2-38 Wat betekent het vuur?

jaargang 2 nr. 38 (24 december 2001)


Deze 38e! aflevering is de laatste Advaita Post dit kalenderjaar. De opzet was nog steeds experimenteel, maar van veel kanten hoor ik dat het nieuws en de teksten op prijs worden gesteld. Voorlopig gaan we er dus mee door. De opzet en vormgeving zullen weinig veranderen. De eenvoudige uitvoering werkt gemakkelijk en de teksten vormen geen probleem. Sommigen die geen e-mail mogelijkheden hebben, vroegen of er een papieren versie zou kunnen komen. Er wordt wel eens iets voor anderen gekopieerd, maar met een echte papieren Post wachten we nog maar. Het hangt er ook van af wat de werkelijke behoefte is. Van degenen die het zouden willen, wordt een lijst gemaakt en dan zien we over een tijdje nog eens.

Voor het Advaita Programma aan de EUR werd ik verondersteld een overzicht te maken, dat als bijlage is te vinden. Je staat ervan versteld hoeveel er is gepasseerd. Gelukkig dat alles vanzelf gaat.

Na alle activiteiten hebben de meeste mensen het de komende periode relatief rustig. Het is een donkere mid-wintertijd waarin er een goede mogelijkheid is voor rust en bezinning. Het is de moeite waard daarvoor nu ook de tijd te nemen en je zelf niet opnieuw vol te plempen met indrukken en spullen van buiten.

In de vorige eeuw bezocht een toerist uit de Verenigde Staten de Poolse rabbi Hafez Hayyim. Hij was verbaasd te zien dat de woning van de rabbi uit een erg eenvoudig vertrek bestond. De enige meubels waren een tafel en een sofa. 'Rabbi waar is uw huisraad?' vroeg de toerist. 'Waar is het uwe?' antwoordde Hafez. 'Het mijne? Maar ik ben alleen hier op bezoek.' 'Ik ook', zei de rabbi.

Vorige woensdagavond gaf ik ook nog de volgende kerstoverweging mee, voor als je naar een kaarsje kijkt.

Besef dat jij het vuur bent: vrede en licht, de goddelijke incarnatie in je eigen hart. Besef ook wat dat vuur verder betekent. Johannus de Doper zei: 'Ik doop u met water ...maar Hij die na mij komt, .., die zal u dopen ... met vuur. ... het kaf zal hij verbranden met onuitblusbaar vuur.' (Matth. 3.11)

Het eerste besef kan gemakkelijk tot sentimentaliteit beperkt blijven, wat je in de New Age overal vindt. Het tweede besef brandt dat weg.

Goede Kerstdagen gewenst aan iedereen en tot in het nieuwe kalenderjaar 2002!

Douwe Tiemersma

Tekst

Uit een gesprek Schiermonnikoog 9 juni 2001
met Douwe Tiemersma – 4e deel


Wanneer je die oneindige vrede kent, is dat kennendheid?
Wanneer je het uit eigen zijnservaring vaststelt. Dat vaststellen is de realisatie, dat vaststellen is kennen. Die realisatie is er, wanneer je ook het laatste los laat: de ideetjes van het ik over gezelligheid. Knusheid is er dan niet meer.

Knusheid? Nee, nee.
Maar jij wilt van twee walletjes eten.

Dat wil ik niet.
Maar je doet het wel, anders had je geen probleem. Velen hebben dat conflict. Het gros van de mensen stelt het gewone leventje op prijs en wil dit niet los laten, omdat het een zekere vastheid geeft, ook al zijn er veel moeilijke punten. Daar is niets mis mee, maar wanneer je doorkrijgt dat dat altijd maar zo doorgaat en dat dat steeds weer een bewustzijnsverenging en jezelf pijnigen betekent, dan krijg je een besef dat het beter is alles te laten oplossen en zo tot jezelf te komen. Dan vraag je je af, ‘waarom zou ik zo moeilijk doen?’

Omdat je de vrijheid alleen maar kan vertalen naar het niveau waar je zelf bent. Je gaat, net zoals de mooie woorden van het Zelf, ook alle angsten van het ik in het oplossen stoppen.
Dus dat moet je niet doen. Ga dan weer opnieuw kijken hoe het zit. Daar zijn we steeds mee bezig. Je ziet het. Waarom laat je niet alles los?

Voor mij is loslaten een grote traumatische gebeurtenis in mijn leven geweest; loslaten is voor mij een heel traumatische ervaring.
Ja, daar hebben we het vaker over gehad. Maar ik verwijs steeds weer naar het zelf-zijn. Je blijft jezelf. Ervaar dat.

Ja, dat is de enige vluchthaven. Dat realiseer ik me wel. Daar kun je niet getraumatiseerd worden. Daar is geen pijn omdat je niet gebonden bent. Maar de weg ernaar toe is natuurlijk ... Oplossen is voor mij gekleurd door alle ervaringen daarmee van vroeger. Dus voor mij is het een heel angstige gebeurtenis.
Vroeg of laat heeft iedereen met die angsten te maken. Daarom benadruk ik de ervaring van zelfzijn, ook al is er een verkrampt lichaam. Hoe het ook zit, ergens is er dat zelf-zijn en van daaruit kan de ontspanning komen. Dat zelf-zijn is een heel goed gevoel; het wordt niet geraakt door omstandigheden. Het is een heel positief gevoel waar de ananda, de gelukzaligheid, al helemaal in zit.

Ik merk het positieve niet erg; voor mij is het een neutraal gevoel.
Je ervaart dat het zelfgevoel niet door omstandigheden wordt aangepakt. Daarom noem ik het zelf-zijn toch een positieve sfeer, in vergelijking met al die andere situaties van lijden door de dingen die je buiten je stelt.

Ja, relatief gezien wel, maar absoluut gezien niet.
In het absolute is alles opgelost. Maar eerst moet je dit duidelijk hebben. Ook al is het positieve gevoel van zelf-zijn nog betrekkelijk, het is in ieder geval minder betrekkelijk dan al die andere beelden waaronder je lijdt.

Ja, dat is waar
Nu, dan ga je verder kijken naar het zelfzijn. In relatieve zin is het een positieve sfeer en deze kan zich verder ontwikkelen. Ze kan zich verder openen en ontplooien naar buiten toe, zodat daarin alles wordt opgenomen. Wanneer alles in liefde wordt opgenomen, moet je eens kijken: dat is het positieve gevoelsmatige aspect van het kosmische sat-chit-ananda.

Tekst van Pia

Pia had een stukje gemaakt in het kader van het afgelopen college, dat de vrouwen onder ons erg op prijs zullen stellen: 'De vrouw in de Upanishaden'. Hoewel het een onderzoekje was van een zeer beperkt deel van de Upanishaden, levert dit toch veel op. Kijk maar in de bijlage.

Eerste bijlage

Overzicht Advaita Programma EUR (kies 'annuleren' als u na het aanklikken van de link wordt gevraagd om een naam en wachtwoord in te voeren)

Tweede bijlage

Pia.M.A.de Blok.
College: De Ander en Ik
Docent: Dr. Douwe Tiemersma
3 december 2001

De vrouw in de Upanishaden

Inleiding:

De Upanishaden worden gezien als openbaring en als een heilige mondelinge overleving, die tot op het begin van de schepping teruggaat (shutri).
In de Upanishaden komen weinig vrouwen voor. Mannen zijn de leermeesters, leerlingen, priesters en Goden. En ook Brahman (onzijdig) klinkt mannelijk.
In onze tijd vragen wij vrouwen ons mis'schien af: “Waar blijven wij in dit verhaal? Welke vrouwen komen we tegen?”

1. Als echtgenote en als leerling
Voorbeeld: Maitreyi; zij moet afscheid nemen van haar man en om dit mogelijk te maken legt hij haar de wijsheid van de Upanishaden uit.
Brihadaranyaka Up. IV.5.1-15 (Syllabus, blz. 191; Luisteren naar de leraar):
Zij begrijpt hem niet, ook al heeft zij over de wijsheden van het leven nagedacht. Het is niet met het verstand te begrijpen, intuïtie zal moeten worden ingeschakeld.
Brihad. IV.5.l5: Waarlijk, hoe kan de Kenner gekend worden?

2. Als dochter
V.b. Gargi; in haar leeft het innerlijk weten dat er een machtig wonder bestaat. Zij wil weten waardoor al wat bestaat kan bestaan.
Brihad. III.8. 1-12.
III.8.11: Buiten Dat is er niets dat begrijpt. Van dit Onvergankelijke is akâsha (Ruimte, de ongemanifesteerde ether) doordrongen.

3 Als moeder
Voorbeeld 1: Moeder van het leven.
In de Katha-Upanishad (de wijze Katha), in het tweede deel waarin de zoeker naar Waarheid en Werkelijkheid zijn Kracht leert kennen van het Zelf, vinden we het volgende:
II.1.7
Hij die het eeuwig Brahman ziet als Haar die geboorte gaf
aan alle Goden, de goddelijke Koningin, de Moeder van het leven,
die woont in de holte van het hart, beschermend al wat leeft;
die wijze weet: Het is alles Een en al wat is, is Dat.
Hier wordt de leerling gewezen op Brahman als ‘Moeder van het leven’. Brahman is de Vader-Moeder, de tweevoudigheid waaruit alle leven voortkomt . Man en Vrouw zijn in de Allerhoogste samengevloeid tot een scheppende werkelijkheid.
In de Shvetashvatara Upanishad (de verborgen geheime leer) wordt gesproken over het Drievoud: geest- stof- levenskracht.
Wanneer Brahman wordt tot Vader en Moeder, wanneer Eenheid tot Tweeheid is geworden, ontstaat als gevolg daarvan een verbindende, creatieve kracht als derde factor: de leven-gevende energie.
1.9
Twee zijn er die nimmer geboren zijn,­
maar die bestonden reeds voordat de tijd bestond,
dit zijn scheppende geest en ontvankelijke stof,
verbonden door die levenskracht die het vele deed onlstaan;
wanneer het Zelf dit Drievoud kent als Een,
als het ene transcendente Brahman, de Bron van deze Drie,
dan is het Zelf voorgoed bevrijd en kent onsterfelijkheid.

Voorbeeld 2: Verbondenheid van het Zelf met de moeder:
Aitareya Up. 11.1.2. (Waarheid).
Het embryo leeft onverbrekelijk verbonden met de moeder. Daarom kan het haar geen kwaad doen. Zij beschermt en voedt dat Zelf dat in haar is geboren en dat zij bij zich draagt.

4 Als Godheid
De dichterlijke Upanishaden geven het vrouwelijk aspect van Brahman weer in schitterende beeldende taal.
In de Shvet.Up. wordt het ontstaan van het universum verteld in het beeld van de Goddelijke Bruid, als de Natuur.
IV.5
Uit Hem die ongeboren is komt voort al wat bestaat,
Hij stort zich uit in Zijn heelal als aarde, water, vuur,
Hij wordt tot veelvoud in zijn bruid, de goddelijke Natuur,
en keert als Godenzoon terug in het onveranderlijke Ene-Zijn.

Uiteindelijk vinden we deze Godheid uitgebeeld als een vrouw van stralende schoonheid, Uma de dochter van de Himalaya.
Uma is het vrouwelijke aspect van de Vader-Moeder, het ondeelbaar allerhoogste Brahman.­
Het verhaal begint met de situatie dat de Goden een overwinning hebben behaald. Kena Up. III.I (Kena = kennen ‘door wie’)
Eens behaalde het Brahman een overwinning voor de Goden. De Goden echter beroemden zich op deze overwinning. Zij dachten: ‘W/ij hebben de overwinning behaald.Waarlijk aan ons komt de eer toe’.
Dit betreft de overwinning in de innerlijke strijd tussen wat goed en kwaad genoemd wordt (Goden worden dikwijls gezien als vertegenwoordigers van de menselijke persoonlijkheid, bijv. Agni-grofstoffelijke mens, Vayu-gevoelens en begeerte, lndra­-hoger denkvermogen).

De zelfingenomenheid van de Goden, is een reden dat Brahman zich laat zien en hen
op de proef stelt­
Kena Up. III.2.
En toen vertoonde Brahman zich aan hen. Maar zij kenden Het niet. Zij wisten niet wat voor verheven Wezen dat wel zou kunnen zijn.

De God Agni, alwetende Heer van het vuur is de eerste die Het onderzoekt; daarna Vayu (luchtruim) en tot slot Indra (al wat leeft). Niemand krijgt Brahman te zien. Dan vertoont Uma zich aan Indra; Kena Up. III.12:
Toen verscheen voor hem op diezelfde plaats een vrouw van hemelse schoonheid, Uma de
dochter van Himavat. En hij vroeg haar: “Wat is dat voor verheven Wezen?”

Uma mogen we in de eerste plaats zien als het hogere denken. Daarbij is zij veel grootser dan men kan beschrijven: ‘De dochter van de Himalya.’
I n tegenstelling tot de Goden, kent zij als enige Brahman. Zij is de goddelijke Wijsheid die het allerhoogste Brahman kent. (net als Maria in onze traditie). Zij staat hoger dan de Goden.
Uma leert Indra de waarheid over Brahman, zij is de schakel tussen Goden en Brahman. (Menselijke persoonlijkheden en kosmische eigenschappen).
Kena IV.l.
“Het is Brahman,” zei ze, “op de overwinning die Hij behaald heeft, hebt gij u beroemd.” Toen begreep hij dat Het Brahman was.
Uma symbool van goddelijke Wijsheid en Leven, is de enige die de mens duidelijk kan maken dat de Natuur met al wat leeft en bestaat niet anders is dan goddelijk leven in een veelheid van vormen.


Geraadpleegde literatuur:
W. H. van Vledder (vert., comm.), Het Mysterie van het Zelf, Ankh-Hermes, Deventer 2000



Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • De bron van het zijn

    ‘Wat was mijn toestand, voordat er ervaring was? Wie was er om op deze vraag te antwoorden? … dat Ik dat geen vorm heeft en zichzelf niet kent als ik ben.’

  • Pranayama

    Dit boek is een praktische handleiding bij het beoefenen van pranayama. Alle onderdelen van de traditionele pranayama komen hierbij aan bod.

  • De elf grote Upanishaden


    De Upanishaden vormen de grondslag van een groot gedeelte van de Indiase filosofie. Ze worden ‘Vedânta’ genoemd, dat is het einde en de culminatie van de Veda’s. De wijsheid die in de teksten naar voren komt is nog steeds een onschatbare bron, zowel in India als daarbuiten. Centraal staat daarin de visie en zijnservaring dat de kern van zelf-zijn identiek is aan de grondslag van wereld en universum.
    In dit boek is een groot gedeelte van de belangrijkste Upanishaden (8e-6e eeuw v.Chr.) opgenomen.

  • De ander en ik

    Dit boek bevat de lezingen en enkele andere teksten van het 2e Advaita Symposium over de relatie van 'de ander en ik'. De vragen kwamen aan de orde: Wat is de aard van de ander; in hoeverre of in welke zin verschilt de ander van mij en in hoeverre vormen wij een eenheid? De bespreking van deze vragen kon een verheldering geven van problematieken als ‘de aard van het zelf’, ‘de mogelijkheid van communicatie’ (in hoeverre kunnen wij elkaar begrijpen?), ‘de grondslagen van ons morele gedrag’ en ‘de ander als leraar’.

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod