Wat is advaita?

Het Sanskrietwoord advaita betekent 'de afwezigheid van tweeheid', 'non- dualiteit' (a-dvaita). Mensen kunnen zich gaan realiseren dat de hoogste werkelijkheid van het eigen zelf-zijn en die van wereld en kosmos identiek zijn.

Daarin zijn zelf, anderen en de wereld aanwezig in een sfeer zonder scheidingen. Om deze onuitsprekelijke sfeer aan te duiden heeft het woord advaita de voorkeur boven het woord eenheid, dat op iets zou kunnen duiden dat aan te wijzen valt en tegenover 'veelheid' staat. Verscheidenheid betekent geen gescheidenheid: ze gaat samen met non-dualiteit.

In de ervaring is dat wat je ervaart niet verschillend van jezelf die ervaart. Ervaring is ook zelfervaring. In de non-dualiteit ervan ben je zuiver zijn-bewust-zijn-geluk dat samenvalt met alles in het Onuitsprekelijke.

Als visie is het non-dualisme een mens- en wereldbeschouwing. Daarin worden de grenzen en scheidingen - tussen mij en de ander, lichaam en geest, de micro- en macrokosmos, subject en object, mens en God - gezien als aangeleerd en betrekkelijk. Deze non-dualistische visie is filosofisch uitgewerkt in de Advaita Vedânta, de Indiase stroming die uitgaat van de Upanishaden van de 8e-6e eeuw v.Chr. Ook in andere tradities, zoals het boeddhisme, het daoïsme, de joodse en christelijke mystiek en het soefisme is de non-dualistische visie aanwezig als hoogste waarheid.

In de praktijk van het dagelijkse leven is het maken van scheidingen de oorzaak van veel problemen, zowel in het individu als in de samenleving. Steeds ontstaan conflicten als het één tegenover het andere wordt gesteld, als de ene mens tegenover de ander komt te staan. Gescheidenheid is de bron van alle conflicten. De oplossing van de problemen ligt dus in de radicale relativering van de scheidingen en de zijnservaring van een groter geheel waarin alles en iedereen is opgenomen. Daarin blijven wel de verschillen, maar deze verbreken de fundamentele eenheid niet.

Is er een weg? De non-dualiteit blijkt altijd al als het meest wezenlijke van alles en iedereen aanwezig te zijn. Iedereen ervaart en kent zichzelf op een directe wijze, zonder middelen. Er is geen afstand tussen jezelf en je eigen essentie. Daarom is er geen weg naar de non-dualiteit. Uitgaande van de dualiteit blijken wel sommige omstandigheden nuttig te zijn om minder vast te gaan zitten in de oude identiteit en structuren en om zo meer open te gaan staan voor de non-dualiteit. De belangrijkste van deze omstandigheden zijn een heldere, open en reflexieve aandacht, een diepe ontspanning en de nabijheid van 'iemand' waarin de non-dualiteit duidelijk wordt ervaren. Voor de eerste twee kunnen een goed georiënteerde yoga en meditatie behulpzaam zijn.


Dat wat deze subtiele essentie is, de wereld heeft Dat als zichzelf. Dat is de Werkelijkheid, dat is het Zelf (Atman). Dat ben jij, Shvetaketu. Chândogya Upanishad VI.8.7

Leraren en Tradities

De non-dualistische visie staat centraal in de traditie van de Advaita Vedânta, de Indiase stroming die teruggaat op de oude Upanishaden (8e-6e eeuw v.Chr.).1 Deze geschriften worden de Vedânta genoemd, omdat ze de laatste delen en in zekere zin de conclusie van de Veda's vormen (Veda-anta). Daarin wordt op vele plaatsen een benadering gegeven van de oergrond van alles (Brahman). Deze is de oorsprong van alles, draagt alles, maakt alles mogelijk, doordringt alles, maar is ook transcendent aan kosmos en wereld. Daarnaast wordt in een reflectie op en bewustwording van het eigen zelf-zijn gezocht naar de hoogste waarheid omtrent het zelf-zijn, naar het meest eigen zelf-zijn (Âtman). De meest opvallende stelling is, dat Âtman het Brahman is. Ze zijn identiek en daarmee zijn alle scheidingen verdwenen. Dit op een levende en scherpe manier inzien betekent de bevrijding van alle beperkende banden, ook die van het handelen en de handelingsresten (karma) en van de wedergeboorte (samsâra).


Wat voor verdriet of welke teleurstelling kan er zijn voor wie weet dat alles in het Ene en het Ene in alles bestaat? Isha Upanishad 1.7 1

Daarin zijn zelf, anderen en de wereld aanwezig in een sfeer zonder scheidingen. Om deze onuitsprekelijke sfeer aan te duiden heeft het woord advaita de voorkeur boven het woord eenheid, dat op iets zou kunnen duiden dat aan te wijzen valt en tegenover 'veelheid' staat. Verscheidenheid betekent geen gescheidenheid: ze gaat samen met non-dualiteit.

In de ervaring is dat wat je ervaart niet verschillend van jezelf die ervaart. Ervaring is ook zelfervaring. In de non-dualiteit ervan ben je zuiver zijn-bewust-zijn-geluk dat samenvalt met alles in het Onuitsprekelijke.

Ramana Maharshi 3, 4 († 1950) en Nisargadatta Maharaj 5 († 1981) zijn twee advaita -leraren die veel westerse leerlingen hebben gehad. Door hen en door andere leraren is de advaita- benadering in het Westen bekend geworden.

Ook in andere tradities heeft het non-dualisme een centrale plaats, zoals het Kashmir shaivisme, het boeddhisme, het daoïsme, de joodse en christelijke mystiek en het soefisme.

Ook in de westerse geschiedenis van het denken is de vraag naar het ene en het vele voortdurend gesteld. Vanaf de vroeg-Griekse natuurfilosofen, werd gezocht naar de oorsprong en de dragende grond van alles. Bekende stellingen in de geschiedenis van het denken verwijzen naar de Natuur, naar God en naar de mens.

De Natuur werd op verschillende wijzen gezien, onder andere als oerelement bij de oude Grieken en als de Scheppende Natuur in de Romantiek, de levensfilosofie (Schopenhauer, Nietzsche, Bergson) en de New Age-beweging. In deze opvatting van de Scheppende Natuur wordt de mens als onderdeel van de Natuur gezien. Door je aan de Natuur over te geven, blijft er eenheid bestaan.

De God van de joodse en christelijke godsdienst is als Schepper gescheiden van het geschapene, waartoe de mens behoort. Alleen in het pantheïsme en in de eenheidsmystiek is de scheiding minder sterk of afwezig.

In de 18e en 19e eeuw kwam de mens als rationeel wezen centraal te staan, in de wijsgerige antropologie en het existentialisme van de 20e eeuw de mens met alle aspecten van zijn leven in de wereld. Daarbij benadrukten filosofen de dubbelzinnigheid van de relatie tussen mens en wereld/kosmos: enerzijds maken wij deel van de wereld uit, anderszijds hebben wij hier weet van en kunnen wij ons er (gedeeltelijk) aan onttrekken. Monistische visies, van materialistische tot idealistische, laten de dubbelzinnigheid los om één van beide polen te benadrukken. De onbepaaldheid werd een centrale notie bij zogenaamde postmodernistische filosofen, die op grond van die onbepaaldheid zich vaak relativistisch en pragmatisch opstellen.

Ondanks de verschillende wijzen van bespreken, blijven de fundamentele vragen over de dragende grond van alles, over de aard van het zelf-zijn en de relatie tussen beide, steeds aanwezig. Ze komen in veel gevallen overeen met die van het Indiase advaitische denken. Daarom zijn vergelijkende beschouwingen mogelijk en wenselijk.


Ten tijde dat gij één waart hebt gij u tot twee gemaakt, maar dan, twee zijnde, wat zult gij doen? ... Als gij van twee één zult maken zult gij Zoon van de mens zijn. Jezus in Het Evangelie van Thomas 6

Noten

  1. In: De elf grote Upanishaden. Tekst en toelichting, D. Tiemersma (red.), Uitg. Advaita Centrum, Leusden 2004, p. 166; Een ander boek met een selectie uit de Upanishadenliteratuur in Nederlandse vertaling en met toelichting is: W. H. van Vledder Het mysterie van het zelf - Upanishaden, Ankh-Hermes, Deventer 2000.
  2. Een paar boeken met teksten van Shankara zijn de volgende. S. Mayeda (ed.) A thousand teachings of Sankara, State University of New York, New York. Swami Nikhilananda (transl.), Âtmabodha, Ramakrishna Math, Madras 1975, G. Thibaut (transl.) The Vedântasûtras with the commentary of Sankarâchârya, Dover, New York 1962.
  3. Ramana Maharshi, Ramana Upanishad, (Philip Renard redactie en vertaling), Servire, Utrecht 1999 - dit boek bevat de verzamelde geschriften van Ramana Maharsi.
  4. Ramana Maharshi, De leringen van Ramana Maharshi, (David Goleman red.) Mirananda, Den Haag 1985 - hierin staan uitspraken van Ramana Maharshi in een thematische ordening.
  5. Nisargadatta Maharaj, I am That. Talks with Sri Nisargadatta Maharaj (Maurice Freedman ed.; Douwe Tiemersma 'Foreword') Chetana, Bombay 1973 etc.; Ned. vert. Ik ben, en Zijn, Altamira-Becht, Bloemendaal 2000 - er zijn meer vertaalde boeken, maar dit is het klassiek geworden boek. Zie ook de Literatuurlijst Sri Nisargadatta Maharaj.
  6. Het evangelie van Thomas, Ankh-Hermes, Deventer 1999, p. 80, 158.

Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • De bron van het zijn

    ‘Wat was mijn toestand, voordat er ervaring was? Wie was er om op deze vraag te antwoorden? … dat Ik dat geen vorm heeft en zichzelf niet kent als ik ben.’

  • Mediteren leren

    Dit boek geeft een handleiding bij het leren mediteren voor beginners en voor de gevorderden die nog eens bij het begin willen beginnen. Het uitgangspunt is de spontane meditatie, die iedereen af en toe heeft. 

  • Advaita Vedanta - de vraag naar het zelf-zijn

    De actuele vraag ‘wie we eigenlijk zijn’ was het onderwerp van een symposium aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op 18 september 2000, waarin vooral de oude Upanishaden en de Advaita Vedânta aan het woord kwamen.

  • Meditatieboekje

    Korte teksten die je meenemen naar openheid

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod