Er is meestal iets voor de hand liggends om gedaan te worden. Als je dat laat liggen, wordt het een puinhoop en dat vindt niemand prettig. Dus je kunt kinderen hier op wijzen, ook als ze geen zin hebben. Die normaliteit dat er dingen gedaan worden blijft en ook in het studeren. Het leven met zijn vormen is heel betrekkelijk, maar het zal op een goede wijze moeten doorstromen. Dat leven is groter dan het leventje van je eigen persoontje. Als je alles daarin loslaat, kun je dat een mooie open situatie vonden, maar het is geen ideale situatie want je voelt je er rot bij. Als een stukje leven zich niet op een goede wijze gaat ontplooien, is er een heel vervelende toestand voor het kind in kwestie. Natuurlijk is de vraag hoe lang je als ouder richting geeft, want veel dingen ontglippen je als de kinderen ouder worden.

En veel ouders hebben het zelf ook heel druk.

Ja, de maatschappij is nu zo geordend dat man en vrouw werken. In de 50er jaren ging de vader werken en de moeder ving de kinderen op. Dat is misschien wel achterhaald, maar dat er ergens een rustpunt is voor kinderen thuis, dat is erg belangrijk.

Als jongere ben je ook op zoek naar geluk en alle mogelijkheden staan open. Maar heb je nog niet de realiteitszin van de volwassene dus ‘alles is mogelijk’,  denk je. Je probeert dus alles uit. Deed jij dat vroeger ook?

Ja. Dat doen alle jongeren. Dat is beslist niet erg, behalve als zich dingen gaan doorzetten en vastzetten zoals roken, drugsgebruik, drankgebruik. Dan wordt er een nieuwe gewoonte gevormd en ontstaan er niet-noodzakelijke beperkingen. Het is dan geen uitproberen meer, maar een verder gaan zodat die toestand normaal wordt. Dan zitten de jongeren er aan vast.

In een kliniek in Delft worden jongeren vanaf 11 jaar opgenomen in coma met een delirium. Waar ligt de verantwoordelijkheid van de ouders?

Ja, dat is heel bar, ze zuipen zich lens. Vanaf 16 jaar wordt de verantwoording van de ouders steeds minder, maar bij 12-jarigen zeg je: ‘Stop’. En dat handhaaf je. Hier geldt het punt dat je kinderen beschermt in de voor hen gevaarlijke situaties.

Jongeren verwachten ook van ons dat we zeggen ‘ dat is niet goed.’

Ja natuurlijk, dat is heel normaal.

Maar soms zie je dat ouders vriendje willen blijven met hun kind.

Als dat te sterk is, dat fout. Een relatie van ouder en kind is niet die van vriendjes. Je kunt wel vriendschappelijk met ze omgaan. Maar alleen al door het generatieverschil en de taak die ouders hebben ten opzichte van het kind ligt de relatie heel anders dan in een vriendschap.

Hoe kun je praktisch gezien de jongere onafhankelijkheid en zelfstandigheid laten ervaren zonder dat dit door hem verward wordt met ‘zijn eigen zin doen.’

Een kind kan steeds meer inzicht krijgen in zichzelf, en van zichzelf in de maatschappij, dat is de taak van de ouders. Op school kan er ook een verdere bijdrage zijn. Ze hebben zelf een eigen keuze, voor zover ze die redelijkerwijze kunnen invullen. Dus wanneer ze geen duidelijke grenzen zien bij situaties die voor hen gevaarlijk zijn, dan ligt er een taak bij de ouders. Ze zullen wel een eigen keuzemogelijkheid moeten hebben in situaties waarin de kans op problemen minder groot is. In die situaties moeten ze het keuzes maken leren. Bij schoolreisjes weet je dat er dingen gebeuren die niet kloppen, maar dat is iets wat ze zelf moeten ervaren.

Ik bedoel met ‘je eigen zin doen’ iets anders dan onafhankelijk en zelfstandig zijn.

De ouders hebben een ruimer blikveld en zien de gevolgen wanneer een kind alleen zijn eigen zin doet en bijvoorbeeld op school er niets van maakt. Ze kunnen dan wijzen op de ruimere context van leven en samenleven die de jongere ook ervaart en laten zien dat het voor de hand ligt dat je gewoon naar school gaat. Het zijn de normale praktische dingen die gedaan moeten worden. Daarbij hebben ze vaak een zetje nodig.

Kinderen van nu hebben het hartstikke druk. Op de peuterzaal zijn er al stressverschijnselen. Hoe kunnen we in deze drukke wereld waarin kinderen van alles moeten doen en zo gestresst raken toch zorgen dat er die stille ondergrond blijft?

Het mooiste is dat ouders zelf die sfeer van stilte hebben en dat dat thuis duidelijk ervaren wordt. Daar groeit een kind in op. Daarbij kan het inzicht groeien dat niet overal achterheen gevlogen hoeft te worden. Zelf blijven in een sfeer van stilte, dat ervaart en waardeert een kind.

Het belang om ontspanningslessen te geven op scholen is al grotendeels bewezen; zie de verslagen op de website www.advaitacentum.nl Studie/Jongeren). Hersenen zijn tot 16 jaar in opbouw en in die tijd nemen ze alles op. Hoe kun je scholen zover krijgen dat het als een vak net als het vak sport gegeven gaat worden.

Alleen al dat er zoveel stress is bij scholieren, ook bij examens en toetsen en dat leraren over onrust klagen, zou een voldoende reden moeten zijn om ontspanning en inzicht in het lesprogramma op te nemen. Ook los daarvan zou een herkenning van de ontspannen en heldere sfeer een reden kunnen zijn.

Op een MBO-school laat men weer strafregels schrijven en dat werkt prima. Het inzicht in wat er fout gedaan is wordt hierbij positief meegenomen. Wat vind jij?

Als in een klas zo meer inzicht komt, is het goed. Bij kleine kinderen is dat inzicht er nog niet zo. Maar als het als een automatische straf wordt gegeven, geeft dat niet veel inzicht. Dan werkt het hoogstens als een straf op een daad. Je hoopt dan dat dit een conditionering is waardoor er een kleinere kans is dat het op dezelfde manier weer fout gaat.

Praktisch gezien is er behoefte aan voorlichting voor opvoeders die het op de non-dualistische wijze willen benaderen.

De situatie van de ouder zelf is doorslaggevend voor het karakter van de opvoeding. Hoe meer de ouders in een sfeer van non-dualiteit aanwezig zijn, des te beter. Dus alles wat daar aan bijdraagt is positief. Ze doen er goed aan om steeds weer naar zichzelf kijken om te zien of hun sfeer nu de meest ideale voor de kinderen is.

Je trouwt, je krijgt kinderen, maar je hebt niets over opvoeden geleerd. Ook al ben je helemaal open, toch krijg je met alles te maken.

Hoe ruimer en bewuster het bij de opvoeders is, des te beter het is. Natuurlijk kun je dat niet van het gros verwachten. Zo is het ook bij mezelf gegaan natuurlijk. Je bent in een bepaalde ontwikkeling en er is je eigen drukte op het werk en dan heb je het gezin nog. Maar hoe meer je jezelf gevonden hebt, hoe opener je bent en des te beter het is. Dat daar wat meer aandacht voor komt, zou mooi zijn.

Rudolf Steiner zegt dat er energetisch verschillende geboortes bestaan. Over de puberteit:
‘Het zich inwerken in de activiteit van het astrale lichaam dat vrij gaat komen in het fysieke lichaam is eigenlijk een voortdurend doormaken van lichte pijnen.’

Over dat astrale dat zich vrij maakt: jongeren worden zich bewust van grotere en ijlere ruimtes. Daarvan worden ze zich bewust, hoewel dat niveau er altijd al was. Als ze in het heel ijle akasha-niveau komen, breekt het helemaal open en kunnen ze radeloos worden. In die puberteitsjaren wordt de horizon ineens verruimd. Ze krijgen idealen en zien idolen waar ze achteraan gaan. Dat zit op die ijlere niveaus en dat is energetisch. Dat geldt ook voor de bewustwording dat we maar een stofje in het heelal zijn en de vraag wat wil ik eigenlijk. Dan heb je een bewustwording van een ijle sfeer die zich toch in de wereld moet integreren. Die sferen kun je ook energetisch beschrijven van ijl naar grof of van grof naar ijl. In de puberteit is dat gevoelsmatig-energetische heel sterk.

Het gedrag van pubers heeft volgens psychologisch inzicht te maken met de hersenen.

Als je vanuit een bepaalde optiek kijkt, vind je bepaalde verschijnselen. Zo kun je vanuit de neurologische optiek zeggen dat wat er in de hersenen gebeurt, een grote invloed heeft. Dat breng je in verband met het veranderende gedrag. Maar je kunt overal naar kijken natuurlijk. naar het gedrag, naar de hersenen, naar de energetische sferen waarin ze zitten. Die aspecten kun je wel met elkaar verbinden, maar je moet er niet eentje uitlichten en dat als de oorzaak van alles zien. Van de andere aspecten zou je dat ook kunnen zeggen.
In het kind zie je grote veranderingen optreden: de verruiming van horizonten en het open gooien van een wereld met daarin vaak grote onzekerheid. Dan heb je in de relatie met het kind niets te maken met de hersenen, maar met het kind zelf en met de wijze waarop dat de dingen ervaart. Daar ga je dan over praten. Wanneer het gevoelsmatig onzeker is, probeer je toch liefde te geven, zodat het wat meer vertrouwen krijgt?

Van de jongeren tussen de tien en veertien jaar heeft 68% stress. En kinderen zien hun ouders als voorbeeld zo blijkt (bron www.kidsweek.nl).

Je schudt je hoofd bij het zien van die toestand en vraagt je af hoe dat veranderd zou kunnen worden. Je ziet wat voor lijden dat is. Je hoopt dat langzamerhand meer mensen de oorzaak gaan zien waardoor het lijden ontstaat. Je kunt niet één factor als oorzaak aanwijzen, want er zijn in de maatschappij vele verschillende factoren, die we net genoemd hebben, zoals de drukte en dat ouders gestresst zijn. Vroeger speelden ook al, maar nu is die stress haast epidemisch.
Kinderen zien altijd hun ouders als voorbeeld. Later krijg je wel een reactie; dat heb je met oudere kinderen. Eerst zijn ze met een vanzelfsprekende identiteit met de ouders opgegroeid, waarbij langzamerhand een grotere bewustwording komt. Dan kunnen ze ook andere standpunten innemen.

Zelfdoding staat op de tweede plaats als doodsoorzaak bij jongeren na verkeersongelukken. Ze jutten elkaar soms op via MSN en mobiele telefoon. Wat is de grondoorzaak van dit probleem?

Aspecten als interessant willen doen spelen een rol, maar als het menens wordt is het basale ‘het niet verder willen leven’. Dat heeft te maken met een ontzettende gefrustreerdheid en vastzitten waarin hun basale vitaliteit zich niet kan ontplooien. Waarom niet? Het is normaal dat die zich ontplooit. Dus er zijn allerlei belemmeringen die de ontplooiing tegenhouden, interne belemmeringen, psychische problemen. Maar die hebben altijd te maken met de relatie met andere mensen. Dus, dan moet je verder gaan kijken. Waardoor kan dat stukje leven zich niet ontplooien? Wat zijn die blokkades? Waardoor ziet dat kind geen uitweg meer om te kunnen leven? Er zullen verschillende oorzaken zijn. Soms is er een totale ontreddering, doordat ze de grote, lege ruimte ervaren als iets dat hen verplettert en van daaruit voelen dat ‘ik’ geen kans heb om te leven’. Ook kan er een zware frustratie bij het kind zijn, als ouders het altijd klein hebben gehouden of hebben laten merken ‘jij mag er niet zijn’. Dat kan een kind op zo’n absolute wijze ervaren dat het voelt ‘leven is niets voor mij.’

Veel kinderen leven in de virtuele wereld van het internet. Sommigen worden er aan verslaafd en hebben geen werkelijke vriendjes meer. Ze leven in die virtuele wereld alsof dat de echte wereld is.

Als ze in de virtuele wereld leven, staan ze voor een grootgedeelte los van primaire de vitaliteit. Voor een kind is het normaal dat het beweegt, gaat voetballen met anderen, aan het schreeuwen is en aan het rennen. Dat hoort bij een kind. Nu zitten ze voor een computer waar die lichamelijke vitaliteit geen plaats heeft, behalve dan in die virtuele wereld terwijl ze op de stoel blijven zitten. Daar zijn wel angsten en de spanning van ‘ik wil dat bereiken; ik wil het volgende level bereiken’. Daarbij is er geen relatie met het primaire leven, want het is een heel kunstmatige wereld die vooral in het hoofd zit. De lichamelijke bewegingen worden minimaal, terwijl die nu juist de basis vormen van het gewone leven. Als die vitale basis niet meer tot zijn recht komt, is het begrijpelijk dat het leven wordt verstoord.

Dan kunnen ze tot zelfdoding komen.

Ze komen los van de primaire wereld en komen in een virtuele wereld waar alles mogelijk is.

Zoals die spelletjes: je schiet mensen dood of je gaat zelf dood.

Ja, daarbij kun je zo weer een nieuw leven krijgen. Het is nog meer een droomwereld dan de alledaagse wereld.

Jongeren zoeken openheid,  maar het ontaardt dus vaak in beperkingen zoals meedoen met andere verslaafden aan drank of drugs. Hoe leer je jongeren bij wie het eenmaal fout is gegaan opnieuw hun Zelfstandigheid te ontdekken en bewaren?

Als ze een beetje gevoelig zijn en eens op een andere manier willen kijken, is er wat mogelijk. Maar als ze zich helemaal afsluiten voor aanwijzingen, houden de mogelijkheden op.

Maar als het je kind is dan…

Je zult alles doen wat je kunt, maar je merkt dat er grenzen zijn, vooral als kinderen ouder worden. Als ouders dan teveel doorzetten, zijn kinderen geneigd om de banden te verbreken en dat is nog erger. Het hangt er echt vanaf of zo’n opgroeiende jongere nog aanspreekbaar is.

Dus heel kien zijn en erbij blijven vanaf geboorte tot de puberteit.

Tot ze volwassen zijn.

Tot 21!

Die leeftijd is flexibel. Volwassenheid betekent dat ze enig onderscheidingsvermogen hebben. Dan kunnen ze het ene onderscheiden van het andere en daarin een bewustere keuze maken. In eerdere fasen kan het helemaal mis gaan; ja later ook. Dat heeft te maken met een bepaalde loop van het leven waarbij ze in een fuik terechtkomen, in een situatie met steeds minder mogelijkheden. Ze willen niets anders meer, en je ziet dat het heel anders had moeten lopen in een eerdere fase. Ze hebben dan nog best een onderscheidingsvermogen, maar dan is er nauwelijks meer een mogelijkheid voor manoeuvreren.

Wat vind je van de vele antidepressiva die uitgeschreven wordt voor jongeren?

Dat is een poging om op het niveau van de chemie van de hersenen de depressie aan te pakken. Tot op zekere hoogte wordt die depressie dan minder zwaar. Er zijn vele aspecten van depressie: de hersenen, het gedrag, de ervaring. Je kunt kijken of zo’n stofje in de hersenen kan helpen, maar dat blijkt maar tot op zekere hoogte en tijdelijk te zijn.

Hoe vang je dan een jong depressief kind op?

Een belangrijke factor is dat er wat meer inzicht komt, dat het een beetje bewust wordt van zichzelf. ‘Ik kan daar in die beperking blijven zitten en ik kan ook een beetje ruimer gaan kijken.’ Dat laatste is al iets dat een andere kant uitwijst dan die van de depressie. In de vorm van kleine oefeningetjes of mindfulness-training kan dat verder helpen. De definitieve oplossing is er alleen bij het loslaten van de ik-concentratie.

Zoon Rogier zei: ‘Vrijheid zit ook in beperking. Toen ik alsmaar voor de tv bleef hangen, zei jij steeds weer: “Ga er op uit en zoek een vriend op.” Ik baalde enorm maar moest van jou. Zo heb ik deels wel geleerd met mensen om te gaan en ook om alleen te zijn, om mezelf te vermaken en zelf initiatief te nemen.’

Als een kind maar blijft hangen en hij wordt naar buiten gestuurd, voelt het kind zich beperkt door de opdracht van de ouder. Maar daardoor krijgt hij wel een grotere vrijheid. Die moet je echter niet op hetzelfde niveau zien. Ergens op het niveau van bepaald gedrag komt een beperking en er is het verlangen alles te kunnen doen zonder beperking. Dat verlangen zit op het niveau waar een grote beperking zit, namelijk het niveau van blijven hangen en nergens zin in hebben. Dat is een situatie met een beperkte vitaliteit en inzicht van het kind. Dat het kind op dát niveau wordt aangepakt door te zeggen ’Jij gaat naar buiten’ is goed, omdat de ouder kijk heeft op een grotere vrijheid. Er zijn toch altijd beperkingen. Dus gebruik dan die beperkingen die leiden tot grotere vrijheid. Dan is die beperking waar het kind mee te maken heeft een weg naar vrijheid. Vanuit het hogere niveau is ‘Jij gaat eruit’ dus geen beperking. Het is een normale gang van zaken dat een kind zijn vleugels uitslaat. Als dat niet gebeurt, blijft er de zware beperking.

Ik vond het toen wel moeilijk om te doen, maar intuïtief wist ik dat dat het beste was. Ik zei wel dat ik van hem hield, maar dit moest zo. Eigenlijk weet je als opvoeder zelf al wat het beste is.

Daar komt het steeds op neer. Dat teruggaan naar de je situatie van het eigen weten. Dat is ook de goede sfeer van de liefdevolle openheid. Die liefde én helderheid zijn het belangrijkste in de opvoeding.

Heb jij een concreet voorbeeld uit je eigen opvoeding?

Dat je, al is het achteraf, vaststelt dat de ouders van je houden. Dat is zo’n belangrijk element in het leven. Dat geeft rust aan het kind. Als je het hebt over een goed nest, dan geeft dit de doorslag. Dat een kind ervaart ‘mijn ouders houden van mij.’

Als opvoeder moet je dus allereerst weer jeZelf  worden, voorafgaand aan al die aangeleerde begrippen. Is dat de clou van het hele verhaal?

Ja, die bewustwording en liefdevolle openheid.

Moeten we in deze tijd anders naar kinderen kijken?

Nee, want het gaat om principiële zaken die altijd al speelden en iedereen al weet: Helderheid, Openheid, Liefde. En dat zal altijd zo blijven.



Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • Openingen naar Openheid

    In dit boek zijn ruim 120 korte teksten verzameld die openingen bieden naar die openheid. Deze blijkt uiterst eenvoudig te zijn. De teksten zijn stukjes van leergesprekken, bedoeld als stimuli om de aandacht te richten op openheid, iets daarvan te laten zien en zo de realisatie van openheid een grotere kans te geven. Ze vormen samen de essentie van het onderricht in non-dualiteit.

  • Advaita Vedanta - de vraag naar het zelf-zijn

    De actuele vraag ‘wie we eigenlijk zijn’ was het onderwerp van een symposium aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op 18 september 2000, waarin vooral de oude Upanishaden en de Advaita Vedânta aan het woord kwamen.

  • Verdwijnende scheidingen

    Douwe Tiemersma
     

    Verdwijnende scheidingen

    Proeven van intercultureel filosoferen

    276 pagina’s, paperback

  • Non-dualiteit - de grondeloze openheid

    Non-dualiteit is niet-tweeheid (Sanskriet: a-dvaita), de afwezigheid van scheidingen. Deze openheid vormt de kern van elke spiritualiteit en mystiek. Maar wat is non-dualiteit nu precies? Daarover gaat het nieuwe boek van Douwe Tiemersma. In zijn vorige boeken stond de non-dualiteit ook al centraal, maar nu laat hij stap voor stap zien wat non-dualiteit in de eigen ervaring betekent. Iedereen blijkt die ervaring te kennen en te waarderen.

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod