Donald R. Tuck, Lacune in het bestuderen van Shankara: Duizend leringen (Upadesasahasri)
Asian Philosophy 6, nr. 3, 1996
Shankara (waarschijnlijk 700-750) heeft gedurende zijn korte leven veel geschreven. Het meest bekend zijn zijn commentaren op de drie bronnen van Advaita Vedanta: de Brahma Sutra, de voornaamste Upanishaden en de Bhagavad Gita. Hierin beschrijft hij op consistente wijze dat inzicht het middel bij uitstek is om mensen naar zelfrealisatie te leiden. Naast deze commentaren worden aan Shankara nog vele andere werken toegeschreven. Upadesasahasri, gelardeerd met vele citaten uit andere teksten, wordt door de meeste geleerden als het meest authentieke werk beschouwd. Het werk bestaat uit twee delen. Het grootse gedeelte in dichtvorm is een tekst om leerlingen te begeleiden in hun zoeken naar de hoogste non-duale waarheid. Het andere gedeelte, geschreven in proza, geeft een opsomming van de vereiste kwalificaties van zowel leraren als leerlingen.
Dit artikel onderzoekt de Upadsasahasri vanuit drie perspectieven. Ten eerste wordt non-dualiteit onderzocht vanuit het standpunt der onwetendheid (avidya). Dit pluralistische/dualistische perspectief verduistert voor de zoeker de ultieme waarheid. Ten tweede wordt de introductie bestudeerd van het concept Onontplooide Naam-en-Vorm (avyakrte namarupe). Dit overgangs-idee kan de zoeker steun bieden bij zijn overgang van de staat der onwetendheid naar een staat van rationeel begrijpen. Ten derde verheldert dit artikel wat Shankara bedoelt met ”Kennis van Brahman”. Dit inzicht resulteert in een transformatie van de zoeker, die middels meditatie zich ontwikkelt tot iemand die non-dualiteit ervaart (advaitavada).
Het gezichtspunt der onwetendheid (avidya).
Shankara corrigeert misvattingen in de Samkhya filosofie, karma-yoga, bhakti-yoga en in de Boeddhistische tradities. Volgens Shankara zijn de non-duale leringen het meest oorspronkelijk, maar zijn deze door latere schrijvers, die handelen als de weg naar de waarheid propageerden, verduisterd. Shankara stelt dat het pad van inzicht niet alleen superieur is, maar bovendien ook de enige weg is die naar de waarheid leidt.
Er is enige onduidelijkheid over de vraag of een leerling tot de kaste der Brahmanen moet behoren. De conclusie is dat dit niet noodzakelijk het geval hoeft te zijn.
Shankara introduceert een vorm van meditatie, welke hij parisamkhyana noemt. Deze vorm van meditatie helpt de zoeker om te begrijpen waarom hij deel uitmaakt van de kringloop der wedergeboorten en zet de zoeker op het spoor van hogere kennis als de enige manier om aan de ketenen der onwetendheid te ontsnappen.
Het overgangsconcept Onontplooide Naam-en-Vorm (avyakrte namarupe).
De onwetende persoon, die alles beziet vanuit het perspectief van lichaam, zintuigen en geest, ziet de veelheid van deze wereld aan voor de uiteindelijke waarheid. De non-dualiteit van Atman en Brahman wordt dus versluierd (adhyasa) door Naam-en Vorm (namarupa). Om deze versluiering te illustreren gebruikt Shankara de beeldspraak van smerig schuim dat schoon water kan bedekken.
Om de toestand van onwetrendheid te corrigeren introduceert Shankara een nieuw concept in het systeem van Advaita Vedanta: Onontplooide Naam-en-Vorm. In essentie verschillend van Brahman-Atman, wordt Onomtplooide Naam-en-Vorm door Brahman-Atman geproduceerd als het zaad van de wereld. De daarop volgende grovere evolutie brengt Naam-en-Vorm voort, die vervolgens het menselijke lichaam, geest en zintuigen voortbrengt.
Shankara ziet echter Onontplooide Naam-en-Vorm niet als een onafhankelijke materiële oorzaak van de wereld, op de wijze zoals prakrti in het Samkhya-systeem functioneert. Shankara introduceert dit idee als een middel om de veelheid van de wereld te verklaren, die door de toestend van onwetendheid veroorzaakt wordt. Onontplooide Naam-en-Vorm (smerig schuim) ontwikkelt zich dus als een manifestatie van Brahman-Atman (helder water). Onontplooide Naam-en-Vorm is dus verschillend van, maar toch afhankelijk van het heldere en pure water. Wanneer mensen eenmaal inzien dat het smerige schuim veroorzaakt wordt door handelingen die voortkomen uit onwetendheid, dan biedt ook het voordien nuttige overgangsconcept van Onontplooide Naam-en-Vorm geen bevrediging meer. Men duikt dan onder de oppervlakte der golven en vervolgens wordt de dorst gelest door puur, helder water.
Onderzoek vanuit het gezichtspunt der waarheid (vidya).
Volgens Shankara is de kennis van Brahman-Atman, gezien vanuit een volstrekt non-duaal perspectief, de ultieme waarheid. Het is het einde van de zoektocht en maakt voorgoed een einde aan de onwetendheid en de daarmee samenhangende, dualistische pogingen om op een andere wijze de cyclus van wedergeboorten te doorbreken. Volgens Shankara is deze kennis van Atman-Brahman de correcte conclusie uit de Veda’s. De methode (sadhana) om dit doel te bereiken vereist een intellectueel onderzoek (jnana marga). Dit intellectueel onderzoek is echter geen doel op zichzelf, maar een pad naar een holistische ervaring en religieuze vervulling die resulteert in uitspraken als:
” Ik ben van nature verlicht, ongebonden en onveranderlijk. Er is in de loop der tijden geen wijziging te bespeuren in onze aard. Daarom, geest, zijn al Uw pogingen nutteloos.”
Slotconclusie: naast de commentaren van Shankara verdient diens Upadesasahasri een nadere bestudering.
(J.C.)
Er is geen tweeheid
als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.
Boeken
Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.