André van der Braak, Goeroes en charisma.


Het riskante pad van leraar en leerling
Altamira-Becht, Haarlem 2005, Paperback 200 blz. ISBN 90 6963 737 5


Opvallend veel spirituele leraren blijken zich in hun handelen niet te houden aan wat ze aan hun leerlingen voorhouden. Dat hoeft niet zo erg te zijn, maar dat is het wel in de leraar-leerlingrelatie. Zo’n relatie wordt gekenmerkt door een grote intimiteit en een diep vertrouwen. Als dat vertrouwen door de leraar wordt geschonden, ontstaat er een groot conflict in de leerling. De relatie wordt dan vaak nog lange tijd voortgezet, omdat de identificatie met de spiritualiteit van de leraar zo diep gaat. Lange tijd kan dit conflict als een gezwel doorwoekeren, totdat er een breuk komt. Deze breuk betekent afstand doen van een diepzittend deel van zichzelf en wordt daarom als erg traumatisch ervaren.
Dit alles heeft André van der Braak aan den lijve ondervonden. In Enlightenment blues (2003) vertelt hij uitvoerig over zijn relatie met Andrew Cohen. ‘Elf jaar was ik een toegewijd leerling van Adrew.’ In zijn nieuwe boek Goeroes en charisma krijgen zijn ervaringen een minder belangrijke plaats, omdat hij hier op een grotere afstand van die periode staat. Nu beschrijft hij zijn conclusies en zijn huidige visie op de leraar-leerlingrelatie. Het eerste deel van het boek bevat een analyse van de relatie van goeroes en hun leerlingen. In het tweede deel worden Socrates, zoals deze in de dialogen van Plato optreedt, en Nietzsche opgevoerd als goeroes. Zij dragen bij aan de visie op een gezonde omgang tussen goeroes en leerlingen, waarover het derde deel van het boek gaat. Inhoudelijk zal ik hier op ingaan, maar maak dan meteen enkele kritische opmerkingen.

Hoewel André van der Braak in deel 1 met enige afstand over de leraar en de leerling schrijft, schrijft hij over zijn eigen ervaringen. De leerling zoekt waarheid, herkent die in iemand die charisma heeft en ‘eros’ in hem opwekt, en onderwerpt zich aan deze persoon als leraar. ‘Niet mijn wil, maar uw wil geschiede.’ Nu komt waarheid zoeken en iets daarvan herkennen in iemand als leraar veel voor. De blinde overgave vindt ook wel plaats, maar toch niet bij veel mensen. Voor degenen die hiertoe neiging voelen, krijgen door de beschrijvingen een duidelijke waarschuwing. De meeste ‘leerlingen’ zullen zich echter niet in het geschetste beeld herkennen en lang niet alle leraren zijn uit op onderwerping van hun leerlingen.
Socrates (deel 2) inspireert André bij het formuleren van wat een goede leraar is, omdat Socrates geen overgave maar reflectie vraagt. Er is een zekere magnetische werking vanuit de leraar, maar deze blijft ook leerling. Socrates heeft toch wel een bepaald doel voor ogen. Hem gaat het om het goede leven vanuit de deugd als voortreffelijkheid. Nietzsche is de tweede filosoof die als goede leraar wordt aangehaald. Hij heeft in allerlei fasen verschillende visies naar voren gebracht, maar in zijn laatste boek spreekt hij van het zich als een leeuw losmaken van de leraar. Als men als een spelend kind zijn lot accepteert blijft toch de eros behouden.
Deze balans van eros en scepsis werkt André in het derde deel verder uit. Er zal een evenwicht moeten zijn tussen de horizontale uitwisseling (leraar als reisgenoot) en verticale uitwisseling (zelfoverstijging), tussen logos (dialectiek en kritiek) en mythos (werking van symbolen, verhalen), tussen idealisering van de leraar en de de-idealisering, kortom: tussen eros en scepsis. Dit zijn belangrijke inzichten. Redelijkheid en gegrepen worden door een perspectief zijn samen onmisbaar op een spiritueel pad.
Ondanks deze waardevolle vaststellingen blijft de bespreking in het boek een te beperkte context houden. Ten eerste blijft het doel van de spirituele weg beperkt tot ‘voortreffelijkheid’ (Socrates), ‘het spelende kind’ (Nietzsche), een sterker zelfbeeld, kracht (die de leerling eerst aan de leraar ontleent), enzovoort, terwijl het gaat om realisatie van het onuitsprekelijke dat voorbij gaat aan alle beperkingen. De bespreking blijft daarom, ten tweede, vrijwel geheel op het psychologische niveau hangen en daarin gaat het om mensen die zich moeten kunnen laten inspireren, een evenwicht moeten houden tussen idealisering en de-idealisering, kritisch moeten blijven, enzovoort. Dat is niet slecht, maar een authentieke spirituele weg gaat verder. Daarin is er niet alleen naast eros een rationele scepsis, maar ook het hogere inzicht, een diepgaand weten. Het is een weten van de hoogste, ongeconditioneerde waarheid en die is er al – zij het op vage wijze - vanaf het begin, anders zou men niet het spirituele pad opgaan. Als de leerling teruggaat naar dit eigen weten waarin hij zo eerlijk mogelijk is voor zichzelf, heeft hij een grondslag voor de beoordeling van de authenticiteit van een leraar. In de relatie met een leraar gaat het, ten slotte, maar zeer ten dele om geïnspireerd worden en kracht ontlenen. Het gaat om overgave aan de openheid die eerst in de leraar duidelijk wordt herkend. Die herkenning geeft het diepe weten ‘zo is het’ en hieruit vloeit het vertrouwen voort dat nodig is om de overgave aan de openheid mogelijk te maken.

De beschouwingen in het boek blijven ondanks deze aantekeningen voor velen de moeite waard die in contact komen met een spiritueel leraar. ‘Het riskante pad van leraar en leerling’ is de ondertitel van het boek. De omslag laat een brede weg zien van donkergrauwe steenslag. Het is goed erop te wijzen dat het pad zijn gevaren heeft, maar gelukkig is het niet altijd zo mistroostig.

[DT]


Samenvatting
André van der Braak, Goeroes en charisma. Het riskante pad van leraar en leerling



Deel I Goeroes en hun leerlingen

Goede aspecten van een leerling
Ik kan me herkennen in André voor zover er bij hem was:
- een zoeken naar waarheid, in het westen en in het oosten
- een geraakt worden en een herkenning van waarheid in iemand; weten dat dit de waarheid is
- enthousiasme; verlichtingservaringen

Andere aspecten zijn al wat problematischer.
47 De grenzen van de persoonlijkheid worden geopend, net als bij een grote verliefdheid.
49 Wanneer ik in zijn ogen keek, verdronk ik in een poel van liefde en goedheid.

Uitgangspunten van de leerling
39 Angst voor vrijheid – de leerling wordt gemotiveerd door tekort aan\zelfvertrouwen, een angst voor het bestaan
41 Verlangen naar vrijheid, bevrijding, liefde, hoop; idealisme
43 Wederzijdse behoeftebevrediging bij het uitvoeren van ‘het grote werk’

##Maar: dit is een bepaalde categorie van leerlingen die zich werkelijk uitleveren aan een goeroe. Gelukkig zijn er ook andere.

Problematische zaken bij de leerling
- zich hechten aan een goeroe als persoon, niet aan de waarheid die in hem wordt herkend
11 ‘Ik besloot dat mijn relatie met deze goeroe het belangrijkste in mijn leven was. Ik gaf baan, huis en vriendin in Amsterdam op om Andrew te volgen …’
- ‘ervan overtuigd te zijn ‘deel uit te maken van een religieuze revolutie …’ (12)
47 overgave aan de goeroe … De leerling voelt zich verlost van de last om de tegenstrijdige veelheid in zichzelf te controleren – deze controle wordt uitbesteed aan de goeroe.
49 Wanneer de leerling ‘ja’zegt tegen de goeroe, zegt hij: ‘Niet mijn wil, maar uw wil geschiede!’
50 De verliefdheid blijft bestaan en moet blijven bestaan. Binnen de meeste gemeenschappen bestaan een aantal groepsrituelen die deze verliefdheid in stand houden.
57 André: Het leven werd opeens een groot jubelend gebeuren, de wereld was vervuld van een magische glinstering. Ik voelde een diepe rust en vrede. Als er al volmaaktheid bestond, dan was dit het.’
# daarbij gaat het niet om het hoogste, maar om satchitananda dat nog eens gebonden is aan Adrew.
79 Zodra de leerling de ervaring van overgave toeschrijft aan de goeroe, is hij in diens macht.
84 De valkuil van eros bestaat uit blinde overgave. De leerling geeft zich totaal over, met uitsluiting van zijn kritische vermogens, vanuit een vertrouwen in de volmaaktheid en onfeilbaarheid van de goeroe.
De valkuil van scepsis is gelegen in het andere uiterste: halsstarrige autonomie. Het verlangen naar een goeroe is een achterhaalde illusie. Maar in een dergelijke houding overheerst de scepsis en wordt de eros tekort gedaan. Zo gooien we het kind met het badwater weg.

Kwalijke aspecten van een leraar
André spreekt in zijn boek over de charismatische leraar.
15 Deze claimt een rechtstreeks contact met een hogere of eigenlijke’ werkelijkheid, …
16 Hij trekt een schare van leerlingen aan die zich aan hem overgeven vanwege zijn charisma
35 Anthony Storr: Goeroes kunnen vaak niet tegen kritiek: alles minder dan totale instemming wordt als vijandigheid opgevat. Goeroes zijn elitair en antidemocratisch. Goeroes discussiëren meestal niet over hun opvattingen: ze leggen ze op.
46 De goeroe doet een appèl op de leerling tot overgave. … De overgave maakt de leerling pas echt tot leerling.
50 Binnen de meeste gemeenschappen bestaan een aantal groepsrituelen die deze verliefdheid in stand houden. Dergelijke rituelen bevredigen aan de ene kant de behoeften van de goeroe: hij wordt bevestigd als volmaakt, ideaal en almachtig.
51 De liefde van de goeroe is snel voorbij wanneer de leerling besluit om te vertrekken. De goeroe kan het slecht verdragen dat hij niet langer bemind wordt. Wanneer leerlingen hem verlaten, ervaart hij dat als de grootst mogelijke belediging.
57 Andrew: Het ego stond de verlichting in de weg en we moesten het uitroeien. De strijd tegen het ego diende ten koste van alles gewonnen te worden.
Tweemaal per week waren er bijeenkomsten van alle mannen, respectievelijk alle vrouwen, waarin we elkaars gedrag onder de loep namen en elkaar onder druk zetten om te veranderen. Het was de prijs die we voor de liefde moesten betalen, zei Andrew. Het ‘juweel van verlichting’ kwam niet gratis.
59 Ik kreeg oog voor Andrews narcisme en adolescente persoonlijkheid. Hij had nobele maar onrealistische idealen. Hij zei dat alles mogelijk was, maar hij had geen oog voor de praktische moeilijkheden om zijn idealen te realiseren. De realiteit van het leven werd voortdurend vermeden, zelfs gedenigreerd. Andrew werd altijd woedend wanneer hij voelde dat mensen hem niet genoeg respecteerden. Leerlingen die hem verlieten, viel hij in het openbaar af. Hij zei dat ze voor eeuwig door hun geweten achtervolgd zouden worden, en hij droeg zijn leerlingen op om de afvalligen buiten te sluiten.
67 Narcisme – na het primaire narcisme - de narcist beschouwt de wereld nog steeds als een verlengstuk van zijn eigen ik, net zoals de moeder dat vroeger was. Het weet voor zichzelf
68 honderd procent zeker dat de wereld om hem draait. Uiteindelijk ziet het de wereld radicaal anders dan anderen. Het zit vol zelfvertrouwen en kent geen angst.
71 Maar in de praktijk blijken ‘verlichte’ goeroes nog tal van blinde vlekken in hun persoonlijkheid te vertonen.
73 De narcistische goeroe als adolescent – Het aanstekelijke enthousiasme van de goeroe, zijn overtuiging dat alles mogelijk is en dat beperkingen niet bestaan, zijn voorkeur voor zwart-wit- en alles-of-nietsdenken – dit alles doet denken aan de belevingswereld van de adolescent.
74 De goeroe beoordeelt anderen voortdurend en wijst ze op hun morele tekortkomingen. Door anderen voortdurend omlaag te halen, houdt hij zijn eigenwaarde op peil.
Het ontbreekt de goeroe aan een besef van de menselijkheid van anderen. Het blijven karakters van bord karton.
De liefde van de goeroe duurt tot zolang zijn behoeften vervuld blijven worden – zodra leerlingen een ‘mind of their own’ krijgen, leidt dat tot onbegrip of paranoia.
75 Rondom de goeroe ontstaat meestal vroeg of laat een gemeenschap. Meestal komen in die leefgemeenschappen bepaalde groepsprocessen op gang die destructief zijn, zelfs als alle betrokkenen goede bedoelingen hebben.
76 Het meest opvallende aan wat er misgaat tussen goeroes en hun leerlingen is het machtsmisbruik waar goeroes zich blijkbaar vrijwel onvermijdelijk aan moeten bezondigen. Macht maakt corrupt, luidt het gezegde, en dit lijkt met name bij goeroes het geval.
Wanneer een goeroe niet alleen blinde gehoorzaamheid verwacht, maar ook ongehoorzamen straft of negeert, geldt hij als autoritair.
77 Wanneer leerlingen zich overgeven aan een autoritaire goeroe zet dit gevaarlijke mechanismen in werking, zowel bij de leerling als bij de goeroe. Een dynamiek van overheersing en onderwerping ontstaat.

Een ander soort leraar
##Dit is een beeld van veel charismatische leraren, maar gelukkig niet van alle.
Het gaat niet om de goeroe, maar om de vrijheid van allen.
79 Het is de overgave zelf die de oorzaak is van de euforie, niet de persoon aan wie de leerling zich heeft overgegeven, of het nieuwe wereldbeeld dat hij heeft aangenomen.

Deel II Eros en scepsis
Hoofdstuk 4 Socrates als filosofische goeroe

89 We hebben in deel I gezien dat goeroes en hun leerlingen tegenwoordig te veel eros aan de dag leggen, zonder dat deze door gezonde scepsis wordt getemperd. Bij de filosofische meester meer scepsis. Scepsis staat vandaag de dag voor een houding van ontmaskering en demystificatie.
92 Socrates introduceert het ideaal van de filosoof: de minnaar van de wijsheid die het niet-onderzochte leven van de hand wijst en via inzicht voortreffelijkheid nastreeft.
93 Voor hem betekent filosofie een zelfonderzoek vanuit het besef dat onze zelfkennis en leefwijze tekortschieten. Socrates ondervraagt zijn gesprekspartners en daagt ze uit om verantwoording af te leggen voor hun levenswijze. Kennis bestaat voor Socrates niet uit een verzameling uitspraken of een abstracte theorie, maar uit weten wat te doen en hoe te leven. Kennis en deugd zijn een. Sofia is voor Socrates de kennis over de kunst van leven.
95 De zogenaamde onwetendheid van Socrates is alleen maar het beginpunt van de filosofie. De wijsheid waarnaar de filosofie streeft lijkt wél te kunnen worden bereikt, niet via een nuchter, rationeel proces, maar via een bijzonder emotionele ervaring waardoor de filosoof in extase.
96 Socrates omschrijft filosofie als een oefening in het sterven en hij treedt onbevreesd de dood tegemoet.
Hij is erop uit een ervaring in de ander op te roepen waardoor deze beIvangen wordt door het verlangen naar wijsheid, de wijsbegeerte.
97 Filosofie is volgens Socrates voor mensen met het temperament van een minnaar.
99 Symposium - Socrates begint met te zeggen dat eros het verlangen naar schoonheid is.Eros bied t toegang tot het goddelijke. Eros doet zich weliswaar meestal voor als seksueel verlangen, maar in feite, zegt Diotima, is het een verlangen om blijvend gelukkig te zijn, en dus een verlangen naar het goede. Diotima legt Socrates uit dat het erotische verlangen in
100 feite neerkomt op een verlangen naar onsterfelijkheid. Om te ontkomen aan de vergankelijkheid willen we iets van blijvende waarde tot stand brengen. Ze beschrijft eros daarom als het verlangen om te verwekken in schoonheid en iets te baren wat ons vergankelijke bestaan zal overleven. Maar de hoogste vorm van eros bestaat uit het verwekken en het baren van geestelijk inzicht. Uiteindelijk, na lange voorbereiding, wordt hem in een visioen het idee Schoonheid zelf onthuld, datgene dat onveranderlijk mooi is, datgene dat het schone mooi doet zijn. Door het oplichten van dit uiteindelijke inzicht wordt hem het goede leven deelachtig.
## leven met satchitananda.
101 Het Symposium - Het beoogt de passie voor de filosofie bij de lezer op te wekken en hem vervolgens stap voor stap binnen te leiden in de mysteriën van de filosofie.
106 In de Griekse context draait de verhouding tussen leraar en leerling om het onderwijzen van aretè. Dit begrip wordt vaak vertaald met ‘deugd’maar betekent in feite ‘voortreffelijkheid’.
108 Socrates meent dat aretè niet te onderwijzen valt. En aretè is evenmin een kunst die onder de knie kan worden gekregen. Ze is het resultaat van een radicale verandering in levenshouding, een actieve gerichtheid op het goede leven. Aretè is een existentiële aangelegenheid. Daarom kan ze volgens Socrates alleen worden onderwezen door het derde type filosofische leraar, de opvoeder. Deze is erop gericht zijn discipelen tot het goede leven te brengen. Hij een mystagogos, degene die de ingewijden in de mysteriën begeleidde.
111 Socrates beschrijft zichzelf verschillende malen als een vroedvrouw wiens enige streven is inzicht in de leerling geboren te laten worden.
112 Het leren vindt niet plaats door overdracht, maar door het oproepen van barensweeën bij de leerling. Maar alleen als de leerling ‘zwanger’is.
113 Het gaat steeds weer om een verandering in de instelling van de leerling.De kern van het socratisch leerproces ligt dus noch in de leraar, noch in de leerling, maar in de wisselwerking tussen hen beiden. De leraar en de leerling hebben samen hetzelfde doel voor ogen, delen dezelfde waarden, hebben hetzelfde perspectief. Het leerproces speelt zich af op het niveau van wat Socrates zelf ‘goddelijke inspiratie’noemt. Leraar en leerling zijn bij elkaar aanwezig in wat Socrates de ‘rapsodische communicatie’noemt.
114 In de Jo spreekt Socrates over het mechanisme van charisma, dat hij omschrijft als een magnetisme. Door toedoen van die godvervulden geraken anderen in geestvervoering. Deze bezieling kan niet worden onderwezen maar kan blijkbaar wel óverspringen’als een vonk van de leraar op de leerling.
De god is het, die door al die tussenschakels heen, de ziel van de mensen trekt waar hij haar hebben wil.
115 Theoloog Tjeu van den Berk werkt deze magneetmetafoor van Socrates als volgt nader uit: ‘Meester en leerling bevinden zich in een magnetisch veld en dát maakt dat ze zich tot elkaar aangetrokken voelen. Ze zijn beiden ringen die door de steen der wijsheid magnetisch worden en elkaar aantrekken. Meester en leerling handelen niet vanuit hun eigen krachten, ze zijn niet selfsupporting. In die zin komt in het leerproces alles van buiten, en worden we gedragen en geïnspireerd door wat de hele werkelijkheid draagt en inspireert.’
## 3e leraar: is zelf dat wat de hele werkelijkheid draagt en inspireert.
116 Kierkegaard: Hij was en bleef vroedvrouw: niet omdat hij ‘het positieve niet had’, maar omdat hij inzag dat dit het hoogste is waartoe een mens in zijn verhouding tot een ander kan komen. […] Tussen mens en mens is dit het hoogste: de leerling is aanleiding dat de leraar zichzelf begrijpt, de leraar is aanleiding dat de leerling zichzelf begrijpt; ( de leraar laat bij zijn dood geen aanspraak op de ziel van de leerling achter, evenmin als de leerling er aanspraak op kan maken dat de leraar hem iets te danken heeft.’
118 De filosofie maakte in de tijd van Socrates, Plato en Aristoteles een emancipatie van religieuze goeroes mogelijk.
119 Eros en scepsis waren zo met elkaar in evenwicht.

Hoofdstuk 5 Nietzsches worsteling met eros en scepsis

123 “Weliswaar verafschuwt hij de sceptische Socrates die de mythos heeft afgebroken en de logos tot alleenheerser heeft gemaakt. Maar hij houdt van de erotische Socrates, de verleider en filosofische opvoeder. Nietzsche ziet het als zijn grote taak om zelf ook zo’n filosofische opvoeder te zijn.
‘Wees jezelf! Wat je nu doet, denkt, begeert, dat ben je allemaal niet.’2 Deze roep tot authenticiteit, die we als de stem van eros kunnen betitelen die aanzet tot vervolmaking van
124 het grote werk, is voor Nietzsche de enige weg tot geluk. Alleen in het volgen van die stem is ware bevrijding gelegen.
125 je opvoeders kunnen niets anders zijn dan je bevrijders. Volgens Nietzsche houdt alle grote filosofie ons een eis voor: ‘dit is het beeld van alle leven, leer eruit wat de zin van jouw leven is.’
126 Het realiseren van ons eigen grote werk hangt voor Nietzsche samen met worden wat we ten diepste al zijn. Een ieder bezit een scheppende uniekheid, de kern van wat hij is; en wanneer hij zich deze uniekheid bewust wordt, verschijnt een eigenaardige glans om hem heen, die van het ongewone. Deze eigenaardige glans herkennen we als charisma.
In zijn sceptische periode, van 1876 tot 1882, ontmaskert Nietzsche het religieuze verlangen als een menselijke, al te menselijke behoefte aan houvast. Hij pleit voor een leven volgens zelfgekozen bestemming. We moeten ‘voorbij goed en kwaad’leven, onze eigen waarden scheppen, en de vormgevers van ons leven worden.
127 1881 - de gedachte van de eeuwige wederkeer: alles keert eeuwig en altijd weer terug. Er bestaat geen verlossing van dit proces, geen uitweg. En juist het affirmeren van deze meest uitzichtloze gedachte kan een verlossende werking hebben en leiden tot een affirmatieve levenshouding die Nietzsche amor fati noemt, liefde voor het lot: het onvoorwaardelijk liefhebben en beamen van het bestaan, hoe het zich ook voordoet.
129 stuurt Zarathoestra zijn leerlingen weg en spoort hij hen aan om zelf hun wijsheid te vinden. Net zomin als Socrates staat Zarathoestra zijn leerlingen toe om hem te idealiseren en slaafs na te volgen.
130 volmondig ja te zeggen tegen de gedachte van de eeuwige wederkeer – zelfs als dit betekent dat de laatste mens eeuwig wederkeert en de Übermensch nooit van de grond komt.
131 een dergelijke ‘wil tot waarheid’ondergraaft haar fundamenten: door zijn kritische houding komt de leeuw er uiteindelijk achter dat er helemaal geen ‘ware werkelijkheid’ bestaat. De drang naar waarheid heeft zichzelf ontmaskerd als een illusie – uiteindelijk moet hij zelfs het geloof in het ík’, en het geloof in een autonome wil terzijde leggen. In feite bestaat hij uit eindeloos veranderende configuraties van driften die hem nu weer hierheen, dan weer daarheen sturen.
132 Indien de leerling doorzet, blijkt echter een derde transformatie mogelijk, die van leeuw naar kind. Alleen dit kind is in staat om te leven vanuit amor fati, en kan de hopeloze, troosteloze Waarheid van de eeuwige wederkeer aan. Het hoeft niet meer anders te worden dan het is, omdat het alles, inclusief zichzelf, liefheeft zoals het is. Zo wordt men wat men is.
Iedere bewuste inspanning tot zelfvervolmaking moet achterwege worden gelaten, aldus Nietzsche in zijn laatste boek, Ecce Homo: ‘Dat iemand wordt, wat hij is, veronderstelt dat hij er geen flauw idee van heeft wat hij is.
133 pas als we het aandurven om onze roeping. Onze missie, onbewust vorm te laten krijgen in onszelf, pas dan kunnen we worden, wat we zijn.
De kameel onderwerpt zich aan de goeroe, gedreven door eros. Uiteindelijk dient hij die eros echter in te tomen door sceptische reflectie, waardoor hij zich, als leeuw, losmaakt van de goeroe. Uiteindelijk blijkt het de kunst om temidden van de meest uitzichtloze scepsis toch het religieuze verlangen van eros te blijven behouden. Het spelende kind is Nietzsches metafoor voor een dergelijke paradoxale zijnswijze.
134 Hij noemt eros een koorts die over zichzelf liegt, en die je doet liegen, tegen jezelf en over jezelf. Je komt jezelf sterker, rijker, volmaakter voor, en daarom bén je ook volmaakter.
## Een vastzitten aan ‘je’ die volmaakter moet zijn; in plaats van eros: ananda en liefde.
140 Eros verlangt ernaar de zee van de mythos te bevaren, scepsis brengt de grenzen van het eiland van de logos in kaart. De gezonde goeroe weet de juiste balans tussen eros en scepsis te vinden.

Deel III Naar een gezonde omgang met goeroes
Hoofdstuk 6 De relatie tussen leraar en leerling

De goeroe als
inspiratiebron !43 voor deugdzaamheid, dignitas, zingeving (144); aanboren diepere hulpbronnen in leerling (147), stoutste dromen over een beter leven serieus te nemen (148)

145 Relatie: uitwisseling van eros – vertrouwen, liefde
a) een horizontale uitwisseling – leraar is reisgenoot, vriend; er is een gezamenlijke reis, onderzoek; de leerling wordt in staat gesteld zelf de dingen te ontdekken;
b) de verticale uitwisseling – met opwaartse kracht, tot zelfvervolmaking, zelfoverstijging.
a) en b) moeten in evenwicht zijn.

150 Samen gaan van logos (dialectiek, kritiek, scepsis) en mythos (niet-rationeel, niet alledaags bewustzijn, toegankelijk via beelden, symbolen en mythische verhalen).
## niveau van ‘soul’, gevoelsmatig bewustzijn, verbeelding, droombewustzijn;
zie ook: droomloze slaap
153 De leraar heeft de functie om dat symboliserend vermogen weer op gang te brengen; de symbolen hun activerende werking te laten uitoefenen op onze psyche.
154 inzicht betekent niet zozeer een hogere werkelijkheid ín het zicht krijgen’ maar de werkelijkheid laten verschijnen in een nieuw licht.
## ook anders zijn van wereld en van zelf.

Hoofdstuk 7 Gezonde en ongezonde idealisering

Hoe moeten we omgaan met idealisering in het kader van de leraar-leerling verhouding?
157 Kohut onderscheidde hij de idealiserende overdracht: de neiging om de therapeut als volmaakt te beschouwen.
Idealisering als hulpmiddel
Kohut vertolkt echter een veel positievere visie op idealisering. Voor hem is idealisering een natuurlijk aspect van het leven.
159 In de therapeutische setting krijgt de patiënt juist door ijn idealisering vertrouwen in de therapeut, en gelooft hij in de werkzaamheid van de methode van de psy:hoanalyse. Hij wordt gemotiveerd om grote offers te brengen.
Kohut stelt dat idealisering van groot belang is tijdens de kinderjaren. Door de ouders te idealiseren voelt het kind zich veilig en beschermd, en kan het zich ongestoord ontwikkelen.
160 Volgens Kohut is het vermogen om in tijden van crisis een fantasie te scheppen Waarin we door een almachtige godsfiguur worden ondersteund, een van de kenmerken van een gezonde per:oonlijkheid die ons in staat stelt tot held uit te groeien.
163 Naarmate je patiënt een sterker zelfbeeld ontwikkelt, kan hij een breder spectrum aan gedragingen van de therapeut aan zonder dat de overdracht instort. Hij heeft als het ware meer ‘bandbreedte’gekregen.
## ‘sterker zelfbeeld’ – moet zijn meer bewust van onafhankelijk zelf-zijn.
André blijft sterk op het psychologische niveau.

De goeroe kan dus gebruik maken van een dergelijke volwassen idealisering in de leerling teneinde hem te helpen bij diens groei naar onafhankelijkheid. Voorwaarde daarbij is wel dat de goeroe in staat is om te gaan met de idealiserende overdracht van de leerling.

In een volwassen omgang met goeroes moeten zowel idealisering als de-idealisering een plaats krijgen. Enerzijds is een idealisering van de goeroe noodzakelijk, wil de relatie ook tot transformatie kunnen leiden. Anderzijds moeten we de goeroe de-idealiseren, niet door zijn charisma te ontkennen of hem te demoniseren, maar door hem als menselijk, al te menselijk te blijven zien.
## het zijn verschillende niveaus.

168 In een gezonde relatie met een goeroe kan de leerling, … tijdelijk kracht aan de goeroe ontlenen totdat hij zelf die kracht heeft opgebouwd.
## het gaat niet om kracht
In een ongezonde relatie is de goeroe niet bereid tot de-idealisering vanwege zijn eigen narcisme.
170 Een ander wapen tegen idealisering –
De opvoeder houdt zichzelf en zijn ware bedoelingen met de leerling verborgen achter een masker: Íedere diepe geest heeft een masker nodig; sterker nog, om iedere diepe geest groeit voortdurend een masker, dankzij de voortdurend onjuiste, want oppervlakkige uitleg van ieder woord dat hij zegt, iedere stap die hij doet, ieder levensteken dat hij geeft.’(Nietzsche)
##De open leraar heeft geen masker; anderen zien vanuit hun persoonlijk standpunt een persoon; als ze iets van openheid ervaren, zien ze de uiterlijke verschijning misschien een masker.

Hoofdstuk 8 De goeroe in het boeddhisme

174 Verlichting als de onfeilbare staat van zuiverheid.

Organisatie van leraarschap
179 De enige autoriteit in zen is de leraar. Dit is wat de studenten van het San Francisco Zen Center keer op keer te horen kregen: ‘Het mag dan lijken of Baker Roshi niet deugt, maar hij heeft transmissie gekregen van Suzuki en is dus verlicht.’

184 Het grootste risico in de omgang met een goeroe is dat we de eros, die hij in ons weet op te wekken, misverstaan als liefde voor de persoon van de goeroe zelf. Zen kent het gezegde van de vinger die naar de maan wijst: wanneer je je blindstaart op die vinger mis je het wezenlijke punt.

186 Zo’n gezonde goeroe bezit meestal geen efficiënt charisma (hij weet geen menigten in beweging te brengen, maar wel essentieel charisma: hij weet anderen in de richting van hun eigen essentie te wijzen.
Hij weigert om te onderwijzen, vanuit het besef dat hij ‘de waarheid’niet heeft. Hij beschouwt zichzelf niet als wijze maar als iemand die naar wijsheid verlangt. Vanuit een gedeeld verlangen naar wijsheid wil hij de leerling ontmoeten.

187 Wenken voor leerlingen
De eerste categorie vragen betreffen de goeroe en zijn gemeenschap. Van welk type is hij, ethisch of exemplarisch? Spreekt hij in naam van een ander (God), of spreekt hij uit naam van zichzelf omdat hij zelf het goddelijke belichaamt?
De tweede categorie vragen betreffen de leer van de go« goeroe. Sommige goeroes hanteren een absoluut waarheidsbegrip. Gezond: Zij erkennen dat een proces van bevrijding en emancipatie voor ieder individu verschillend vorm kan krijgen, en benaderen hun leerlingen op individuele wijze.
De derde categorie vragen betreft de uitwisseling van eros tussen goeroe en leerling. In het ideale geval stroomt de eros zowel horizontaal als verticaal.

H. Kohut, The Restoration of the Self, International Universities Press 1977
H. Kohut, Self-psychology and the Humanities, W.W. Norton 1985.


##Steeds weer: het gaat in ‘Goeroes’ om personen, met hun psychologie. Maar, er is een andere dimensie, die van openheid. Daarin is geen persoon, geen ik-wil, geen ik-onderwijs, ik-beoordeel.



Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • Psychotherapie en non-dualiteit

    De psychotherapie en oosterse bevrijdingstradities zoals advaita vedânta en boeddhisme hebben in de laatste jaren een steeds grotere belangstelling voor elkaar gekregen. Ze hebben elk specifieke noties en werkwijzen, maar overlappen elkaar voldoende om een vergelijking mogelijk te maken.
    In dit boek worden diverse westerse psychotherapeutische stromingen en twee bevrijdingswegen die van oorsprong respectievelijk hindoeïstisch (Advaita Vedânta) en boeddhistisch zijn, met elkaar geconfronteerd.

  • Pranayama

    Dit boek is een praktische handleiding bij het beoefenen van pranayama. Alle onderdelen van de traditionele pranayama komen hierbij aan bod.

  • Chakrayoga

    Yoga is de weg naar bevrijding van de beperkingen in alle onderdelen van het bestaan. Dit boek richt zich op de bevrijding van de verschillende levensenergieën: de mentale, expressieve, gevoelsmatige, vitale, seksuele en andere energieën.

  • De elf grote Upanishaden


    De Upanishaden vormen de grondslag van een groot gedeelte van de Indiase filosofie. Ze worden ‘Vedânta’ genoemd, dat is het einde en de culminatie van de Veda’s. De wijsheid die in de teksten naar voren komt is nog steeds een onschatbare bron, zowel in India als daarbuiten. Centraal staat daarin de visie en zijnservaring dat de kern van zelf-zijn identiek is aan de grondslag van wereld en universum.
    In dit boek is een groot gedeelte van de belangrijkste Upanishaden (8e-6e eeuw v.Chr.) opgenomen.

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod