4-3 Je bent niks. Alles gaat vanzelf. Maar, je staat er niet los van
Jaargang 4 nr. 3 (10 februari 2003)
Het belangrijkste van de winterretraite op Schiermonnikoog? Dat was de Stilte en wat daarin gebeurde. We luisterden naar de stilte van de sneeuw die in het donker viel en zagen de stille onbeweeglijkheid daarin voorbij de tegenstelling beweging-bewegingsloosheid. Ieder wandelde alleen in de donkere nacht en zag hoe de tijd verdween en illusies verschenen. Tegen de angst was er de concrete eenheid van Zelf-zijn met alles. In de stilte konden velen ineens de weg vinden naar de bron van zelf-zijn.
’s Ochtends vroeg in het donker liepen de pelgrims naar de kapel, waar bij het kaarslicht een diepe meditatie mogelijk was.
Op de lange ochtenden wisselden krachtige en subtiele oefeningen zich af. Ook de dier-houdingen en –bewegingen doorbraken de oude lichaamsschema’s.
Dan, de oneindige ruimte van het strand met beginnende duinen en grote waterplassen: een samen spelen (Lies’-laarzen, water om over te lopen, enz.), maar ook om in de ruimte op te gaan en er één mee te worden zie de bijlage (foto).
Het was een bijzondere ervaring de retraite op het winterse eiland. De gevolgen zullen velen blijven merken.
Als iemand een stuk van een gespreksavond van een cassettebandje wil uittypen: neem contact op met Peter (kops@planet.nl of tel. 0294-414071).
A.s. vrijdagmiddag is er dan het 3e Advaita Symposium over Psychotherapie en non-dualiteit. Misschien zijn er nog plaatsen. Info: 010-4790809, www.eur.nl/fw/advaita (ook voor tekstmateriaal).
Ten slotte is er een nieuw interview van Patricia, dit keer met Harry van Zomeren, onder de titel ‘Als een grondeloze rots’. ‘Als een grondeloze vulkaan’ zou misschien ook passend zijn geweest. Dit keer het eerste stuk van drie afleveringen, zie bijlage.
Tekst
Uit een gesprek op Schiermonnikoog, 14 juni 2002, deel 3
Het ervaren van leegte-zijn en alles-zijn
Het is duidelijk dat ik vastzit aan het horizontale, met alle problemen.
Douwe: Ja. Kun je je voorstellen wat de oplossing is van die problematiek? Wanneer er werkelijk in verticale zin iets gaat veranderen, wat gebeurt er dan?
Ik denk dat het horizontale verdwijnt.
Het hoeft niet echt te verdwijnen. Het kan soms verdwijnen, soms is het er weer.
Hoe bedoel je?
Je zegt ‘ik denk dat het verdwijnt’. Heb je daar enige ervaring mee?
Ja.
Wat betekent dat, dat het verdwijnt?
Dat het er niet meer is.
Wat is er dan wel?
Niks.
En even later?
Dan is weer wel iets.
Op welke wijze?
Op wat voor wijze dat verschijnt? Toch wel een beetje vanzelf, eigenlijk.
Je kunt er weer op de oude manier induiken, maar dan is de verticale dimensie weer afgesloten. Wanneer het verticale nu niet wordt afgesloten en open blijft, hoe gaat het dan?
Vanzelf.
Heb je daar ervaring mee?
Jawel.
Kun je er iets meer over zeggen?
Dan is er de drukte uit, en ook de zwaarte en het gewicht.
Ja. En hoe zit het met jezelf?
Dat is dan leeg.
Als de verticale dimensie open gaat, ervaar je intern de diepte van jezelf, als leegte, zeg je. En toch gaat alles door, vanzelf. Wat ben je zelf?
Dat zelf.
Wat kun je erover zeggen? Je hebt al gezegd: het is niks. En verder gaat alles vanzelf. Maar je staat er niet los van. Zie wat dat betekent. Hoe duidelijker je dat ziet des te gemakkelijker blijft het zo. Hoe zit het met je vrijheid?
Dat is dan geen vraag meer.
Wat kun je er dan nog over zeggen, als het geen vraag is?
Dat het er zomaar is.
In die verticale dimensie blijf je zomaar jezelf, totaal vrij, omdat het leeg is. Zodra het zelf zich koppelt aan een vorm, zit je vast aan de beperkingen van die vorm. Het zelf is alleen maar die openheid en dat is de absolute vrijheid. Dan mag alles wel terugkeren, maar die absolute vrijheid blijft bestaan. Waarom? Omdat het zelf zich niet beperkt tot een vorm.
Maar dat zelf dat zich al dan niet meer identificeert, suggereert dat er toch ook weer een identiteit is?
Wat is het zelf, als dat zelf zich niet identificeert met een vorm, met de vorm van de persoon, Je hebt zelf gezegd: niks. Ook al is dat alles, je bent niks. Dus die absolute vrijheid zit in die leegte, in dat niets, maar ook in dat alles. Omdat alles mogelijk is in de Openheid.
Als dit werkelijk duidelijk is, is er weinig meer te zeggen. Dan is alles open, dan is ook echt alles open, radicaal, op alle kleine punten. Dat is iets wat verder bekeken moet worden. En dat zullen we verder gaan doen op de ochtenden met de yoga. Op alle niveaus en in alle aspecten zal het werkelijk helemaal open moeten zijn, voordat er een totaal vrijkomen van de identificaties is.
Eerste bijlage
Tweede bijlage
Als een grondeloze rots
Interview met Harry van Zomeren
door Patricia van Bosse
Voor zijn atelier in Ermelo komt Harry me tegemoet. Daar aangekomen zien we voor de ramen de schilderijen die daar zijn uitgestald. Binnen laat hij me zien wat hij net heeft gemaakt, een symbolische voorstelling waar het woord NU centraal in voorkomt. Aan de muur hangen schilderijen van paarden, die hij vaak in opdracht maakt, verder zijn er lotussen, landschappen. Er is een schijfhoekje waar Harry dicht en schrijft, daar hangt een prachtig portret van Ramana Maharishi.
Harry praat graag over de openheid en over hoe hij het leven ervaart. In ieder gesprek duiken al gauw begrippen op als standpunt, het neutrale midden, de eenvoud. Maar bovendien heeft hij zoals hij op een bepaald moment zegt ‘een speelse geest, zo oprekbaar, elastiek is er stug bij’. En inderdaad, op een onnavolgbare, vloeiende manier leiden de begrippen en beelden weer tot andere onverwachte invalshoeken, die zich in een wijds samenhangend geheel vervlechten en tenslotte oplossen, vaak in een schaterlach, soms in stilte. In dit gesprek vertelt Harry over zijn kennismaking met Advaita, het ’nachtelijk gesleutel’ waarna hij als een ander mens ontwaakte en over zijn inzichten en ervaringen nu.
Als we spreken over standpunten en perspectieven, illustreert Harry dat aan de hand van een schilderij, een aaneenschakeling van panelen die een doorlopende voorstelling geven van wel vijf meter, met op de voorgrond een duinlandschap en daarachter de zee.
Voor dit schilderij - het zou wel Schiermonnikoog kunnen zijn - ben ik op een duin geklommen, en van daaruit bekijk ik de zee. Dat geeft overzicht, er is veel water te zien. Als ik op gelijke ooghoogte als de zee zou staan, verkleint de zee zich en kijk je alleen tegen de eerste golf aan. Het standpunt waar je staat bepaalt de diepte. Als je helemaal tegen de duinen aan gaat staan, zie je het gras in detail. Van verderaf zie je dat het een heuvel is. Dan zie je die ruimte die het als landschap zo aantrekkelijk maakt, de wind die erover waait, de lucht als een grote koepel waarin je ervaring zich kan uitbreiden. Dus vanuit een gunstig standpunt kan je een prettige compositie maken. Degenen die het schilderij zien kunnen dezelfde werking herkennen. Met een bos kan je dat ook doen.
Harry haalt twee andere schilderijen te voorschijn. Het is een tweeluik, dat samen een bos vormt. In het midden kijk je tegen een grote stapel liggende stammen aan.
Om een bos een ruimtewerking te geven, schilder je de ruimte tussen de bomen. De stapel stammen waar je tegenaan kijkt zie je als cirkels van verschillende kleur met ringetjes en tussen die cirkels zijn openingen. Daar is de ruimtewerking van heel dichtbij opgemerkt. Het rechtopstaande bos erachter heeft het omgekeerde. De ruimte die wordt gesuggereerd in de onderlinge afstand tussen de bomen stijgt op, terwijl de liggende ruimte tussen de stammen je naar achteren verplaatst, je gaat als het ware ook de ruimte voelen tussen die stammetjes die horizontaal liggen. Het zijn twee uitdrukkingen van ruimte als leegte, maar tegelijk de beschikbaarheid van lege ruimte. Het is een spel van vol en leeg, van beweging en rust. Met die twee gegevens heb je ook te maken in relaties en in je levenssituatie, maar dan op een psychologische manier
Het valt me op dat je bij de gedichten die je maakt en ook bij het schilderen heel erg gericht bent om iets duidelijk te maken.
Het duiden door middel van een beeld is de opdracht van een kunstschilder. Het beeldende is het leidmotief van mijn leven, het is een van mijn talenten om uit te werken. Dan komen er allerlei dingen ter beschikking.
Je doet het inderdaad met een overbubbelende energie.
Ja, dat is daarmee ontketend. Het gebruik maken van je talent ontlokt een extra energie die door de dingen heen gaat. Het is als een wisselwerking die dat hele proces als het ware met grote kracht opstuwt en aanvuurt, er komt vuur aan te pas. Maar vurig enthousiasme kan op een gegeven moment overslaan naar overtuiging, dan krijg je zoiets als het overtuigd zijn van een schip. Dan heb je het te zwaar gemaakt aan één kant, te definitief. Dat kan een belemmering zijn om het brede vlak van mogelijkheden steeds open te houden. Dat beperkt je, je helt steeds over naar één kant.
Zo springt Harry’s geest van het ene beeld naar het andere, het direct omdraaien van een bewering of een compositie is voor hem heel gewoon, in feite een creatief proces, zegt hij.
Om dat te doen is een heel soepele geestesinstelling nodig. En als je dan nagaat dat ik ben opgegroeid in een gezin die Jehova-getuigen waren, dogmatischer kan het bijna niet! In mijn jeugd ben ik getraind om alleen uit dat hoekje te denken, alleen dat was waar en alle rest onwaar. Toen ik een jaar of 18 was, begon ik te luisteren naar andere mensen. Dat mocht niet in die groep, want dan zou je kunnen gaan twijfelen. Mijn schip is toen gekanteld. Ook de creatieve impuls is heel sterk naar boven gekomen en er opende zich een breed scala aan mogelijkheden. Toen heb ik allerlei religies, stromingen, richtingen, het hele arsenaal wat op dit gebied beschikbaar is onderzocht, ik heb boeken gelezen, mensen bezocht, bijna alles afgewerkt. Pas heel laat ben ik met Advaita Vedanta in contact gekomen: in 1994 toen ik Alexander Smit ontmoette.
Een tijdje was Sai Baba mijn inspiratie. In het blad van die beweging stond een artikel waarin Nisagardatta en het boek ‘Ik Ben’ werd genoemd, dat net was verschenen. Dat boek was mijn eerste kennismaking met Advaita. Alle inzichten, alle mogelijkheden om te zijn en vrij te zijn die ik had verzameld explodeerden in die grote mogelijkheid tot vrijheid. Toen wilde ik iemand ontmoeten die Nisagaradatta bij zijn leven had gekend. Zo kwam ik bij Alexander Smit terecht, die het langste bij hem was geweest.
Mijn eerste bezoek was de eerste satsang die Alexander Smit na een rustperiode van jaren in Amsterdam gaf. Ik herinner me nog dat hij in een kerkje aan een grachtje door een gat in de muur tevoorschijn kwam. ‘Dag lieverds’ zei hij. Hij bleef me toen een hele tijd aankijken zonder iets te zeggen. Naderhand begreep ik pas dat hij Advaitaleraar was. Ik dacht dat hij gewoon een man was die Nisagardatta in India had ontmoet.
Maar, met hem heb ik nooit een leraar-leerling verhouding gehad. Hij zei ook steeds dat hij geen leerlingen wilde hebben. Later hoorde ik dat hij wel een heel klein groepje leerlingen had. Er kwamen heel veel belangstellenden, maar heel weinigen waren zijn leerling. Dus heel anders dan Douwe met de Kring.
Ik ging regelmatig naar de bijeenkomsten. Op een bepaald moment waren er thuis problemen, er was sprake van een scheiding, toen heeft hij me gezegd voorlopig niet te komen en het thuis eerst op te lossen. In het dagelijkse hier en nu moet je immers leven, anders zou het bezoeken van de bijeenkomsten een vlucht zijn. Daarna ben ik een heleboel jaren niet bij hem geweest. Toen het thuis, in ieder geval voor mij, wat was opgelost, wilde ik contact met hem opnemen om naar hem toe gaan. In precies die week is hij overleden.
Het gebeurde wel vaker dat hij mensen wegstuurde, daar hadden ze dan meer aan. Hij heeft als het ware het schoffelwerk gedaan, het eerste opruimen van dingen. Want wat verzamel je niet in je leven, allerlei belemmeringen die je op het verkeerde been zetten of afhouden van het openkomen van dat onbegrensde. Dat zit je dan steeds in de weg, dan heb je niet in de gaten dat je een standpunt inneemt. Het is te laag, of te beperkt, maar dat zie je zelf niet. Je hebt dan iemand anders nodig om die afstand in te schatten zodat je in wat gunstiger positie komt om die psychologische verwikkelingen waar al die aannames toe leiden los te halen. Aanhakend op die mooie uitleg van Douwe ben ik dat later wel de persoons-ik-verknoping gaan noemen. Al die draadjes zijn aan elkaar verknoopt en vormen een soort kluwen. Die ga je dan uit elkaar rafelen, los maken, zodat de stroming door kan lopen in plaats van te stagneren. Die kluwen ontwarren is het eigenlijke werk.
Je bent na het overlijden van Alexander bij Douwe terechtgekomen?
Ja. De eerste avond dat ik naar hem toeging liet ik Douwe een aantal schilderijen zien. Hij zei toen: wis al die beelden en ook de betekenissen ervan, leer liefde op te vatten voor de leegte die daar achter ligt. Dat was het eerste dat hij tegen mij zei. Ik had die avond meteen een ingrijpende ervaring. Ik had het gevoel mijn lichaam te verliezen en daarmee was ook een heel stuk persoonlijkheid verdwenen. Dat was een buitengewoon mooi standpunt, ik was nergens meer op gefocust. Het lichaam moest door minder op de voorgrond te treden wel een ander soort positie aannemen. De begrenzingen gingen vervagen, op een gegeven moment ging ik daarin mee en toen was er lichaamsloosheid. Dat is een heel mooi begin geweest. Toen was het een verrassing voor me, min of meer iets nieuws. Later raak je eraan gewend en dan ga je vanuit dat standpunt meer dingen zien, het wordt in het gewone ingebed.
Eigenlijk kan ik een dergelijke beweging steeds in mijn leven herkennen. Als jongen zocht ik naar het bijzondere. Ook artistiek heb ik lang gezocht naar iets unieks en eenmaligs, tot er een andere beweging kwam, naar het gewone. Daar zat als het ware een nieuwe mogelijkheid tot verruiming: als je gaat beseffen dat je bewustzijn bent die alle mogelijkheden in zich heeft. Dat is nu geactiveerd en bewust open gelaten, zodat het voortdurend door kan stromen en dat is eigenlijk het centrale thema geworden.
Er is geen tweeheid
als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.
Boeken
Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.