3-26 In elk waarnemen is er een tijdloos ogenblik – pang – en er is iets, zomaar uit het niets.

jaargang 3 nr. 26 (26 augustus 2002)


Nieuw onderkomen

De eigenaar van Crabethstraat 38 doet zijn best om alles op tijd klaar te krijgen. Er wordt hard gewerkt. De kamers zijn uitgebroken, de wanden bijgewerkt door de stucadoor, nu maandag wordt er gewit, vorige week hebben de stoffeerders de vloer geëgaliseerd en gaan dinsdag het marmoleum leggen. Stoelen zijn vandaag al gebracht – zestig: dat was heel wat sjouwwerk. Voor de rest moet het plafond er nog worden ingezet, de elektricien moet nog wat installeren en er nog luxaflex komen. Het is niet duidelijk of dat alles voor het weekend klaar komt, wel voor volgende week woensdag. Daarom zullen de eerste lessen hathayoga en meditatie op maandag 2 september nog op Bloemendaalseweg 75 zijn. De daarop volgende maandagen zitten we wel in het nieuwe centrum.

Nog eens:
De meditatiecursus en de pranayama-bijscholing hebben nog enkele plaatsen vrij. Informatie hierover is meegestuurd met ‘Advaita Post’ resp. 3-14 en 3-16. Deze staat ook op www.advaitacentrum.nl en een telefoontje is ook mogelijk.

Tekst

Uit een in leiding en gesprek met Douwe Tiemersma te Gouda op 22 mei 2002 Deel 3
Over het kennen

(Vr.) U zegt de aandacht steeds naar binnen terug te trekken. Als ik die bloem daar zo zie, dan is de beweging juist meer daarnaar toe.
(D) Dat is de gewone manier van kennen.

(Vr.) En alles wat meer naar binnen toe plaatsvindt, leidt me af van wat daar is.
(D) Ja, dat kan. De inkeer is allereerst nodig om niet gefixeerd te blijven op datgene wat daar buiten is. Als de aandacht werkelijk eerst naar binnen gaat, ontstaat wat ik zojuist heb aangeduid als een omstulping binnenstebuiten. Dan komt alles weer op een prachtige manier terug. Dat is op een heel andere wijze dan bij de scheiding binnen-buiten. Er is dan namelijk niet meer de oude structuur ‘ik hier, de andere dingen daar en ertussen de relatie’. Dit laatste betekent een concentratie van de aandacht, een fixatie, een beperking en vaak ook een obsessie. Het is belangrijk dat dat alles doorbroken wordt. Je ziet dat de vorm van het oude kennen zo verschrikkelijk beperkt is, want dit gaat altijd uit van een bepaald ik. Die hele structuur kan opgeblazen worden. Welk soort kennen ontstaat dan, wanneer die bloem werkelijk eens helemaal intern komt? Het kennen wordt veel intiemer dan ooit mogelijk is bij de afstandelijke wijze van kennen. Daarbij is er geen scheiding meer tussen binnen en buiten, zodat je in zekere zin ook de bloem zelf bent. Alles is in de sfeer van Zelf-zijn aanwezig. Dat is een heel andersoortige, intuïtieve manier van kennen. Traditioneel wordt van de bevrijde gezegd, dat hij of zij het zelf ziet in alles wat zichtbaar is. Dat is onmogelijk wanneer je die afstand in het kennen houdt. Bij die afstand observeer je het andere, kun je het andere ook analyseren, uit elkaar plukken. Dus het andere dan is een object, tegenover jezelf als subject, als oorsprong van de waarneming. Maar wanneer werkelijk al dat objectieve nu eens terugkeert naar de bron van het licht in jezelf, dan blijkt ineens alles omgekeerd te worden. Dan is er geen beperking meer in het zelf en niet meer in de objecten. Beide gaan totaal in elkaar op. Er is wel degelijk een weten van dit en van dat, maar er is fundamenteel geen gescheidenheid meer. Dat is advaita, ongescheidenheid. Het is geen positieve eenheid, maar ongescheidenheid waar je eigenlijk niets meer over kunt zeggen. Er is een direct weten in de eigen sfeer. En dat is onbeperkt.

Als je uitgaat van een ‘objectieve’ wereld en ‘objectieve’ kennis, ga je alles bekijken en benoemen, waarbij je jezelf eigenlijk wilt uitschakelen. Dat is vooral duidelijk in de traditionele wetenschappen: het subject moet met behulp van de methode uitgeschakeld worden, want de kennis moet objectief zijn. Dat dit mogelijk zou zijn, is een waanidee. Altijd speelt het subject een rol. Waarom? Omdat er geen afstandelijk waarnemen is en geen waargenomen buitenwereld zonder een subject met een eigen uitgangspunt en een methode van waarnemen. Kennis wordt daardoor altijd geconditioneerd. De waarheid blijft een conditionele waarheid.
Maar nu, wat is dat subject? Traditioneel wordt in de oude teksten van de Upanishaden steeds weer gevraagd: wie is de eigenlijke waarnemer? Nu, ga maar na, niet dit en niet dat. Als je je werkelijk iets realiseert van de uiteindelijke waarnemer, dan blijkt die hele structuur van de waarnemer, het waargenomene en het waarnemen niet meer aanwezig te zijn. Dan blijkt dat het waarnemen een direct vaststellen is. Juist omdat de verschijnselen direct waargenomen verschijnselen zijn, is het waarnemen van iets een gegeven. De verschijnselen zijn er of zijn er niet. Als ze er zijn, zijn ze er blijkbaar als zodanig. Dat is waarheid: het verschijnen van iets.
Als je gaat denken en allerlei tussenliggende processen van het waarnemen stelt, zeg je dat de waarneming indirect is. Ze maakt gebruik van verschillende organen en allerlei cognitieve schema’s. Maar wanneer je gaat kijken naar de waarneming zoals die bij jezelf aanwezig is, dan is die direct. Dan heb je niets te maken met ogen, hersenen en kenvormen. Er is een direct vaststellen. Pas wanneer het denken erbij komt, krijg je weer het uit elkaar halen, de indirectheid. Maar, denken is geen waarnemen.

(Vr.) Valt je identificeren met een persoon of een ding ook onder dat directe kennen?
(D) Ja natuurlijk. De directe ervaring heb je niet alleen wanneer je bezig bent met die advaitabenadering, maar deze is er voortdurend. Je ervaart je identiteit met allerlei mensen direct, vooral degene die je wat nader staan. Wanneer er met die ander iets gebeurt, gebeurt het ook min of meer met jezelf. Vaak heb je maar een half woord van de ander nodig voor een goed begrip. Dat is een direct kennen, ja. Herken dat overal, ook in het gewone zien van de dingen.
Waar vindt de waarneming plaats? Niet zoals de neurobiologen zeggen in de hersenen. Dat is flauwe kul. Wanneer er waarneming van een landschap is, heb je niets met je hersenen te maken en wel alles met het landschap. In de waarneming zelf zijn geen hersenen en als ze er zijn zijn het waargenomen hersenen, een object. De waarneming is altijd direct: bam. Iets verschijnt hier en nu in het licht en het is er. Ook al kijk je even later de andere kant op en zie je iets anders. Ook dan is er een directe waarneming in het hier en nu. Steeds weer is er een direct vaststellen of geen vaststellen.

(Vr.) Ja, dan is alles een, in principe. Je kan ieder object nemen …
(D) Ja, elk object gaat in de waarneming wezenlijk samen met het subject, want anders is er geen waarneming. In elk waarnemen is er eigenlijk een tijdloos ogenblik – pang – en er is iets, zomaar uit het niets. En dat is een proces waarbij subject en object samenvallen. Je neemt als subject iets waar en je neemt het waar als waar, ook al stel je later vast dat het een onjuiste waarneming was. Dan is er namelijk een nieuwe directe vaststelling in de eigen sfeer.
In de directheid gaan het vaststellen en het verschijnen samen, het bewustzijn en het zijn, subject en object. Voordat ze werkelijk helemaal samenvallen is er een intuïtief, intern waarnemen, een zijnskennen, waarbij je niet meer verschillend bent van datgene wat je waarneemt. Als beide polen volledig samenvallen is er niets meer. Daarvan is nog een leeg zijnskennen mogelijk.


Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • De elf grote Upanishaden


    De Upanishaden vormen de grondslag van een groot gedeelte van de Indiase filosofie. Ze worden ‘Vedânta’ genoemd, dat is het einde en de culminatie van de Veda’s. De wijsheid die in de teksten naar voren komt is nog steeds een onschatbare bron, zowel in India als daarbuiten. Centraal staat daarin de visie en zijnservaring dat de kern van zelf-zijn identiek is aan de grondslag van wereld en universum.
    In dit boek is een groot gedeelte van de belangrijkste Upanishaden (8e-6e eeuw v.Chr.) opgenomen.

  • Verdwijnende scheidingen

    Douwe Tiemersma
     

    Verdwijnende scheidingen

    Proeven van intercultureel filosoferen

    276 pagina’s, paperback

  • De ander en ik

    Dit boek bevat de lezingen en enkele andere teksten van het 2e Advaita Symposium over de relatie van 'de ander en ik'. De vragen kwamen aan de orde: Wat is de aard van de ander; in hoeverre of in welke zin verschilt de ander van mij en in hoeverre vormen wij een eenheid? De bespreking van deze vragen kon een verheldering geven van problematieken als ‘de aard van het zelf’, ‘de mogelijkheid van communicatie’ (in hoeverre kunnen wij elkaar begrijpen?), ‘de grondslagen van ons morele gedrag’ en ‘de ander als leraar’.

  • Naar de Openheid

    De teksten in dit boek zijn geschreven op basis van gesprekken gehouden te Gouda, aangevuld met enkele gedichten en korte teksten met illustratie. 
    Als uitgangspunt dienen steeds bekende gegevens en situaties, waarin verwijzingen zitten naar dat wat niet te beschrijven is, maar dat hier Openheid wordt genoemd.

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod