3-31 Wanneer iemand wordt gegrepen door het Grote, vallen alle voorwaarden weg

jaargang 3 nr. 31 (8 oktober 2002)

Over nog geen twee weken is er het weekend op de Hoorneboeg (19 en 20 oktober). Opgave is nog mogelijk bij Lies (l.terlouw@hccnet.nl) of op de website www.advaitacentrum.nl.

Al eerder waren er de volgende vermeldingen –
Open meditatie-avonden zijn er alle vrijdagavonden van 20.00 –ca.22.00 uur. Ze zullen worden geleid door Odile. In principe ben ik er de eerste avond van elke maand.
Odile heeft per 11 oktober een nieuw e-mailadres, zie bijlage info A.P.onder Stichting Openheid.
Individuele gesprekken zijn er mogelijk op de vrijdagmiddagen en enkele donderdag- en vrijdagavonden. Via het secretariaat (0182-373427 – vóór 18.00 uur bellen!) kun je een afspraak maken. Als je op een vrijdagavond komt, kun je ook nog meedoen aan de meditatie; om niet te storen: vóór 20.00 uur aanwezig zijn.

Advaitagesprek met Douwe Tiemersma – 22 mei 2002, deel 6

Dus als je niet realiseert wat je uiteindelijk al bent, houd je blijkbaar nog iets vast. Daar ben je je niet bewust van.
(D) Ja, realisatie is een direct weten ‘Dit is het’. Daarbij worden de laatste bindingen die je beperken verbroken. Zolang dat niet het geval is, kun je niet veel doen. Dat hebben we al vaker vastgesteld. Het enige is om opnieuw geweldig helder naar je eigen situatie te kijken, geweldig scherp te kijken: daar, daar zitten vormen die niet losgelaten worden. Dat stel je vast.

Het gekke is: als je herkent dat je die vorm niet bent, is het klaar.
(D) Wanneer het werkelijk op een heel levende manier in zijn beperktheid herkend wordt, dan is het niet meer beperkend voor jezelf. Je ziet het in zijn beperktheid en dat kun je alleen maar doen wanneer het opkomt in die grotere sfeer van jezelf. Dus dan herken je al: ik zit er niet in vast, ik ben er niet in opgesloten.

Dus je kan niets doen, alleen maar waarnemen…
(D) Ja, heel helder in het bewustzijn vaststellen wat er vast te stellen is. Maar daar gaat het nu juist om, om die helderheid zo groot te krijgen dat werkelijk alles daarin verschijnt.

En je kan ook niet willen: ik ga nu helderder worden.
(D) Je kunt je er wel op richten. Je kunt meer op jezelf gaan letten, je bewustworden dat je een steunpunt hebt op je stoel, maar ook in je gevoelsmatige basis. Je kunt gaan kijken wat dat nu eigenlijk is.

Dus zelfs als je zegt ‘ik blijf rustig zitten’, dan zit je alweer in een structuur te denken.
(D) Bijvoorbeeld, ‘ik zit lekker hier en ik kan niks doen’. Dat is heel mooi, maar de kans is groot dat je daar blijft zitten. Dan heb je weer een structuur, misschien wel eens stuk ruimer dan vroeger, maar het is een bepaalde structuur. Deze is dan ook vaak erg vaag, zodat je die zelf niet door hebt.

Dus elk idee dat bij je opkomt, moet je laten vallen?
(D) Heb door: dat is een beperkt idee. Maar ook: gevoelsmatig zit ik blijkbaar daar en daar aan vast. Natuurlijk, in het gewone leven leer je geweldig veel. In het leven zijn er veel dingen die wegvallen en dan merk je: ik zat er blijkbaar aan vast. Nu die op een gedwongen manier van me worden afgenomen, merk ik dat die band er was. Nu ben ik er vrij van.

Mensen die al vrij zijn zeggen ook: je kijkt er overheen, je bent het al.
(D) Zie jij het? De herkenning kan plotseling zijn: dat wat je niet bent en Dat wat je wel bent. Een zekere resonantie vindt bij de meesten die hier zitten plaats. Maar, dit proces kan verder doorgaan. Wanneer je even iets van die mogelijkheid ervaart, kan dat proces verder gaan, zodat elke structuur wordt opgeblazen.

Het is even een enorme opluchting, maar het volgende moment schiet het weer dicht.
(D) Ja, totdat het je zo oplucht dat er helemaal geen terugkeer meer is. Zolang die vernauwingsreactie er is, kijk je ernaar. Op een gegeven moment zie je deze van een afstand en zeg je: ach, dat hoort bij het lichamelijk-mentale mechanisme; wat heb ik er mee te maken? De sprong was er. Er is geen ik meer dat ergens een houvast zou moeten hebben. Wanneer je Zelf alles bent, is die structuur van ‘ik’ en ‘houvast’ helemaal niet meer relevant. Ze is er niet meer.                               

Brief en reactie

Een vraag van Marco gaat over de relatie tussen condities en de advaita-benadering. Zijn hele brief staat in de bijlage, hieronder een centraal gedeelte.

... juist door de aanwezige mogelijkheden van de materiële sfeer – opgebouwd door mensen die vaak in erbarmelijke omstandigheden hun werk moesten doen voor wie de advaita-benadering onbereikbaar was – en door een sterk ik-besef binnen westerse samenlevingen, gezien de nadruk op individuele verantwoordelijkheid, waren er de gunstige randvoorwaarden aanwezig waarbinnen de advaita-benadering kon opkomen (sinds de jaren zeventig). Deze hele ontwikkeling doet mij denken aan de behoeftepiramide van Maslow waarin er pas zelf-actualisatie mogelijk is als er aan de andere randvoorwaarden voldaan is. Voorwaarden als het hebben van een gevulde maag, een veilige omgeving en de mogelijkheid tot sociale ontplooiing. Vanuit dit perpectief lijkt de advaita het laatste sluitstuk te zijn voor de westerling, die uiteindelijk toch nog wat mist. 
Natuurlijk is het theoretisch wel vast te stellen dat de advaita-realisatie voltrekt onafhankelijk van enige omstandigheid – wat is zij anders waard, als je het ook weer kan verliezen -, maar dit theoretische inzicht lijkt niet in de praktijk tot uiting te komen afgemeten aan het aantal mensen dat wezenlijk belangstelling toont voor datgene waar het om gaat.

De vraag is of de advaita wel universeel beschikbaar kan zijn voor iedereen, dan wel dat zij slechts bestemd is voor enkele bevoorrechten die onder gunstige omstandigheden zich zijn gaan afvragen wat nu echt belangrijk is in het leven. Als de advaita in die zin selectief is voor wat betreft de mensen die ertoe aangetrokken kunnen worden, hoe zit het dan met al die ‘anderen’ die voort blijven ploeteren. Hoe kan de universaliteit van advaita – zij is beschikbaar voor iedereen – verzoend worden met de veelal sterk ongunstige omstandigheden die zich doen gelden. Hoe kan je je openstellen als je je hele leven bent gehersenspoeld?


Beste Marco,
Je schrijft dat theoretisch is vast te stellen dat de advaita-realisatie zich onafhankelijk van enige omstandigheid voltrekt. Maar, dit is niet alleen een theoretisch inzicht; het is ook een ervaringsmatig vast te stellen gegeven. In India waren en zijn de meeste ‘gerealiseerden’ straatarm, in het Westen behoren zij meestal niet tot de rijken. Zie verder eens naar de grote mystici in de diverse culturen. Ze bezaten nauwelijks iets.
Maslows hiërarchie van voorwaarden gaat hier niet op. Waarom niet? Bij Maslow gaat het namelijk om verlangens waaraan ‘van onderop’ in de hiërarchie voldaan zou moeten worden. Bij de spirituele advaita-weg gaat het om de herkenning dat er geen grondslag is voor verlangen omdat er geen tweeheid is. Het verlangen van mensen is oneindig, dus er komt geen eind aan, zelfs bij ‘zelf-ontplooiing’. Bij dit laatste gaat het nog steeds om een ego dat zich wil ontplooien. Het bevrijdende inzicht niet vast te zitten aan een ego en zijn verlangens, vindt plaats op alle sporten van Maslows ladder. Daarom is dit inzicht niet afhankelijk van welke voorwaarde dan ook.
Als je toch een verbinding tussen bewustwording en lijden wilt leggen, kun je vaak het omgekeerde waarnemen, namelijk dat juist door lijden bewustwording wordt bevorderd. Dit komt in ieder geval meer voor dan bewustwording door welvaart.
Het is me gebleken dat je echt niets over voorwaarden van realisatie kunt zeggen. Het gaat niet om het trans- of onpersoonlijke gezichtspunt, maar om een heel concrete situatie. Gegrepen worden door het Grote vindt plaats bij mensen uit alle rangen en standen, overal ter wereld. Een kenmerk hiervan is dat als het Grote zich manifesteert, alle voorwaarden in hun belangrijkheid wegvallen.

Tekstjes van Willem

Bewustzijn is primair.
Laat primair zijn wat primair is.
De rest: rimpelingen
die komen en gaan, dat is alles.
Laat de zon van bewustzijn stralen.
Dat is Alles.

Geen spoor
te vinden
in dit Licht

Dit en dat.
Zus en zo.
Waar zijn ze gebleven?
Zijn ze er ooit wel geweest?

Hart van kristal
opent zich:
Hart van Al.

ALLES lost op
in een zucht.

Bijlage


De eerste advaita-bijeenkomsten en de gebeurtenissen rond 11 september hebben mij ertoe gebracht een advaita-onderwerp aan de orde te stellen waar voor mij nog onduidelijkheden aan kleven. Het gaat over de omstandigheden waarin men leeft enerzijds en de onafhankelijkheid van condities waarmee een advaita-realisatie gepaard gaat anderzijds.

Wat de omstandigheden betreft zijn in de islamitische landen de clans en de familie zeer belangrijk voor een persoon. Hiermee samengaand is er een cultuur van eer, schaamte en respect aanwezig die in de onderlinge relaties voorop staat. Derhalve zijn de sociale banden zeer sterk aangetrokken. Afwijken van de sociale norm wordt zeer streng bestraft, waarbij de hetze rond de groepsverkrachting van een vrouw in Pakistan, omdat haar broertje samen zou zijn geweest met een vrouw van een hogere klasse, hiervoor als een goed voorbeeld kan dienen. De indoctrinatie is vaak zo sterk dat je niet eens op de gedachte zou komen om van de standaard opvattingen af te wijken. In het westen zijn er natuurlijk ook tal van sociale conditioneringen, maar je hebt in ieder geval de mogelijkheid om je leven anders in te richten, zonder te worden gestenigd in opdracht van de dorpsraad. Het westen heeft toch een cultuur waarin de individuele vrijheid als een groot goed wordt beschouwd. Alleen is die individuele vrijheid niet zomaar gegeven. Zij is vooral een gevolg geweest van een verbetering van de sociaal-economische omstandigheden in de laatste decennia. Juist door een verbetering van de sociaal-economische omstandigheden is het mogelijk geweest voor individuen zich onafhankelijker op te stellen ten opzichte van de sociale omgeving. Je hoeft immers je hand niet meer op te houden. Hiermee samengaand is er een sterk besef van het bestaan van een individuele verantwoordelijkheid, zowel voor het eigen gedrag  – vastgelegd in wetten en regels die uitgaan van schuld – als voor het tonen van sociaal, maatschappelijk verantwoord gedrag. De welvaart in de westerse samenlevingen is vooral tot stand gekomen door een gemeenschappelijk besef de schouders eronder te moeten zetten voor het tot stand kunnen laten komen van de gemaksamenleving zoals we die nu kennen. Paradoxaal genoeg is het juist door de aanwezigheid van goede sociaal-economische omstandigheden en een redelijk adequate maatschappelijke infrastructuur die het mogelijk maakt om de advaita-benadering op een vrije manier te kunnen beleven. Oftewel juist door de aanwezige mogelijkheden van de materiële sfeer – opgebouwd door mensen die vaak in erbarmelijke omstandigheden hun werk moesten doen voor wie de advaita-benadering onbereikbaar was – en door een sterk ik-besef binnen westerse samenlevingen, gezien de nadruk op individuele verantwoordelijkheid, waren er de gunstige randvoorwaarden aanwezig waarbinnen de advaita-benadering kon opkomen (sinds de jaren zeventig). Deze hele ontwikkeling doet mij denken aan de behoeftepiramide van Maslow waarin er pas zelf-actualisatie mogelijk is als er aan de andere randvoorwaarden voldaan is. Voorwaarden als het hebben van een gevulde maag, een veilige omgeving en de mogelijkheid tot sociale ontplooiing. Vanuit dit perpectief lijkt de advaita het laatste sluitstuk te zijn voor de westerling, die uiteindelijk toch nog wat mist. 
Natuurlijk is het theoretisch wel vast te stellen dat de advaita-realisatie voltrekt onafhankelijk van enige omstandigheid – wat is zij anders waard, als je het ook weer kan verliezen -, maar dit theoretische inzicht lijkt niet in de praktijk tot uiting te komen afgemeten aan het aantal mensen dat wezenlijk belangstelling toont voor datgene waar het om gaat.

De vraag is of de advaita wel universeel beschikbaar kan zijn voor iedereen, dan wel dat zij slechts bestemd is voor enkele bevoorrechten die onder gunstige omstandigheden zich zijn gaan afvragen wat nu echt belangrijk is in het leven. Als de advaita in die zin selectief is voor wat betreft de mensen die ertoe aangetrokken kunnen worden, hoe zit het dan met al die ‘anderen’ die voort blijven ploeteren. Hoe kan de universaliteit van advaita – zij is beschikbaar voor iedereen – verzoend worden met de veelal sterk ongunstige omstandigheden die zich doen gelden. Hoe kan je je openstellen als je je hele leven bent gehersenspoeld? Dit kan op zich wel verdedigd worden door erop te wijzen dat er niemand in oorsprong is, en dat het bewustzijn zich er geen zier voor interesseert in welke toestand schijnbare individuen als lokale contracties verkeren. Immers wie lijdt er? Vanuit dit perspectief is de menselijke factor geheel uitgesloten (onpersoonlijk). Maar hier krijg ik toch het wrange gevoel dat het lijden wordt wegverklaard als gevolg van een gebrek aan hoger inzicht (van wie eigenlijk?). Alsof een rijk persoon gaat vertellen tegen de arme sloebers dat geld niet belangrijk is. Je zou wellicht kunnen zeggen dat het eerste perspectief (transpersoonlijk) teveel de nadruk legt op de schijnbare dualiteit die zich voordoet binnen non-dualiteit en het tweede perspectief juist teveel nadruk legt op eenheid en het bestaan van relatieve verschillen ontkent. Je ziet binnen de advaita-benadering beide perspectieven terugkomen en ieder perspectief wijst daarbij juist op het tekort van de andere. De vraag is dan of er wellicht nog een tussenpositie mogelijk is, of zelfs nog een hoger perspectief. Ik vermoed dat zo’n perspectief zou moeten beginnen met iets te zeggen over het verschijnsel mens. Hoe relatief is dit begrip? Is het verschijnsel mens net zo relatief als het verschijnsel balpen of is er nog iets anders aan de hand?

Marco van der Bas


Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • De elf grote Upanishaden


    De Upanishaden vormen de grondslag van een groot gedeelte van de Indiase filosofie. Ze worden ‘Vedânta’ genoemd, dat is het einde en de culminatie van de Veda’s. De wijsheid die in de teksten naar voren komt is nog steeds een onschatbare bron, zowel in India als daarbuiten. Centraal staat daarin de visie en zijnservaring dat de kern van zelf-zijn identiek is aan de grondslag van wereld en universum.
    In dit boek is een groot gedeelte van de belangrijkste Upanishaden (8e-6e eeuw v.Chr.) opgenomen.

  • Naar de Openheid

    De teksten in dit boek zijn geschreven op basis van gesprekken gehouden te Gouda, aangevuld met enkele gedichten en korte teksten met illustratie. 
    Als uitgangspunt dienen steeds bekende gegevens en situaties, waarin verwijzingen zitten naar dat wat niet te beschrijven is, maar dat hier Openheid wordt genoemd.

  • Openingen naar Openheid

    In dit boek zijn ruim 120 korte teksten verzameld die openingen bieden naar die openheid. Deze blijkt uiterst eenvoudig te zijn. De teksten zijn stukjes van leergesprekken, bedoeld als stimuli om de aandacht te richten op openheid, iets daarvan te laten zien en zo de realisatie van openheid een grotere kans te geven. Ze vormen samen de essentie van het onderricht in non-dualiteit.

  • Non-dualiteit - de grondeloze openheid

    Non-dualiteit is niet-tweeheid (Sanskriet: a-dvaita), de afwezigheid van scheidingen. Deze openheid vormt de kern van elke spiritualiteit en mystiek. Maar wat is non-dualiteit nu precies? Daarover gaat het nieuwe boek van Douwe Tiemersma. In zijn vorige boeken stond de non-dualiteit ook al centraal, maar nu laat hij stap voor stap zien wat non-dualiteit in de eigen ervaring betekent. Iedereen blijkt die ervaring te kennen en te waarderen.

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod