Frederic F. Fost, ‘Speelse illusie: het ontstaan van werelden in Advaita Vedanta’


Philosophy East & West, Volume 48, July 1998, pp.387-405



Het scheppingsidee als het spel (lila) van de goden is sinds de Vedische tijd een belangrijk motief geweest in het Indiase denken. Advaita Vedanta vormt hierop geen uitzondering, maar deze traditie brengt in dit verband enkele problemen met zich mee die uniek zijn voor deze denkrichting.
Cruciaal voor de traditie van Advaita Vedanta is het onderscheid tussen datgene wat absoluut werkelijk is (paramarthika) en datgene wat empirisch gezien werkelijk is (vyavaharika). Uitgaande van dit onderscheid tussen realiteit en verschijning ontstaat er een curieus probleem, ”het dilemma van maya”:

1. Als maya werkelijk is, dan is Brahman niet de enige realiteit en valt de metafysica van Advaita in duigen.
2. Als maya onwerkelijk is, dan kan het niet de verschijning van wereld, goden en zelf tot stand brengen.
3. Maya moet echter werkelijk of onwerkelijk zijn.
4. Dus ofwel de metafysica van Advaita blijft niet overeind of maya is niet doeltreffend.

Dit dilemma kan echter vermeden worden door de derde premisse te verwerpen en dat is precies wat Shankara deed toen hij expliciet beweerde dat verschijning of maya noch werkelijk noch onwerkelijk is. Het klassieke voorbeeld dat Shankara hiervoor gebruikte is de slang-touw gelijkenis. Volgens Shankara is de slang in deze situatie noch werkelijk noch onwerkelijk.  Ze kan niet werkelijk zijn, want als ze dat was, dan kan ze niet in een touw veranderen. Ze kan echter evenmin onwerkelijk zijn, want dan kan ze in eerste instantie ook geen object voor onze waarneming vormen.
Een ander logisch probleem wanneer de wereld der verschijnselen als maya wordt beschouwd, is het feit dat we dan geconfronteerd worden met een naar zichzelf verwijzende paradox, gelijk aan de paradox van de leugenaar. Als de wereld een illusie is, dan is de Advaita filosofie met zijn doctrine over maya zelf een illusie omdat ze deel uitmaakt van die wereld.
Het antwoord van Advaita op deze en andere filosofische raadsels is voorpelbaar. Alle filosofische onderscheidingen bevinden zich aan deze zijde van verlichting, dat wil zeggen, binnen de wereld der verschijnselen. Wanneer er kennis van Brahman is gerealiseerd, dan dienen er zich niet langer vragen aan over de status van de wereld, omdat zulke vragen enkel voortvloeien uit het perspectief van het rationeel-empirische bewustzijn en uitgaan van de vooronderstelling van een onderscheid tussen subject en object.
Wanneer de vraag gesteld wordt waarom er een wereld der verschijnselen is, doet zich een nieuw probleem voor. Het probleem wordt al in Badaranya’s Brahma-Sutra vermeld, waar een tegenstander het volgende argument naar voren brengt:
”Brahman kan niet de oorzaak van de wereld zijn, want veroorzaken of scheppen veronderstelt beweegredenen of doeleinden (en als Brahman een van beide heeft dan is hij niet perfect).”
Badaranya komt met de volgende oplossing:
”Maar net als bij mensen soms het geval is, zo is voor God (Brahman in de vorm van Isvara) de schepping slechts spel.”
Deze notie van ”sport” of ”spel” vertegenwoordigt een activiteit die noch doelgericht noch doelloos is. Isvara wordt niet bewogen door behoefte of noodzakelijkheid, maar enkel door een vrije, spontane en vreugdevolle activiteit, een vrijkomen van energie louter en alleen omwille van zichzelf.
In Shankara’s Advaita Vedanta wordt nu aan deze notie van goddelijke speelsheid een illusionistische interpretatie gegeven. Dat wil zeggen het is slechts een provisorische doctrine, die enkel op de wereld der verschijnselen betrekking heeft.
De status van de wereld der verschijnselen is uiteindelijk een niet te bevatten mysterie voor degene die in staat van onwetendheid (avidya) verkeert. Het is alsof maya een sluier veroorzaakt tussen de wereld van ons alledaagse praktische leven en het Absolute Zijn van Brahman. Echter voor degene die zich aan de andere zijde van de sluier bevindt en bewustzijn van Brahman (Brahmavidya) gerealiseerd heeft, is er slechts pure ongedifferentieerde  eenheid. Brahman is één en alles is Brahman.

(J.C.)



Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • De ander en ik

    Dit boek bevat de lezingen en enkele andere teksten van het 2e Advaita Symposium over de relatie van 'de ander en ik'. De vragen kwamen aan de orde: Wat is de aard van de ander; in hoeverre of in welke zin verschilt de ander van mij en in hoeverre vormen wij een eenheid? De bespreking van deze vragen kon een verheldering geven van problematieken als ‘de aard van het zelf’, ‘de mogelijkheid van communicatie’ (in hoeverre kunnen wij elkaar begrijpen?), ‘de grondslagen van ons morele gedrag’ en ‘de ander als leraar’.

  • Pranayama

    Dit boek is een praktische handleiding bij het beoefenen van pranayama. Alle onderdelen van de traditionele pranayama komen hierbij aan bod.

  • De bron van het zijn

    ‘Wat was mijn toestand, voordat er ervaring was? Wie was er om op deze vraag te antwoorden? … dat Ik dat geen vorm heeft en zichzelf niet kent als ik ben.’

  • Naar de Openheid

    De teksten in dit boek zijn geschreven op basis van gesprekken gehouden te Gouda, aangevuld met enkele gedichten en korte teksten met illustratie. 
    Als uitgangspunt dienen steeds bekende gegevens en situaties, waarin verwijzingen zitten naar dat wat niet te beschrijven is, maar dat hier Openheid wordt genoemd.

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod