Pema Chödrön, Tonglen. Het pad van transformatie


Altamira-Becht, Haarlem 2001


Pema Chödrön, leerling van Chögyam Trungpa, is hoofd van een Tibetaans klooster in Canada. Het Tibetaans boeddhisme sluit aan bij het Mahayana boeddhisme, waarin naast het inzicht het mededogen een belangrijke plaats heeft. Voor de ontwikkeling van liefdevolle goedheid (maitri) en mededogen is er de beoefening van Tonglen. Het centrum van deze beoefening is de opname van pijn en leed van anderen in jezelf bij de inademing en het zenden van verlichting van het leed aan anderen bij de uitademing. Daarbij zijn er allerlei vooroefeningen en variaties. De opname van pijn en leed betekent een open staan voor het lijden van anderen, een acceptatie, een je verplaatsen in de ander. De uitzending van verlichting is het goede wensen aan anderen. De grondslag is de inherente goedheid van het hart, de natuurlijke neiging anderen lief te hebben en hen het beste toe te wensen. Bij de ontwikkeling van deze goedheid verdwijnen egocentriciteit en scheidingen. De oefeningen zijn duidelijk beschreven vanuit een merkbaar eigen ervaring.

De Advaita Vedânta wordt wel het verwijt gemaakt dat zij eenzijdig is gericht op het bewustzijn en het mededogen verwaarloost. Toch is het element van liefde sterk aanwezig bij het laten wegvallen van grenzen en het herkennen van het eigen zelf in de ander. Het gaat inderdaad om een volledig open-zijn zonder afweer en grenzen. De wijze van beoefening is verschillend van die van de Tonglen. Daarin gaat het inderdaad om een beoefening: “Waar het per slot van rekening om gaat, is hoe je je leven leidt – met maitri en mededogen ...” (pag. 12). In de advaita gaat het niet om een persoonlijke beoefening, maar om een herkenning van open goedheid of goede openheid en deze haar werk laten doen. Zo ook naar anderen. De ruimte van het goede zelf-zijn, mag zich uitbreiden naar anderen, die door die ruimte hun kramp gaan verliezen. Dat gaat helemaal vanzelf. Het als persoon gaan opnemen (inademen) van het leed van anderen heeft het grote praktische gevaar dat de persoon dit lijden niet aankan en er zelf onderdoor gaat. Een persoon heeft plekken waar het lijden in hen of haar vast gaat zitten. Geen mens kan het leed van de wereld op zich nemen. Het principiële gevaar is groot dat de persoon denkt door het lijden van anderen op zich te nemen, hij of zij bijdraagt aan de verlichting van leed bij de ander, wat het ego versterkt.
De Tonglen heeft dus een uitgangspunt en oriëntatie in zich die belangrijk is voor elk spiritueel pad. Daarvan is in de advaita-sfeer te leren. Het is geraden de beoefening aan te passen in de zin van een herkenning van de oorspronkelijke ruime sfeer van goedheid, die vanzelf ruimte geeft en leed wegneemt bij anderen die niet verschillend blijken te zijn van jezelf.

[DT]



Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • De ander en ik

    Dit boek bevat de lezingen en enkele andere teksten van het 2e Advaita Symposium over de relatie van 'de ander en ik'. De vragen kwamen aan de orde: Wat is de aard van de ander; in hoeverre of in welke zin verschilt de ander van mij en in hoeverre vormen wij een eenheid? De bespreking van deze vragen kon een verheldering geven van problematieken als ‘de aard van het zelf’, ‘de mogelijkheid van communicatie’ (in hoeverre kunnen wij elkaar begrijpen?), ‘de grondslagen van ons morele gedrag’ en ‘de ander als leraar’.

  • Psychotherapie en non-dualiteit

    De psychotherapie en oosterse bevrijdingstradities zoals advaita vedânta en boeddhisme hebben in de laatste jaren een steeds grotere belangstelling voor elkaar gekregen. Ze hebben elk specifieke noties en werkwijzen, maar overlappen elkaar voldoende om een vergelijking mogelijk te maken.
    In dit boek worden diverse westerse psychotherapeutische stromingen en twee bevrijdingswegen die van oorsprong respectievelijk hindoeïstisch (Advaita Vedânta) en boeddhistisch zijn, met elkaar geconfronteerd.

  • De elf grote Upanishaden


    De Upanishaden vormen de grondslag van een groot gedeelte van de Indiase filosofie. Ze worden ‘Vedânta’ genoemd, dat is het einde en de culminatie van de Veda’s. De wijsheid die in de teksten naar voren komt is nog steeds een onschatbare bron, zowel in India als daarbuiten. Centraal staat daarin de visie en zijnservaring dat de kern van zelf-zijn identiek is aan de grondslag van wereld en universum.
    In dit boek is een groot gedeelte van de belangrijkste Upanishaden (8e-6e eeuw v.Chr.) opgenomen.

  • Satsang

    Dit boek is een bloemlezing van satsangs gehouden door Douwe Tiemersma. Bijeenkomsten waarin hij als advaitaleraar de kern van het advaita inzicht doorgeeft.

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod