N. Jayashanmukham, Twee soorten zoekers in de Bhagavad Gita
Journal of Indian Council of Philosophical Research, May- August 2000, 123-130.
In de eerste vijf verzen van hoofdstuk 12 van de Gita geeft Krishna zijn mening over de relatieve verdiensten van twee paden, die beide bekend zijn onder aanhangers van de Vedanta:
1) Het pad waarbij het ongemanifesteerde Onvergankelijke, Avyaktam aksaram, als de uiteindelijke realiteit wordt gezien.
2) Het pad waarbij Isvara, de ultieme Heerser der wereld, als het hoogste wordt beschouwd.
De zoekers naar Avyakta krijgen van Krishna de kwalificatie yukta, dat wil zeggen dat ze één geworden of geheeld zijn. De zoekers naar Isvara verdienen volgens Krishna de titel yuktamata, de overtreffende trap van yukta. Waarom is dit het geval?
Isvara staat voor Brahman in zijn totaliteit, dat wil zeggen voor het ultieme Onvergankelijke, inclusief het ongemanifesteerde Onvergankelijke en de gemanifesteerde Natuur als twee onafscheidelijke aspecten er van. Avyakta staat voor Brahman dat louter met het aspect van het ongemanifesteerde Onvergankelijke wordt geïdentificeerd. Een yukta is iemand die één geworden is met Avyakta en wiens vereniging derhalve exclusief en imperfect is. Een yuktatama is iemand die verenigd is met Isvara en dit is een alles insluitende en derhalve perfecte éénwording.
Aan deze exclusiviteit is het te wijten dat de zoekers van Avyakta meestal blijven steken en niet verder gaan dan wat ze in eerste instantie hebben bereikt. Derhalve zien zij het ongemanifesteerde Brahman enkel in termen als: het ongedefinieerde, het onvergankelijke, het ondenkbare en het onbeweeglijke. Als ze deze koppige houding echter loslaten en inzien dat het ongemanifesteerde Onvergankelijke geen uitsluitingsrelatie ten aanzien van de Natuur kent, maar juist de bron en fundering der Natuur is, dan zien ze ook in dat de gemanifesteerde Natuur in alle zijnden de wil van het ultieme Onvergankelijke, oftewel Isvara, ten uitvoer brengt.
Het pad van de Avyakta is moeilijk en problematisch, in tegenstelling tot het pad dat naar Isvara leidt. De Avyakta ontmoet veel obstakels bij de realisatie van het ongemanifesteerde Onvergankelijke en nog grotere moeilijkheden bij het overwinnen van de beperkingen van deze realisatie. In het eerste gedeelte van de tocht gaat men van het manifeste naar de tegengestelde zijde waar het ongemanifesteerde verblijft. In het tweede gedeelte moet men zichzelf bevrijden van de beperking van de exclusieve realisatie van het ongemanifesteerde. Op het andere pad bestaan deze moeilijkheden niet. De zoeker naar Isvara behoeft de orde der gemanifesteerde zijnden niet te verlaten en evenmin is zijn realisatie van het ongemanifesteerde exclusief van aard.
In een uiteindelijke analyse resulteren de problemen op het pad van het exclusieve ongemanifesteerde Onvergankelijke uit het feit dat de zoeker enkel en alleen vertrouwt op zijn persoonlijke inspanningen en persoonlijke kracht. Op het andere pad stelt de zoeker zijn volledige vertrouwen in de onpersoonlijke Natuur, die hem op een gemakkelijke wijze naar het ultieme Onvergankelijke voert. Dit is ook de reden waarom de Gita de zoekers naar Isvara kwalificeert als zijnde begiftigd met een opperste vorm van geloof en vertrouwen.
Het is wel mogelijk dat een Avyakta zijn exclusieve realisatie achter zich laat en uiteindelijk ook tot eenwording met Isvara komt, maar ook in dat geval krijgt hij niet de kwalificatie yuktatama, die blijft voorbehouden aan eenieder die geen omweg heeft gemaakt. De reden dat de voormalige Avyakta deze titel niet krijgt is het feit dat hij niet aan de vereisten van een yuktatama voldoet. Vanuit het perspectief van de Gita excelleert een yuktatama niet alleen op het punt van de eenwording, maar ook met betrekking tot de middelen waarmee die eenwording is bereikt. De zoeker naar Isvara krijgt de kwalificatie yuktatama omdat hij aan beide eisen voldoet. Maar de Avyakta, ook al bereikt hij de uiteindelijke eenwording, voldoet niet wat de middelen betreft. In tegenstelling tot het directe en gemakkelijke pad van de zoeker naar Isvara is het pad van de Avyakta vol omwegen en zeer, zeer moeilijk.
In de afsluitende paragraaf wordt duidelijk gemaakt dat men met de Avyakta vooral de toenmalige asceet op het oog had. Deze asceten beschouwden het ongemanifesteerde Onvergankelijke als het meest begerenswaardige object. Als belichaamde zielen bevonden zij zich in de gemanifesteerde wereld, maar zij verkondigden dat het ongemanifesteerde bereikt kon worden door verloochening van alles wat in de gemanifesteerde wereld aangetroffen werd. Arjuna’s vraag betreffende de relatieve verdiensten van deze twee paden laat zien dat hij beïnvloed is door de destijds overheersende mening dat ascetisme het ultieme pad van Vedanta vormt. Door de inferieure positie van de Avyakta aan te geven ten opzichte van de zoeker naar Isvara, wil de Gita ons duidelijk maken dat de steun aan de asceten en hun leer van verloochening niet onomstreden is. Ascetisme is derhalve niet de uiteindelijke leer van de Gita of de Vedanta.
(J.C.)
Er is geen tweeheid
als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.
Boeken
Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.