3-19 Elke ervaring van dingen buiten is ook altijd zelfervaring; ze verwijst naar verlichting

jaargang 3 nr. 19 (27 mei 2002)


Een ‘debat’ over verlichting is onzinnig. Toch is het goed dat af en toe over verlichting in ruimere kring wordt gesproken om zover mogelijk te komen met een verduidelijking ervan. Het gaat namelijk om iets dat iedereen min of meer kent en de verduidelijking kan soms helpen bij de bewustwording van deze kennis. Of dat bij Jan Bor het geval is, is niet duidelijk. Degenen die er donderdagavond bij waren, hebben het meegemaakt. Zijn ervaring is, dat er wel momenten van verlichting kunnen zijn, maar dat deze nooit definitief is. Altijd komt er weer ellende, lijden. Bij doorvragen blijkt er een vast idee te zijn, dat we mensen zijn en mensen lijden altijd ook, in de zin dat we er midden in zitten. Dat lijden geeft de mogelijkheid van grootsheid zoals de voorbeelden van Vincent van Gogh, Nietzsche en Kierkegaard laten zien.

Ja, dit is een keuze van een visie en zo’n keuze verandert niet zo snel. Hij gaf toe dat bij een ruimere bewustwording de band aan het lijden niet meer 100% hoeft te zijn, dat er een veel ruimere zijnswijze mogelijk is dan die van het egocentrisme, dat er een bovenpersoonlijk mededogen mogelijk is, etc.

Jan zei achteraf, dat Ramana Maharshi de enige was met een blijvende verlichting. Als je Ramana, in plaats van Vincent van Gogh, herkent als ‘de mens’, wordt de visie anders.
Natuurlijk, Jan wees ook op een aantal belangrijke punten: verlichting is niet te kennen (nee, niet in door object-kennen, maar wel in Zelf-kennen), ‘verlichting’ is een fuik en valkuil (ja, als begrip, niet als zijnservaring), naast diepe verbondenheid is er ook eenzaamheid (beter: niet-zijn, tegelijkertijd met alles zijn), pas op voor ‘hoger weten’ en ‘de leraar’ (de gevaren zijn duidelijk, maar de mogelijkheden ook).

Hopelijk hebben de woorden, als richtingaanwijzers, iets aan herkenning opgeleverd.

Als bijlage is mijn inleiding op het gesprek te vinden (uitgewerkte aantekeningen).

Vanaf volgende week zijn er de retraites op Schiermonnikoog. Slechts af en toe zal er in de zomer een Advaita Post verschijnen. Zoals ik vorige keer al opmerkte, is het goed dat er zo’n reces komt, want het Inzicht is een zaak van iedereen zelf. Dit gaat voorbij woorden.

Bijlage

Wat is verlichting?
23 mei 2002, Rotterdam CSF
Enigszins aangevulde aantekeningen
Douwe Tiemersma

1. De aard van de vraag en het antwoord
De vraag is ‘Wat is verlichting?’ Daarbij moeten we meteen vaststellen dat elk antwoord op een ‘Wat is ...?’-vraag zich noodzakelijkerwijs in een bepaald kader bevindt.
Het antwoord wordt soms wel in het kader van de neurobiologie gezocht. Je krijgt dan een antwoord in termen van zenuwimpulsen, activiteit van hersengebieden en chemische stoffen. Een ander kader is, bijvoorbeeld, die van een energieleer. Verlichting is dan het volledig vrijkomen van de energiestromen in de oneindige ruimte. Vanuit de cognitieve psychologie zou het antwoord gegeven kunnen worden: verlichting is het niet meer vastzitten aan bepaalde kenstructuren, schema’s van kennen en denken. Zo zijn er vele kaders van antwoorden mogelijk.
Verlichting (bodhi) is een term die vooral in het boeddhisme wordt gebruikt en komt ongeveer overeen met ‘bevrijding’ (moksha) dat meer in hindoe-context is te vinden. De betekenis van het woord heeft in die traditie en existentieel kader, het kader van het pad dat naar de opheffing van lijden leidt. Dat lijden wordt ervaren door iemand als eerste-persoon. Het kader is dus de eigen ervaringswereld. Daarin zou dus allereerst het antwoord op de vraag moeten komen.

2. ‘Ervaring’

Een kenmerk van de eigen ervaringswereld is, dat we daarin op een directe manier ervaren. Het is geen denkwereld. Daarin gebruiken we bestaande begrippen; we analyseren ze en leggen verbanden. Het werkelijke ervaren is direct. Je proeft iets heerlijks, of iets dat vies is, als je een zoute haring naar binnen laat glijden.
Uitspraken over ervaring verwijzen naar de ervaring zelf. Als iemand zegt, dat hij een heerlijke zoute haring heeft gegeten, weet je bij benadering, als je zelf ooit zo’n haring at, welke ervaring je daarbij had. Dat wil nog niet zeggen dat dat de ervaring van de ander is, maar je kunt je er iets bij voorstellen. Als je nog nooit een zoute haring hebt gegeten (alleen Japanners en Nederlanders eten rauwe vis), is het onmogelijk duidelijk te maken wat je bij het eten ervan ervaart. In de ervaring speelt dus je eigen situatie een grote rol. Elke ervaring speelt zich af in je eigen zijnssfeer. Ervaring is ook altijd zelfervaring. De eerste persoons ervaring is dan ook altijd, wat ik noem, een zijnservaring.
Als gevraagd wordt ‘Wat is verlichting?’ zijn er in ieder geval twee moeilijkheden bij het beantwoorden van de vraag.
De eerste moeilijkheid zit hem dus in de onmogelijkheid een zijnservaring exact via woorden naar iemand anders over te brengen. De benadering wordt des te moeilijker naarmate er minder gelijkheid van zijnservaringen is. Als het om ‘Verlichting’ gaat, is het helemaal de vraag of je gespreksgenoot een zijnservaring van verlichting kent.
Een tweede moeilijkheid is de aard van de verlichtingservaring. Deze zijnservaring zelf heeft geen vorm, geen grens, geen inhoud. Ze is leeg.
Daarom: er is niet over te spreken; het is niet te begrijpen. Als je denkt het te hebben begrepen, heb je Het niet begrepen (Kena Up. II). Alleen zij die niet weten, spreken er over; zij die weten zwijgen. Verlichting kan dus nooit een positief punt zijn waarop je zou kunnen steunen. Ze is niet iets waar je je aan vast zou kunnen klampen.
Toch kan er wel iets worden gezegd, over zijnservaringen die iets met verlichting hebben te maken en die iedereen wel kent. Het gaat dan om een benadering van verlichting, om iets ervan duidelijk te maken. De woorden wijzen dan in de richting. Ze wijzen op bepaalde verschijnselen die in de bewustwording relevante zijnservaringen opleveren. Het centrale punt hierbij is, dat het om een zelf-ervaring gaat. Als Zelf is Het te kennen (Kena Upan. II.4, etc.). Iedereen is zichzelf, wat voor notie men hierover ook heeft. Dat is nu het begin- en kernpunt.

3. Een benadering van ‘verlichting’
Directe zijnservaring: we ervaren een gemis, we ervaren pijn, we ervaren grenzen, we ervaren frustratie. Dat alles is lijden. Ook ervaren we opluchting als de ervaring van het gemis, etc. op een gegeven moment verdwijnt. Het lijden is opgeheven.
Daarover is iets meer te zeggen.
Aanvankelijk was er een beperking van de eigen sfeer – we krijgen niet alles wat we willen hebben, we krijgen wat we niet willen hebben; we kunnen niet alles en zijn gebonden aan plaats en tijd.
Dan de opluchting: er is een zijnservaring dat de beperkingen verdwenen zijn; er is geen vastzitten aan tijd en ruimte. De oude identiteit die met de beperkingen verbonden was en die we ‘ik’ noemden is verdwenen.
In negatieve zin is dus te zegen: de verlichte staat is niet dit en niet dat (zie Brihadaranyaka Upanishad: neti-neti); niets zijn.
In positieve zin is er eigenlijk niets over te zeggen.
Er zijn nog de laatste dingen:
alles zijn, onbeperkt bewust-zijn, universeel geluk-zijn (sat-chit-ananda).
Iedereen heeft wel eens meegemaakt volledig gelukkig te zijn geweest. Toen was er niemand die gelukkig was, want de hele zijnssfeer was ‘geluk’. Zo is er niemand na de verlichting.

4. De relatie verlichting en onverlicht zijn
Als je het verdwijnen van gemis etc. (lijden) hebt meegemaakt (bijvoorbeeld het missen van je knikkers die ze van je hebben afgepakt) , stel je vanuit je nieuwe standpunt vast dat de gemis-ervaring aan een standpunt beantwoordt dat je niet meer inneemt. Zelf ben je veranderd en daardoor is een stuk lijden verdwenen. Je stelt ook vast dat het nieuwe standpunt ‘hoger’ is dan het oude. Je overziet de situatie meer.
Bij de overgang die we verlichting noemen wordt elk standpunt gerelativeerd. Gezien wordt dat elk standpunt beperkt is en daardoor lijden veroorzaakt. Het vrijkomen van elk standpunt betekent de opheffing van het lijden.
Als je de ervaring hebt dat er alleen verlichtingsmomenten zijn en daarna weer een beperkte persoon, betekent dit dus dat er steeds weer een beperkt standpunt ingenomen wordt. Vanuit de Openheid wordt kennelijk steeds weer een standpunt en een persoon gevormd.
Het gaat dus om een herkenning van je zelf, los van een standpunt.

5. Verlichting
Vanuit deze benadering is voor te stellen dat de verlichte staat met Openheid heeft te maken, de opheffing van elke identificatie of standpunt. Daarom is er niets in positieve zin over te zeggen.
Is er dan nog een ‘weten’ van de verlichte staat?
Blijkbaar geen kennen in de zin dat er een subject is die een situatie in de derde persoon kent. Het laatste: een zijnservaring of ervaring van zijn, waarin jezelf en al het andere in oplossen. Deze zijnservaring wordt steeds grootser en leger, maar er blijft een intern weten dat te maken heeft met het interne weten van je zelf in het dagelijkse leven. In de traditie van de Upanishaden (Vedanta) wordt gezegd dat het gaat om een herkenning van je meest eigen aard, de kern van zelf-zijn. Je bent Het al en je kunt je dit realiseren.
Die herkenning, dat Weten kan stabiel zijn – ‘gevestigd zijn in Brahman’.
Je eigen identiteit is definitief opgegaan in de oceaan van leegte. Er is geen terugkeer naar de identiteit van een persoon.
Deze persoon en zijn wereld gaat in zekere zin door, maar er is geen innerlijke beperking meer tot die persoon en die wereld.
Ze worden doorzien in hun betrekkelijkheid, terwijl het Weten ‘niets te zijn én alles te zijn’ overduidelijk aanblijft.

6. De weg naar verlichting, zijn er middelen om tot verlichting te komen?
Zijnservaring – 1e persoons zijnservaring
Niemand kan daarin iets van je overnemen.
Er is geen echte weg, want verlichting is geen eindpunt van een weg. Het wordt wel ‘de directe weg’ genoemd (Ramana Maharshi).
Soms blijken er mensen te zijn die zomaar een notie van verlichting hebben en zomaar daartoe openbreken.
Anderen hebben een notie, maar ervaren dat verlichting niet zomaar doorbreekt.
Kan een ander helpen?
Alleen degene die de weg en de verlichting vanuit eigen ervaring kent. Die blijkt dan als Leraar te kunnen fungeren. Let wel: dit is een functionele definitie van ‘leraar’. Leraar ben je niet van beroep.
De Leraar kan wijzen op allerlei verschijnselen, zodat de leerling een geringere kans heeft ergens vast te blijven zitten. Hij kan in de goede richting wijzen, zodat de leerling goed georiënteerd blijft.

Het belangrijkste is de Openheid van de Leraar. Deze werkt het meest door.


Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • Meditatieboekje

    Korte teksten die je meenemen naar openheid

  • Openingen naar Openheid

    In dit boek zijn ruim 120 korte teksten verzameld die openingen bieden naar die openheid. Deze blijkt uiterst eenvoudig te zijn. De teksten zijn stukjes van leergesprekken, bedoeld als stimuli om de aandacht te richten op openheid, iets daarvan te laten zien en zo de realisatie van openheid een grotere kans te geven. Ze vormen samen de essentie van het onderricht in non-dualiteit.

  • Stiltewandelingen naar eenheid

    Wandelen in stilte is terugkeren tot de rust die in de drukte van het leven vaak wordt gemist. Veel mensen zoeken die rust en vinden die in de natuur.

  • Psychotherapie en non-dualiteit

    De psychotherapie en oosterse bevrijdingstradities zoals advaita vedânta en boeddhisme hebben in de laatste jaren een steeds grotere belangstelling voor elkaar gekregen. Ze hebben elk specifieke noties en werkwijzen, maar overlappen elkaar voldoende om een vergelijking mogelijk te maken.
    In dit boek worden diverse westerse psychotherapeutische stromingen en twee bevrijdingswegen die van oorsprong respectievelijk hindoeïstisch (Advaita Vedânta) en boeddhistisch zijn, met elkaar geconfronteerd.

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod