2-29 Laat de weerstand tegenover anderen maar smelten en accepteer maar dat het Zelf van de ander en

jaargang 2 nr. 29 (14 oktober 2001)
Nieuws

2e Advaita Symposium De ander en ik - Eenheid en scheiding
Ja, dat was weer dat. Een dag lang praten met meer dan 100 mensen. Een mevrouw in de zaal vroeg, of er even een stilte gehouden kon worden. Ze had gelijk met het willen doorbreken van de stroom woorden, maar dat had ook de voorzitter, die zei dat daar andere gelegenheden voor waren. Van de onderlinge discussie blijft mij vooral de onmogelijkheid bij om mensen die niet bereid zijn mee te gaan met de suggesties om anders/verder te gaan kijken, iets van de oorspronkelijke eenheid te laten zien. Natuurlijk heeft de dag zin gehad, alleen al omdat verschillende standpunten uit de verf kwamen en het denken/inzicht bij velen wat verder is ontwikkeld. De reacties die ik kreeg waren alle erg positief. Of het haalbaar is weer een boek met teksten van het symposium uit te geven, moeten we nog zien. Financieel lijkt het niet helemaal te lukken.

Weekend Hoorneboeg
Dit stukje laat ik nog maar even staan, want het weekend op de Hoorneboeg 3-4 november is de volgende happening. Het is nog mogelijk in te schrijven, en wel bij Lies Terlouw, tel. 0182-374585, of l.terlouw@hccnet.nl . Bij haar is ook verdere informatie te krijgen Thema is 'Opgaan in het Al en leven in de wereld'. Daarbij komt o.a. het verlangen, de gerichtheid, acceptatie, overgave en het Ene/vele aan de orde.

Pranayama
In de Kalender van Advaita Post 28 is Pranayama 2-2 op een verkeerde datum terecht gekomen. Deze datum moet zijn 27 oktober, zoals in het programmaboekje staat.

De non-duale zijnservaring van de ander-ik

[Een stukje uit de lezing die ik op het 2e Advaita Symposium hield]


We hebben gesproken over de non-dualiteit voor zover deze in de eigen ervaring kan optreden. Maar, wat is dat voor type van ervaring? De gewone ervaring is er in de vorm: ‘ik ervaar iets anders’, met een subject, een activiteit en een object. In een uitspraak is er een onderwerp, gezegde en lijdend voorwerp. Als ik iets tot iemand zeg, is de ander geen lijdend voorwerp meer, maar een meewerkend voorwerp. De nabijheid wordt dan groter. Opvallend is dat jij tot wie ik spreek in de grammaticale constructie nog voorwerp blijft. In de ik-jij relatie verdwijnt echter het voorwerp-karakter en wordt de onderlinge afstand verkleind tot een wij-situatie. Als het subject en object gaan samenvallen, gaat de relatie over in een identiteit en is er geen ervaringsrelatie meer; er is geen ik dat ervaart en geen ander die wordt ervaren. In elke mystiek is de mystieke vervulling onuitsprekelijk. Velen zullen geneigd zijn te zeggen: als het al bestaat, is het een uitzonderlijk gebeuren. Natuurlijk is de bewuste ervaring iets heel bijzonders. Het is het steeds verder naderbij komen van jij en ik, totdat er een totaal opgaan is in elkaar. Mijn punt is, dat het niet zo’n uitzonderlijk gebeuren is, dat we er zelfs altijd al mee leven, en dat dit herkend kan worden. Eerst geef ik een paar voorbeelden, waarin de eenheid duidelijk wordt ervaren.

In liefde kan de ander steeds meer naderbij komen, totdat er een samensmelting in Liefde is. Teruggaand naar de oorsprong van het eigen leven, is er een herkenning van de gevoelsmatige eenheid met het moederlijke universum. Na het overlijden van een dierbaar iemand blijkt de innerlijke eenheid met die ander groter dan ooit tevoren. Kijkend naar mensen die in een straat lopen, kan er niet alleen een gevoel van verbondenheid, maar ook een existentiële herkenning van eenheid met hen ontstaan. Ik heb deze herkenning in de gesprekssituatie al genoemd. Over minder duidelijke aspecten van eenheid met anderen die er altijd al bestaat, kom ik straks nog te spreken. Hier is het voldoende vast te stellen, dat er zoiets als een eenheidservaring bestaat.

De ‘ervaring’ van de eenheid is er, maar het is wel een bijzonder type ervaring. Ze is van een andere soort dan het normale ervaren. Hoewel het moeilijk is deze ervaring onder woorden te brengen, zal ik toch iets in die richting proberen. Ik noem er de vier belangrijkste kenmerken van.

Het is een intern weten, want bij het samenvallen van de ander en ik is er geen externe pool meer over. Intern is er de vaststelling dat er geen gescheidenheid is. Ten tweede is het een directe vaststelling. Juist doordat de polen van de kenrelatie samenvallen is er geen bemiddeling meer van het kennen door zintuigelijke vormen, beelden, woorden, begrippen. Intern wordt on-middel-lijk vastgesteld: zo zit het, er is geen scheiding. Dat houdt in, ten derde, dat het een kennen zonder vormen is. De vormen zijn verdwenen, het kennen heeft geen inhoud in positieve zin. De sfeer is leeg, hoewel ze onuitputtelijk is in het ontstaan van mogelijke vormen. Ten vierde betekent het interne, directe, vormloze vaststellen dat het niet losstaat van de eerste persoon. Maar, wat voor een eerste persoon is dat dan? Van een ik kan niet meer worden gesproken, als we het ik definiëren in termen van vormen en processen. Daarom wordt die eerste persoon traditioneel in de Vedânta het Zelf genoemd, met een hoofdletter. Uiteindelijk is deze zonder vorm en heeft geen eigenschappen. Het is een samengaan met het andere en de ander zonder vormen. De laatste dingen die gezegd kunnen worden zijn, dat het een sfeer is die niet verschillend is van mijzelf en dat die sfeer de kwaliteiten heeft van zuiver zijn, bewustzijn en gelukzaligzijn (sadcidânada). Zo is er de ervaring die intern, direct, vormloos is in de sfeer van het Zelf-zijn. Het is een, wat ik noem, een zijnservaring, een eigen vormloze zijnservaring, waarin ervaring en zijn, kennen en zijn, samengaan.

Op het vorige symposium is gesproken over de centrale stelling in de oude Upanishaden: jijzelf bent Dat wat ten grondslag ligt aan alles, maar zelf niet benoemd kan worden (Âtman is Brahman). Het Brahman doordringt alles en is voor de zintuigen niet zichtbaar. Het is als het zout in het water, als het leven in de boom (Chând. Up.). Shankara onderscheidt twee vormen van Brahman: met en zonder eigenschappen. Met eigenschappen is Brahman een goddelijke kwaliteit of een scheppende god. Zonder eigenschappen is Brahman het Ene, het absolute. Met dit onderscheid wil hij religie een plaats geven in zijn Advaita Vedânta. De hoogste werkelijkheid is het non-duale Brahman, en dat Brahman is Âtman, Dat ben jij. Hij beroept zich onder andere op de oude Upanishaden, waarin Brahman en Âtman op allerlei plaatsen een verwisselbare betekenis hebben.

In de Isha Upanishad staat het vers dat ik al citeerde (6).

Wie al wat hier op aarde leeft en beweegt en is,
ziet als in het eigen Zelf,
en dat Zelf weer als levend in al wat is,
die kent geen haat of afkeer meer.


Vers 7 gaat als volgt:
Voor hem die alle wezens ziet
doordrongen van dat hoogste Zelf,
komt er een einde aan verdriet en zorg,
nu hij alles in Eenheid verbonden weet.


Die hoogste werkelijkheid van Zelf-zijn wordt dus ook in de ander gezien en dat Zelf is niet verschillend van het eigen Zelf.

In het alledaagse leven, waarin het kennen zintuigelijk en conceptioneel is, zijn er verschillen. In de zintuiglijk ervaren wereld worden andere personen waargenomen. Vanuit de non-dualiteit is dat ook duidelijk, maar wordt deze waarheid echter gezien als conventioneel en daardoor betrekkelijk. Soms blijven de verschillende sferen los van elkaar staan en dat kan verwarrend zijn. Ook kan er een integratie zijn van het Ene en het vele, van de eenheid en de verschillen van ik en de ander. Als er bij meditatie een non-duale sfeer ontstaat, hoeft deze sfeer niet te verdwijnen wanneer de wereld, het ik en de ander, terugkeren. Er zijn veel oefeningen om deze sfeer te bewaren of deze opnieuw aanwezig te laten zijn bij de gewone activiteiten in de wereld. De loop-meditatie is hier een voorbeeld van. Beide sferen kunnen tegelijkertijd aanwezig zijn, zonder een conflict of zelfs een tegenstelling te vormen. Dit kan worden gezien als de hoogste vorm van a-dvaita. Het Vormloze is niet verschillend van de vormen; nirvâna is samsâra. De eenheid met de ander wordt niet verstoord door het verschijnen van de ander en ik met de onderlinge verschillen. Dat is de eenheid, die geen positieve, afgeronde eenheid is, maar een onuitsprekelijke niet-tweeheid voorbij eenheid en verschil.

Domino op Schiermonnikoog

[Dit stukje kreeg ik nog van Mathilde]

Er zijn véél verhalen daar op Schier, die hun verhaal vertellen.
In ééntje daarvan, zie je jezelf alleen, het spel domino spelen. Leuk! Er kan aan twee kanten aangelegd worden, maar wel 2 bij de 2 en 6 bij de 6 enzovoorts, en de blanco mag overal.
Soms moet je een beurt overslaan, dan is het juiste steentje er niet bij, daarna kan je wel weer verder. Het spel eindigt, als alle stenen gelegd zijn.
Op een gegeven moment krijg je genoeg van het spel, maar er zijn nog dominostenen over, en het spel moet wel uitgespeeld worden. Je wordt moe. Niet leuk!
Opeens merk je, dat er iemand is die er stiekem steeds nieuwe stenen bijlegt, iedere keer weer.
Als ik dat goed in de gaten krijg, bedenk ik, dat ik kan besluiten om gewoon met het spel te stoppen of die iemand die er zo stiekem extra stenen bijlegt radicaal de pas af te snijden, om dan alsnog het spel af te kunnen maken. Dat laatste besluit ik te doen.
Dan, op het moment dat ik die iemand wil verhinderen te handelen, ontdek ik dat ik het zelf ben die de extra dominostenen er steeds weer opnieuw bijleg. Dan is het spel over, voorbij het verlangen.

Voor zolang ...

P.S  Met een glimlach heeft Douwe en iedereen in de groep vele 'steentjes' aan de laatste ontdekking bijgedragen.

Dank je wel allemaal.


Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • Management en non-dualiteit

    In bedrijven en organisaties is meer aandacht gekomen voor de oriëntatie op samenhang, eenheid, heelheid, ongescheidenheid, kortom: non-dualiteit. Wat betekent deze ‘niet-tweeheid’ en op welke wijze kan zij in het eigen werk en in de organisatie doorwerken? Deze vragen staan in dit boek centraal.

  • Advaita Vedanta - de vraag naar het zelf-zijn

    De actuele vraag ‘wie we eigenlijk zijn’ was het onderwerp van een symposium aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op 18 september 2000, waarin vooral de oude Upanishaden en de Advaita Vedânta aan het woord kwamen.

  • Verdwijnende scheidingen

    Douwe Tiemersma
     

    Verdwijnende scheidingen

    Proeven van intercultureel filosoferen

    276 pagina’s, paperback

  • De elf grote Upanishaden


    De Upanishaden vormen de grondslag van een groot gedeelte van de Indiase filosofie. Ze worden ‘Vedânta’ genoemd, dat is het einde en de culminatie van de Veda’s. De wijsheid die in de teksten naar voren komt is nog steeds een onschatbare bron, zowel in India als daarbuiten. Centraal staat daarin de visie en zijnservaring dat de kern van zelf-zijn identiek is aan de grondslag van wereld en universum.
    In dit boek is een groot gedeelte van de belangrijkste Upanishaden (8e-6e eeuw v.Chr.) opgenomen.

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod