2-17 Als je ver genoeg kijkt in de ruimte, komt die ruimte overweldigend terug

jaargang 2 nr. 17 (12 mei 2001)
Presentaties werkstukken

De vorige keer is het al aangekondigd: de presentatie van drie werkstukken in het kader van het afgelopen advaita-college. Deze is maandag 14 mei, vanaf 13.30 uur, Fac. d. Wijsbegeerte, Oostmaaslaan 950 Rotterdam. Ze gaan over de ethiek (wat is het goede?) in de Advaita Vedanta en bij Aristoteles, over theater (de droom van Brahmâ; met video) en over aspecten van de werkelijkheid en het kennen volgens de Advaita Vedanta. Iedere belangstellende is welkom. Tot op vandaag zijn de studenten nog hard aan het schrijven. Ik heb er  al aardig wat van gezien, maar als ik een versie krijg die geschikt is voor publicatie stuur ik deze op.

Gezamenlijk experiment

In het nummer van InZicht dat een dezer dagen uitkomt staat een verslag van het eerste gezamenlijke experiment en de beschrijving van twee nieuwe experimenten. Velen zullen deze herkennen van de bijeenkomsten: ze betreffen het steeds dichterbij brengen van het aandachtspunt op je vingers naar jezelf in je hoofd. In de bijlage zijn ze te  vinden.
Als het even kan: beschrijf wat je ervaart en stuur dit op.

Zien


Zien
In meditatie
Het derde oog
Jij kwam er binnen
En verdween
Een na een kwam ieder binnen
En verdween
Stuk voor stuk kwam alles binnen
En verdween
En ook ik ging binnen
En verdween
De gehele schepping ging binnen
En verdween
Bleef er niets over?
De liefde?
Was verdwenen met de schepping
Het waarnemen was verdwenen
Niets bleef over
En toch was ik er
Mijn ogen gingen open
En daar was de liefde
De schepping
Zichtbaar

Wouter)

Literatuur

Jetske is als studentassistent druk bezig met het aanvullen van het literatuurbestand van advaita-boeken en -artikelen. Ze is nu begonnen met het inventariseren van nieuwe en oude jaargangen van filosofische tjidschriften. De samenvattingen scant ze. De bedoeling is dit werk te laten uitgroeien tot een literatuurservice voor geïnteresseerden die op de hoogte van de publicaties willen blijven. Als er nieuwe ontwikkelingen zijn, hoort u die. Voorlopig geven we literatuuropgaven met samenvatting of korte aanduiding van de inhoud - zie bijlage.

Douwe Tiemersma

Eerste bijlage

Gezamenlijk onderzoek (2)
Je kijkt overdag voortdurend naar dingen. Dat is doodgewoon. Maar, hoe beschrijf je deze situatie, bijvoorbeeld, ‘Ik zie mijn vinger’? Dat blijkt moeilijker te zijn dan je vanuit de vanzelfsprekendheid van het zien zou verwachten. Hoe beschrijf je ‘ik’, ‘zie’ en ‘vinger’? Dat was de vraag in de vorige aflevering van dit blad. Alleen al een poging doen in de richting van een beschrijving blijkt leerzaam te zijn en maakt je meer bewust van je eigen situatie. Het is ook aardig om te doen, het  is een spel. Een 55 beschrijvingen zijn binnengekomen. Hier volgt een samenvattend en vergelijkend verslag ervan, daarna een nieuw experiment.

Eerste experiment
A. Uit de beschrijvingen blijkt dat een vinger op allerlei wijzen wordt ervaren. Hij wordt beschreven als een ruimtelijke vorm (lange vorm, groefjes, etc.) met kleur, inclusief gradaties van licht-donker en vuil-schoon, op een afstand van de eerste persoon (1). Een flink aantal beschrijvingen vermeldt het gevoel (tinteling, van-mij-gevoel, warmte, energie, gezwollen, kloppen, stralen) in de vinger (2). Sommigen maken zelfs gewag van licht om de vinger: wit, lichtblauw. Ook wordt de aandacht betrokken in de vinger: de vinger is het eindpunt van de aandacht; vinger heeft ook de kwaliteit van gewaarzijn, en hij is zich bewust van zichzelf (3). De ruimte die in de beschrijving wordt genoemd, varieert (4): ‘behorend bij de hand’, ‘vastzittend aan mijn lichaam’, ‘in de ruimte’, ‘scherper zichtbaar dan de achtergrond’ en ‘het centrum van mijn cirkelvormig aandachtsveld’. De tijd speelt soms ook een rol in de beschrijving, als wordt gezegd dat het vuil op de vinger door het gedane werk komt, en dat de vinger in staat is vele mooie dingen te creëren, of te buigen. Opmerkelijk is het verschil in de complexiteit van de beschrijving. De ene pool wordt gevormd door de zeer eenvoudige beschrijving van de vinger als: ‘vinger’ en ‘roze vingerachtige vorm’. Hierbij wordt al een zekere kennis gebruikt, maar bij de andere pool is dit erg sterk: ‘rood door bloed’ en ‘iets opgezet door vocht’. Ook zijn er aanduidingen als ‘huid’, ‘nagel’ en ‘drie kootjes’. Verder wordt gezegd dat de vingervorm leeg is, en dat de vinger-betekenis verloren gaat (5). Ten slotte is er de vermelding van de invloed van de aandacht op de eigenschappen van de vinger (6); de vinger wordt door de aandacht onder andere warmer, donkerder rood, meer in de eigen sfeer opgenomen, transparant, leeg, ijl.

B. Ook is er een grote variatie in de beschrijving van ‘jezelf’ of ‘ik’, die de vinger ziet.
Een eerste vorm is de fysieke persoon: ‘ik ben een vrouw die op haar knieën een experiment zit te doen’, ‘mijn ogen zien’ (1). Maar ook is er het lichaam dat wordt gevoeld: ‘een warm lichaam’, met adem en spanning, dat niet alleen waarneemt, maar ook verbonden is met het geziene (2).

Dan is er de aanduiding van ‘ik’ als kijkende aanwezigheid, een ervaring van zien, een bewustzijn van, een denken over, een gerichtheid op, een concentratie op (3). Daarbij wordt soms gezegd dat de plaats ervan het lichaam is, of meer speciaal de plaats achter de ogen. Ook zijn er vermeldingen van een verder nadenken over de opdracht, over het zomaar de tijd voor het kijken nemen, enzovoort (4). Een andere groep van beschrijvingen verwijst naar de bron van de aandacht: het centrale punt, het licht op de achtergrond, of ongrond, van waaruit de aandacht voortkomt (5). Deze is zelf niet te zien, zichzelf meestal niet bewust. Ook wordt het ‘ik’ als een ijle bol geschilderd, waarin de vinger is opgenomen, als een open ruimte die onbegrensd en enkelvoudig is, en zelfs als een vraagteken, leegte en afwezigheid.

C. Dat met het geziene en het ‘ik’ van het zien, ook het zien zelf, of de aandacht van het zien, varieert, is te verwachten. Het zien is een fysische gebeurtenis; er valt licht van mijn vinger op mijn netvlies; het kijken hoort bij mijn lichaam (1). Het aandachtige kijken is energetisch van aard; het is gerichte energie, een stroom van energie. Aandacht is een tastende tentakel. Ze brengt het ik naar de vinger (2) Verder kan ze een kijken zijn, maar ook een denken, dat in het hoofd zit (3). Daarmee vormt ze de relatie tussen mijzelf en de vinger. Vanuit het ‘ik’ (zie B) is ze een gerichtheid, een rechte lijn vanuit het hoofd naar de vinger. Daarbij kunnen er allerlei variaties voorkomen met betrekking tot ruimte, tijd, intensiteit, enzovoort (4). De aandacht fluctueert in intensiteit: ze kan (a) verflauwen, wazig worden, wegebben, maar ook sterk, scherp, intens en helder zijn. Ze kan (b) meer geconcentreerd, eenpuntig of gefocussed zijn, maar ook meer ontspannen, open en omvattend zijn (bijvoorbeeld, ‘ik zie ook mijn hand en mijn verdere lichaam’); ze kan (c) onrustig zijn, van het ene naar het andere gaan en ze kan rustiger, stabieler zijn; ze kan (d) oppervlakkig zijn, maar ook diepergaand, aandachtiger; ze kan (e) gericht zijn op het fysieke, maar ook op het gevoel in de vinger, etc. (zie A1 en 2). Ook hier willen sommigen geen begrippen gebruiken: ‘de aandacht is er gewoon’, ‘eigenschappen van het zien zijn er niet, of het wordt een denkproces’. Een aantal beschrijvingen noemen aandacht licht, of een lichtbundel, waardoor de vinger zichtbaar wordt (5). De aandacht is bewuste ruimte.

De algemene conclusie kan zijn dat de alledaagse situatie ‘ik zie iets’ een ontzettend grote variatie kent. Het ik (onderwerp, subject), het zien (werkwoord) en het voorwerp (lijdend voorwerp, object) kunnen allerlei vormen en kwaliteiten krijgen. Soms zijn ze fysisch (1), soms gevoelsmatig-energetisch (2), soms mentaal (3) van aard. Ze hebben een groot aantal mogelijkheden in ruimte en tijd, en in andere aspecten (4). Ook zijn ze soms zo open, dat ze niet of nauwelijks meer te beschrijven zijn (5). Blijkbaar is onze ervaren werkelijkheid niet eenduidig, maar erg pluriform. Daarbij heeft de één een ander zwaartepunt of voorkeurswerkelijkheid dan de ander. In termen van de bovengenoemde en gecijferde categorieën: de één leeft meer in een fysische wereld, de ander vooral in een gevoelsmatig-energetische of mentale wereld, nog anderen ervaren een grote werkelijkheid waarin zijzelf en alles is opgenomen. Vaak treden verschillende verschijningswijzen tegelijkertijd op en is de werkelijkheid dubbel- of veelzinnig.

Velen wijzen op de koppeling van de typen van ik, zien en vinger. Ze veranderen gezamenlijk (zie ook A6). Bijvoorbeeld, ‘door een grotere concentratie op de vinger verdwijnt de omgeving en zelfs de betekenis’; ‘door de aandacht wordt mijn vinger levendiger, er komt meer gevoel in’; door de aandacht lijken ik en de vinger één te worden’; ‘ik ben in de aandacht de vinger’ en ‘eerst ben ik alleen als gerichtheid op mijn vinger aanwezig en even later als een ruimer bewustzijn waarin de hele situatie verschijnt’.
Het nut van het bovenstaande is een mogelijke verdieping van het inzicht in je eigen situatie, onder andere in de grote variatie in de wijze van je waarnemen, van de aard van de werkelijkheid die je ervaart en van jezelf als waarnemer. Je leert de variaties duidelijker zien. Het is de moeite waard nog eens precies alle bovenbeschreven mogelijkheden in je eigen ervaring na te gaan. Doe het maar eens. Het is wonderbaarlijk dat ze allemaal zijn terug te vinden. Dan is het nuttig ook op te letten of je een hiërarchie ervaart in de situaties op het punt van zelf-zijn. Waarin ben je het meeste je zelf?

Tweede experiment
Over het tweede experiment, waarin de aandacht wordt gevarieerd, als vervolg op het eerste, moeten we kort zijn. Het variëren van de aandacht kwam in het eerste experiment al sterk naar voren, vooral in C4. De beschrijvingen van het tweede experiment voegen nog een aantal dimensies van variatie toe. Opvallend zijn de vele mooie ervaringen van het rustiger worden, het ruimer worden, het liefdevoller worden, van het wegvallen van een apart ik, van het alleen maar gewaarzijn, van het wegvallen van de afstand en van een éénworden met de vinger. Het was ook erg aardig om opmerkingen te lezen als: ‘zo heb ik nog nooit naar mijn vinger gekeken’, en ‘… maar het wordt wel verwarrend’. Nu, hoe meer verwondering en hoe meer verwarring van de standaardsituatie, des te beter. Vanuit verwondering en verwarring ontstaat oog voor de veelheid, de dubbelzinnigheid, de onuitsprekelijkheid en de non-dualiteit.

Het verslag moet hier stoppen. Het kon niet anders dan kort en kwalitatief zijn. Het doel was, nogmaals, de bewustwording van de eigen situatie te bevorderen. Het is verleidelijk en nuttig een verdergaand onderzoek te doen naar de relatie tussen de aard van aandacht, de eerste persoon en wat wordt ervaren. Daarom een nieuw experiment in twee vormen, dat ik ook wel bij de Avaita-gesprekken en andere gelegenheden laat doen.

Derde experiment
Je kijkt naar de top van je wijsvinger en ziet de vormen en kleuren van de oppervlakte. Je aandacht, die uit jezelf voortkomt, heeft een bepaald concentratiepunt op je hand. Stel vast dat er een afstand is tussen jezelf als beginpunt van de aandacht en het aandachtspunt op je vingertop. Breng dan je hand langzamerhand dichter bij je ogen, terwijl je naar je vinger blijft kijken. Oorsprong en focus van de aandacht komen zo dichter bij elkaar. Natuurlijk ga je dan steeds scheler kijken, totdat je vinger de huid raakt tussen je ogen. Je kunt je ogen sluiten en je hand terug laten gaan, maar ook dan kun je doorgaan met het dichterbij brengen van het ‘aandachtspunt op je vinger’. Het aandachtspunt kan naar binnen gaan in je hoofd. Ga dan zelf als waarnemer als het ware wat naar achteren en blijf kijken naar het ‘aandachtspunt op je vinger’. Hoe beschrijf je (je ervaring van) a) jezelf als waarnemer, b) je vinger, en c) het waarnemen?

Vierde experiment
Doe hetzelfde als in experiment drie, maar nu met de volgende variatie. Terwijl het aandachtspunt dichterbij je ogen en in je hoofd komt, blijf je nu als waarnemer op de plaats in je hoofd achter je ogen staan. Je neemt geen afstand, waardoor de oorsprong van de aandacht en het aandachtspunt steeds dichterbij elkaar komen en misschien met elkaar versmelten. Ook nu is er de vraag naar de beschrijving van wat er gebeurt met a), b) en c).


Het zou mooi zijn als er weer veel beschrijvingen binnen zouden komen, per post naar Redactie InZicht, Bloemendaalseweg 75, 2803 AW Gouda.


Douwe Tiemersma

Tweede bijlage

John Schroeder, 'N?g?rjuna and the Doctrine of "Skillful Means’, Philosophy East and West 50 (oktober 2000), 559-583


Korte aanduiding:
The role of "skillful means" is examined in relation to the important Mah?y?na philosopher N?g?rjuna, and it is argued that the doctrine of "emptiness" is best understood as a critical reflection on the nature of Buddhist praxis. Whereas traditional Western scholarship sees N?g?rjuna as struggling with certain metaphysical problems, a "skillful means" reading situates his philosophy within a debate about the nature and efficacy of Buddhist practice. Thus, a "skillful means" reading of N?g?rjuna does not ask what it means for causality, the self, or consciousness to be "empty" in a very general sense, but how "emptiness" relates to the soteriological practices of Buddhism and what it means for these practices to be "empty" of inherent nature. It is argued that this situates N?g?rjuna's philosophy within a highly critical, self-reflective movement in the Buddhist tradition.

Kevin Schilbrack, 'Metaphysics in D?gen', Philosophy East and West 50 (januari 2000), blz 34-55


Korte aanduiding:
It is argued here that metaphysics is an overlooked but fruitful category for cross-cultural philosophy, and this hypothesis is demonstrated with the writings of D?gen Kigen. A definition of metaphysics is introduced that, although drawn from the Western philosophical tradition, should be useful for the study of philosophy elsewhere, and its application to D?gen is defended against popular interpretations that D?gen's Zen is phenomenological rather than metaphysical.
Peter D. Hershock 'Dramatic Intervention: Human Rights from a Buddhist Perspective', Philosophy East and West 50 (januari 2000), 9-33


korte aanduiding
In light of such basic Buddhist teachings as karma and interdependence, the conceptions of "rights" and "human being" presupposed by the dominant currents in contemporary human rights discourse are critically evaluated here. The negative recursiveness of such a discourse and its promotion of minimum standards for secure coexistence is examined, and a Buddhist perspective on human rights forwarded in which realizing our dramatic interdependence and social virtuosity are held paramount.


Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • Naar de Openheid

    De teksten in dit boek zijn geschreven op basis van gesprekken gehouden te Gouda, aangevuld met enkele gedichten en korte teksten met illustratie. 
    Als uitgangspunt dienen steeds bekende gegevens en situaties, waarin verwijzingen zitten naar dat wat niet te beschrijven is, maar dat hier Openheid wordt genoemd.

  • Management en non-dualiteit

    In bedrijven en organisaties is meer aandacht gekomen voor de oriëntatie op samenhang, eenheid, heelheid, ongescheidenheid, kortom: non-dualiteit. Wat betekent deze ‘niet-tweeheid’ en op welke wijze kan zij in het eigen werk en in de organisatie doorwerken? Deze vragen staan in dit boek centraal.

  • Advaita Vedanta - de vraag naar het zelf-zijn

    De actuele vraag ‘wie we eigenlijk zijn’ was het onderwerp van een symposium aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op 18 september 2000, waarin vooral de oude Upanishaden en de Advaita Vedânta aan het woord kwamen.

  • Satsang

    Dit boek is een bloemlezing van satsangs gehouden door Douwe Tiemersma. Bijeenkomsten waarin hij als advaitaleraar de kern van het advaita inzicht doorgeeft.

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod