Willem Kloos (1859-1938)
Kloos was een van de belangrijkste vernieuwers van de poëzie in de jaren tachtig van 19e eeuw. Hij richtte met anderen het tijdschrift De Nieuwe Gids op. In zijn gedichten beschrijft hij op directe wijze zijn gevoelens. De thematiek van de twee onderstaande gedichten, elk met een erg bekende beginregel, zal de lezer die enigszins met de advaita-benadering is meegegaan, gemakkelijk herkennen.
Uit: Geliefde gedichten, De Arbeiderspers, Amsterdam 1972, p. 119-120
*
Sonnet
Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten,
En zit in 't binnenst van mijn ziel ten troon
Over mij-zelf en 't al, naar rijks-geboôn
Van eigen strijd en zege, uit eigen krachten, -
En als een heir van donker-wilde machten
Joelt aan mij op, en valt terug, gevloôn
Voor 't heffen van mijn hand en heldre kroon:
Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten.
En toch, zo eind'loos smacht ik soms om rond
Uw overdierbre leên den arm te slaan,
En, luid uitsnikkende, met al mijn gloed
En trots en kalme glorie, te vergaan
Op uwe lippen in een wilden vloed
Van kussen, waar 'k niet langer woorden vond.
*
Van de Zee
De Zee, de Zee klotst voort in eindeloze deining,
De Zee, waarin mijn Ziel zich-zelf weerspiegeld ziet;
De Zee is als mijn Ziel, in wezen en verschijning,
Zij is een levend Schoon en kent zich-zelve niet.
Zij wist zich-zelven af in eeuwige verreining,
En wendt zich altijd om, en keert weer waar zij vliedt,
Zij drukt zich-zelven uit in duizenderlei lijning
En zingt een eeuwig-blij en eeuwig-klagend lied.
O Zee, was Ik als Gij in al uw onbewustheid,
Dan zou ik eerst gehéél - en groot-gelukkig zijn;
Dan had ik eerst geen lust naar menslijke belustheid
Op menselijke vreugd en menselijke pijn;
Dan was mijn Ziel een Zee, en hare zelf-gerustheid
Zou, wijl Zij groter is dan Gij, nóg groter zijn.
Er is geen tweeheid
als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.
Boeken
Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.