2018/06 Advaita Post juni 2018
Uit een gesprek met Douwe Tiemersma, Schiermonnikoog, 7 februari 2010
In de acceptatie van het niet weten ligt de bevrijding
Regelmatig hoor ik zeggen: ‘Ik weet echt niet meer hoe het zit.’ Degene die dit zegt, is dan vaak moedeloos, na vele jaren zoeken. Maar, je kunt dit niet-weten als iets positiefs zien. In een overgangssituatie ervaar je nog allerlei stukjes van de wereld waar je nog een beetje thuis bent, waar het nog een beetje geordend is. Je kent daar de weg en je herkent daar van alles. Maar er vallen steeds meer gaten; het gebied van het ondefinieerbare wordt groter. Voor de persoonlijke situatie is dat een ramp. Voor jezelf is het juist iets heel positiefs. Juist daar waar geen houvast meer is en je het niet meer weet, kun je vrijheid ervaren.
Eigenlijk zou je terug willen naar de oude situatie waarin je alles nog wist: dit is dit en dat is dat. Ik ben die en die, ik ben zo en zo oud. Dan kun je een heel verhaal over jezelf vertellen. Als dat nog heel duidelijk en vanzelfsprekend voor je is, zit je er in vast. Als je verder gaat op een spirituele weg, kom je in een situatie dat al die vaste gegevens wegvallen. En dan weet je het niet meer. Wat is dat voor situatie? Hoe zit het dan met jezelf? Ga kijken. Wat kun je er nog over zeggen? Er is nog steeds een gevoel van zelfzijn. Er is een grote ruimte. Er is vrijheid. Alles wat verschijnt is een wonder, want je hebt het niet meteen ingekaderd in een concept. In de acceptatie van het niet-weten ligt de bevrijding. Het is een overgave aan het niet-gedefinieerde. Als je accepteert dat je het niet meer weet, betekent het dat je niet meer probeert om via allerlei trucjes toch weer vaste dingen te creëren en te grijpen. Het is een totaal loslaten. In de overgang kun je het gevoel hebben dat alles gaat zweven, dat alles veranderlijk is. Dat kan niet anders. Vergelijk deze situatie maar met de oude waarin je alle dingen vastpint op een bepaalde identiteit, niet alleen jezelf, maar ook andere mensen, andere dingen. Als je dat niet meer doet, blijkt de werkelijkheid veranderlijker te zijn dan je ooit hebt gedacht. Niets is permanent. Alles is veranderlijk.
Het willen vasthouden in een onveranderlijke staat veroorzaakt lijden. Want je probeert wel iets vast te houden, maar het lukt niet. Daarom is het ‘ik denk’ zo leedvol, omdat je met je ‘ik denk’ allerlei concepten maakt om dingen vast te houden. Er ontstaat dan verstarring, en je merkt op een gegeven ogenblik: het lukt niet meer. Vroeg, of desnoods laat bij aftakeling, bij dementie, lukt het niet meer. In het boeddhisme legt men heel sterk de nadruk op de vergankelijkheid, en dat is terecht. In de Advaitatraditie wordt gezegd: aan het tijdelijke en het relatieve wordt een absoluut karakter verleend. De wereldse werkelijkheid zie je als een absolute werkelijkheid, terwijl deze een heel betrekkelijke en veranderlijke werkelijkheid is, afhankelijk van je eigen standpunt. Door het absolute en het relatieve door elkaar te halen ontstaat het lijden. Meestal gebeurt dat uit onwetendheid. Je plakt het absolute op de verkeerde dingen. Dat is dus de verwarring bij de meeste mensen. Dan geloof je in een illusie. Dat breekt je op een gegeven ogenblik op, want dan blijkt dat zogenaamd absolute helemaal niet absoluut te zijn.
Natuurlijk ben je in oorsprong het absolute. Absoluut betekent: vrij van condities. Maar er is blijkbaar een mechanisme waardoor je dat zelfzijn gaat projecteren in vergankelijke dingen zoals je lichaam en alles wat je maar belangrijk vindt. Het is een fundamentele verwarring, een niet goed weten. En zo ontstaat dus het najagen van illusies. Als dat een beetje duidelijk wordt, heb je de ervaring ‘ik weet het niet meer’. Eerst weet je van alles en nog wat en kun je over alles een oordeel geven. Op een gegeven ogenblik weet je niets meer. Je kunt het ook ervaren als lopen op ijs terwijl het ijs aan het smelten is. Er is geen houvast meer. In de Upanishaden staat: degenen die zeggen het te kennen die weten er niets van. Ga dus bij jezelf na wat het zou betekenen wanneer alle kennis zou verdwijnen.
Je zou helemaal niet meer kunnen functioneren.
Als het proces helemaal doorgaat, kun je niet meer functioneren. Maar ook als het leven doorgaat, is het goed om het te leren kennen als mogelijkheid en als structurele grondslag. We hebben het eerder gehad over de terugkeer naar een vroegere periode van je leven. Er zijn kinderen die vertellen: ‘Toen ik nog een baby was, zag ik wel van alles en ik wilde wel van alles zeggen, maar ik kon het niet.’ De woorden waren er nog niet. Dan zit je dus in een fase voorafgaande aan de woorden. Het is goed om te herkennen dat dat nog steeds ergens in je zit. Wanneer je terugkeert naar een steeds vroegere of naar een steeds latere fase, of naar je eigen diepte, krijg je steeds meer dat wegvallen van de vaste patronen. Wat blijft er over? Daar kun je je nog bewust van zijn. Dan ben je je dus bewust van een bepaalde sfeer van zelfzijn die niet inhoudelijk gevuld is, die geen vormen heeft, maar waarin je toch bewust bent als zelfzijn. Het is zelfzijn zonder grenzen omdat er geen vormen zijn.
Hoe kun je spreken van zelfzijn als alles wegvalt, want dan is jouw zelfzijn toch hetzelfde als mijn zelfzijn?
Juist. Doordat alle grenzen wegvallen, is er één sfeer van zijn-zelfzijn. Het eigen zelfzijn is daarin opgegaan. En er zijn geen beelden, geen vormen. Dat kun je je bewust worden. Dat is een ontzettend ijle sfeer van bewust-zijn. Intern is dat duidelijk; het is een intern weten. Je kunt dit ook wel weer ‘kennis’ noemen, maar dan moet je het wel tussen aanhalingstekens zetten, want het is een heel andere vorm van kennen dan het gewone kennen.
Er is dan geen controle meer…
…omdat er geen ik is die controle zou willen uitoefenen. Wanneer je ervaart ‘ik weet het niet meer’, dan heb je heel wat losgelaten. Allerlei positieve kennis is dan al weggevallen. Als dat loslaten totaal wordt, is er eerst nog het lege zijn-bewustzijn, dan het absolute.
Als het oude weer terugkeert, hoe is de situatie dan? Als je duidelijk ervaren hebt hoe de situatie is voorafgaande aan de hele opbouw van kennis, dan hoeft de kennis en het gekende niet meer afgesloten te worden. Dan kan alles open blijven. Het hele bouwwerk van kennis zal dan nooit meer absoluut worden. Dus dan komt de wereld op een heel andere manier terug. Eerst was het een gesloten systeem. Nu is het is geen gesloten systeem meer, want het blijft doorzichtig. De openheid blijft.
Als je naar een vaste grond zoekt, blijkt daaronder steeds weer ruimte te zijn. Wanneer je fundamenteel bewust blijft van die ruimte, dan zie je dat alles ergens in de ruimte gebouwd is, maar er is geen fundament. Dat geldt dus ook voor je eigen bestaan met alle kennis die daarin zit. Het blijft een tijdje bestaan, net zoals de wolken, en dan lost het weer op. Wanneer je conventionele woorden en begrippen gebruikt, is dat op zich geen probleem, zolang dat perspectief van doorzichtigheid, betrekkelijkheid en openheid er maar is. Omdat alles doorzien wordt in zijn betrekkelijkheid is het niet beperkend voor het zijn en je eigen zelfzijn. De hele wereld kan gewoon doorgaan, maar je zult ontzettend helder moeten blijven zien hoe betrekkelijk dat wereldje is.
Er is geen tweeheid
als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.
Boeken
Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.