5-19 Wat doe je, als je niets kunt doen?

Jaargang 5 nr. 19 (29-11-2004)

De vraag ‘Kan ik iets doen?’ blijft terugkomen. De reactie is afhankelijk van degene die de vraag stelt. Het principiële punt is dit.
‘Ik’ heeft alleen in de ik-sfeer een plaats. Hoe zou een ik zichzelf kunnen doorzien en loslaten? Bij het ik-zie is er altijd een blinde vlek voor het eigen ik, bij het loslaten altijd een ik-rest dat zichzelf niet loslaat.
Je kunt niets doen – wat doe je, als je niets kunt doen? Ga met deze vraag maar eens bezig.
Verder kan er wel het volgende worden gezegd.
In een veelvoorkomende eerste fase is er een verlangen naar iets dat boven de eigen situatie uitgaat. Daarin zit nog een ik-kwaliteit, maar deze gerichte energie is blijkbaar in die beginsituatie nodig om een beweging te krijgen.Wil er werkelijk wat gebeuren, dan zal deze energie van zo’n grote diepte moeten komen (dieper dan het ik) dat die voldoende is om boven de zwaartekracht van de ik-wereld uit te komen. Dat is een voor-persoonlijke motivatie. Deze is dezelfde kracht als de aantrekking vanuit Dat wat in het besef het uiteindelijke is.
Dit is een eerste fase van loslaten, een loslaten van zaken die je vasthield, van specifieke bindingen. Een van de methoden is afstand te nemen, afstand nemen totdat er nauwelijks nog iets is om afstand van te nemen. Maar zie, je bent er nog als degene die afstand neemt, al ben je als zodanig vooral bewustzijn. Dit getuigebewustzijn ervaart de verschijnselen. In de ervaring blijft het in de sfeer van tweeheid en spanning, al zijn die erg subtiel.
Na de eerste fase is er niets meer te doen dan alleen maar te ontspannen met interne helderheid. De aantrekkingskracht van het ‘uiteindelijke’ is sterker dan die van de beperkte bindingen. Dat is al direct aanwezig bij sommige mensen, bij wie de genoemde eerste fase afwezig is.
In de tweede fase verdwijnt de dualiteit van jezelf als getuigebewustzijn en dat wat bewust wordt. Dat kan alleen als je zelf (op dat niveau) je niet meer vasthoudt en het bewustgewordene niet meer afhoudt. Dan is er een overgave aan het non-duale. Dan mag alles zo op je af komen dat het samen gaat vallen met jezelf. Dan is er een opname in het Grote. Hier kan nog een inwendig, non-duaal bewustzijn aanwezig zijn van sat-cit-ananda, van een universeel ik-ben, van een-zijn. Noem deze tweede fase mystiek of bhakti.
Het interne weten van dit zelf-zijn blijft centraal staan, ook in verband met de overgang naar de derde fase waarin het een-zijn overgaat in het absolute, oplost in het absolute, waarover niets te zeggen valt. In deze openheid is alles op alle niveaus open.

Nog een paar mededelingen -

Aanstaande vrijdag, 3 december, is er weer een stiltedag op het Advaita Centrum, vanaf 10.00 uur.

Voor het symposium ‘Psychiatrische stoornis of spirituele ervaring?’ in het Bibliotheektheater Rotterdam kan niet meer worden ingeschreven, omdat het maximale aantal al is bereikt.

De data die ik in de vorige Advaita Post opgaf voor de Schiermonnikoog–retraite in februari waren niet juist. Deze zijn: van 4 t/m 11 februari 2005.

Dit keer is er geen tekst van een gesprek, omdat er boven al genoeg staat en omdat er verder genoeg te lezen is in de bijlagen: een artikel over ‘heiligheid’ dat ik schreef op de vraag van de redactie van het blad ‘VolZin’ en het eerste deel van een interview van Pia door Patricia.

Eerste bijlage

Spiritualiteit en het sacrale
Als elk houvast ontbreekt …
Douwe Tiemersma
in: VolZin. Opinieblad voor geloof en samenleving 3 nr. 23 (19 november 2004), 10-13

Veel mensen zoeken serieus naar spiritualiteit. Wat dat begrip ook mag inhouden, het heeft in ieder geval te maken met een sfeer die traditioneel het heilige of sacrale wordt genoemd. Maar wat is dat heilige? Wie op zoek gaat naar het sacrale komt oog in oog te staan met de ‘sfeer van het grondeloze’, stelt Douwe Tiemersma, universitair docent filosofie aan de Erasmus Universiteit en leraar Advaita Vedanta (‘inzichtsyoga’).

Het verlangen naar het heilige of sacrale lijkt teruggekeerd te zijn, maar erg bekend met die sfeer van het heilige is onze samenleving niet meer. Wat kan het heilige of sacrale in onze situatie betekenen? Het woord sacraal (heilig, geheiligd, gewijd) krijgt zijn betekenis in de tegenstelling tot ‘profaan’. Het heilige is een kwalitatief andere werkelijkheid dan de profane, wereldse werkelijkheid. Het is min of meer bovennatuurlijk, het transcendeert de gewone, praktische wereld.
In oude culturen ging het om een hogere macht die zich in de wereld manifesteert, in opmerkelijke natuurverschijnselen als de bliksem, de storm, maar ook een berg, een rivier, een grote boom. Ook deze verschijnselen en plaatsen waren dan heilig. Mozes moest bij het brandende braambos zijn sandalen uitdoen, want de grond waarop hij stond, was heilig door de aanwezigheid van God. Deze heilige aanwezigheid werd in het Nieuwe Testament herkend in de persoon van Jezus. Met Pinksteren was er de ‘uitstorting van de heilige Geest’. In ruimere zin is de hele schepping een uiting van de heerlijkheid van God en in die zin heilig (zie bijvoorbeeld Jesaja 6,3).
Als het heilige zich op intense wijze manifesteert, komen de specifieke kwaliteiten duidelijk naar voren. Het heilige wordt ervaren als iets groots. Het is geheimzinnig en machtig. De grote Duitse godsdienstwetenschapper Rudolf Otto (1869 – 1937) beschreef het heilige als huiveringwekkend (tremendum), onbenaderbaar, overmachtig, groots (majestas), energetisch, vol wil en kracht, en als het onbegrijpelijke totaal Andere (mysterium). De ervaring van het heilige gaat gepaard met een gevoel van afhankelijkheid en eigen nietigheid. Mensen hebben daarbij weinig meer te vertellen, ze staan met de mond vol tanden.
Het heilige wekt fascinatie en afkeer op. Enerzijds worden mensen aangetrokken en verlangen zij ernaar, want eraan deelhebben belooft een grootser bestaan, heil, geluk. Het heilige is dat wat heil-ig is, wat verbonden is met het heil. Het heil is de voleinding van de mens, het bereiken van het hoogste doel, van de hoogste mogelijkheid, vooral geformuleerd als het hoogste geluk. In de christelijke theologie gaat het om de voleinding van het menselijk leven in de gemeenschap met God. Anderzijds is er een heilige huiver en afschrikking, want het contact met het heilige is niet zonder gevaar. Het gedrag en de houding ten opzichte van het heilige zullen een juiste vorm moeten hebben – die van bekering, nederigheid, ontvankelijkheid, geloof. Het gaat om verlossing, bevrijding, vergeving van zonden. Elke religie is dan ook gericht op een juiste relatie met het heilige; het Latijnse religare betekent verbinden. Daarin hebben geloof, rite, cultus, kennis, devotie, reiniging, wijding, enzovoort een plaats.
Een principiëler punt bij de huiver is dat in het contact met het heilige veel van datgene waarmee een persoon zich identificeert en waaraan hij ten diepste aan gehecht is, zal moeten verdwijnen. Vaak is dat een pijnlijk proces, dat angst oproept.

Onttroning

Het heilige is voor een groot deel uit onze samenleving verdwenen. Vanaf het begin van de Moderne Tijd in de zestiende eeuw is het bergafwaarts gegaan met de aanwezigheid van het heilige. De Reformatie beperkte het heilige tot (de relatie met) God. De opkomst van de wetenschappen bevorderde en bevestigde de mechanisering van het wereldbeeld. Voor het heilige was steeds minder plaats. In de Verlichting van de achttiende eeuw kwam de autonomie van de rationele mens naar voren. De negentiende eeuw leverde Darwin en het biologisme (de mens als het religieuze dier), Feuerbach, Freud en het psychologisme (het religieuze is een projectie), Nietzsche (God is dood). In de jaren zestig van de vorige eeuw voltooide de christelijke theologie zelf de ontmythologisering, zodat weinig overbleef van de diepte van het heilige.
De secularisatie zette zich door en de religieuze dimensie verdween uit allerlei terreinen van het leven. Hooguit bleef een persoonlijke ervaring over. De theologie (godsleer) werd een antropologie (mensleer); over God werd alleen gesproken in termen van menselijke ervaring binnen de wereldse horizon. Foucault liet zien dat de noties God en mens verbonden zijn en stelde: nu God verdwenen is, zal ook de mens verdwijnen. Er is geen absolute grond en de eindige mens zal deze grond zeker niet in zichzelf kunnen vinden. Waar het zogenaamde postmodernisme zich doorzette, vond dat verdwijnen van ‘de mens’ inderdaad plaats. De identiteit van de mens lost meer en meer op in de vluchtige en oppervlakkige verhalen en beelden, die media als internet, televisie, gsm’etjes met hun bijbehorende vluchtige taalgebruik. Wat overblijft, is voornamelijk een virtuele identiteit. Het leven gaat om nauwelijks meer dan het pragmatisch functioneren en de zorg dat het ‘prettig’ blijft.
In afgezwakte betekenis speelt het heilige nog steeds een rol in onze samenleving, zij het in een geseculariseerde vorm. Het woord heilig slaat dan op allerlei zaken die men erg belangrijk vindt, de ‘heilige huisjes’. Voor veel mensen zijn gezondheid en geld heilig. Bij het Europees kampioenschap voetbal bleek duidelijk dat winnen, doelpunten maken - en daarvan afgeleid ook voetballers zelf - heilig werden verklaard. Op de omslag van een voetbaltijdschrift stond bijvoorbeeld een foto van Seedorf met een doornenkrans om het hoofd en eronder de tekst: ‘Verlos ons, Clarence’. Het heilige met de oorspronkelijke verwijzing naar een overstijgende orde is echter in al die afgeleide vormen niet in het geding.

Opnieuw de vraag

Een groeiend aantal mensen zoekt een spiritualiteit waarin die sacrale, transcendente, het profane overstijgende orde, wel aanwezig is. De beperkte en afgezwakte vormen blijven namelijk onbevredigend; de heiligheid van geld, gezondheid, voetbal, enzovoort, blijkt zomaar aangetast te kunnen worden en te kunnen verdwijnen. Steeds opnieuw vindt dan een heiligverklaring plaats, zelfs bij cynisch geworden mensen, want het sacrale verlangen is eindeloos. Hypes wisselen elkaar af in een voortdurende kringloop.
Hoe deze kringloop te doorbreken? Dat kan alleen door de cirkel te overschrijden, door een absolute transcendentie, dat wil zeggen: door het heilige niet meer te projecteren op beperkte vormen, die, als resultaat van verafgoding, niet meer dan pseudo-goden en afgoden kunnen zijn.
Is dan de terugkeer naar de oude ervaring van heiligheid de oplossing? Daarin was tenminste een authentiek besef van het heilige. Als dit al zouden kunnen – maar teruggaan naar de tijd vóór de ontmythologisering en secularisering is onmogelijk – dan nog blijft er dezelfde problematiek bestaan: het heilige wordt gevat in beperkte vormen en tegenover het profane gesteld. Ook dan wordt het heilige begrensd en aan condities onderworpen.
De winst van de ontmythologisering is dat de god en goden van de mythen worden gezien in het kader van menselijke verhalen. Als supermensen blijven het wezens met al te menselijke eigenschappen. Die eigenschappen blijken projecties te zijn, voortkomend uit de gelovigen zelf. Dat wordt nu doorzien en de projecties worden opgelost. Maar de ervaring van transcendentie gaat gauw verloren, als de horizon die van de alledaagse praktische mens blijft. De mythologiekritiek is verder gegaan; het postmodernisme heeft laten zien dat ook de denkbeelden over de mens constructies zijn, verhalen. De mythologiekritiek heeft het ‘verhaal mens’ opengebroken. Met andere woorden: de status van de postmoderne mens is niet duidelijk. Er is geen enkele houvast. Waar de ontmythologisering zich heeft doorgezet, blijven slechts relativisme, pragmatisme, of nihilisme over.
Wat nu? Voor de authentieke zoeker naar spiritualiteit zijn zowel de traditionele voorstellingen als de meer recente kritische ontwikkelingen problematisch. Beperkte vormen van sacraliteit voldoen niet. Deze vormen afschaffen en proberen het sacrale te vergeten in een pragmatisch leven voldoet evenmin. In de huidige situatie blijft er niets anders over dan de dimensie van het grondeloze open te laten. Dit is een leegte, een absolute leegte die onaantastbaar is, fascineert en doet huiveren. Dat is per definitie het heilige bij uitstek. Juist als elk houvast ontbreekt, kan dit heilige zich manifesteren.
De hedendaagse situatie is er een van volledige afbraak. Deze gaat verder dan de oneindige ruimte die verschrikt (Pascal) en dan het absolute dat angst oproept (Kierkegaard). Want de verschrikking en de angst betreffen de menselijke existentie, die toch weer een leefbare sfeer zoekt. Nu is zelfs die existentie, het ik levend in de wereld, niet meer dan een verhaal met een virtueel bestaan. Het gaat niet langer zozeer om de dakloosheid van mensen (Buber), waarmee mensen op een of andere wijze moeten leven. De afbraak van het huis waarin mensen wonen, is zover doorgegaan dat ook de mens zelf werd afgebroken.

Radicale non-dualiteit

Degenen die verder gaan op het spirituele pad krijgen vroeg of laat met deze sfeer van absolute openheid te maken. Zij zullen de huiver en de fascinatie die van dit heilige uitgaat herkennen. De radicaliteit van die sfeer van absolute openheid vereist namelijk dat de zich in de loop der jaren ontwikkelde identiteit, de persoonlijkheid, oplost. In de absolute openheid kan namelijk geen zelfstandige vorm blijven bestaan, ook niet de afgebakende persoonlijkheid van de mens. Het ‘ik’ wordt op zichzelf teruggeworpen, tot vóór zijn welgevormde identiteit. Het ‘ik’ kan zich niet meer als een aparte identiteit handhaven - het verdwijnt.
Over wat overblijft, is nauwelijks meer iets te zeggen. In ieder geval is er het besef dat er geen scheidingen zijn, noch tussen mensen en dingen (object-subject), noch tussen mensen/dingen en het absolute. Er is geen tweeheid meer van het transcendente en het immanente, of van het heilige en het profane. Er is alleen een onuitsprekelijke openheid. In de oude Upanishaden uit de achtste eeuw voor Christus wordt het zo gezegd: ‘Jij - Atman - bent Dat - Brahman’.
De vormen van de wereld, inclusief het ‘ik’ en de persoon, komen uit Dat voort en lossen er weer in op. Ze zijn geen vaste realiteiten en verstoren de non-dualiteit niet. Ook in een menselijke vorm, een menselijk leven, blijft er primair de deelname aan die absolute openheid. De hele menselijke ervaring, ook van het heilige, blijft bestaan, compleet met alle dualiteit die daarbij hoort. Deze doorbreekt echter niet de eenheid met de oorspronkelijke openheid. Dit is te vergelijken met de verhouding tot het eigen lichaam: het lichaam zijn wil niet zeggen dat het ‘meer zijn dan het lichaam’ wordt doorbroken. In dat ‘meer zijn’ is het lichaam opgenomen. Zo ook is het menselijk leven in de wereld ingebed in de ‘non-dualiteit van de openheid’.
De overgang naar die non-dualiteit vergt een overgave, een loslaten van de identiteit van de vertrouwde ik-persoon en alles wat in de wereld daaraan vastzit. Maar al te vaak blijft de spiritualiteit van mensen beperkt binnen het goede gevoel dat spirituele verruiming geeft. Aan de rand daarvan deinst men terug, omdat een verdere ontplooiing het offer van de ik-identiteit vraagt. Maar juist dat is de betekenis van het offer in de oude tradities; het blijft in elke authentieke spiritualiteit van kracht. Jezus deinsde niet terug voor deze offergave en christenen kunnen al evenmin hun oude ‘ik’ vasthouden. Ook van hen wordt gevraagd zichzelf los te laten, als het graan in de akker.
Dat de grondeloosheid doet huiveren en afschrikt, is begrijpelijk, maar in de gedaante van het heilige fascineert het ook. Spiritualiteit is gericht op deze heilige grondeloosheid. Spiritualiteit is deze onbeperkte dimensie openlaten, daarin alles laten gebeuren en herkennen dat wij in die onbegrensde ruimte opgenomen zijn. Dat ontdekken is de echte heiliging.

Tweede bijlage

Wanneer er Niets is, is er helemaal niets
Interview met Pia de Blok
Door Patricia van Bosse

Hoe bestaat het! Als ik naar Pia in Hellevoetssluis ga, spreekt het weerbericht van een mystieke herfstdag. En inderdaad de dag begint vol nevels die g eleidelijk aan optrekken. In de middag lopen we in de stralende zonneschijn langs de mooie plekken waar Pia vaak naar toe gaat om van het uitzicht te genieten: het mooie oudhollandse dorp met het haventje, de vuurtoren bij het Haringvliet waar de luchten en het licht zo mooi zijn, het strand, de zee.
Als ik later het gesprek op het bandje weer hoor is er veel schaterlachten. Als je met Pia bent, ben je een groot gedeelte van de tijd aan het lachten. Zij: Zonder reden, het is een uiting van Liefde (geluk) dat jezelf schijnt te zijn. Ze heeft een boekje met Advaitasprookjes geschreven, maar haar eigen ontwikkeling is ook net een sprookje.
Vanaf de tijd dat Pia in aanraking is gekomen met Advaita en met Douwe heeft ze heel veel over haar ontwikkeling opgeschreven. Een paar jaar lang schreef ze heel direct op wat ze ervoer en stuurde dat via de mail aan Douwe. Deze emailwisseling is gebundeld en is aanwezig in de bibliotheek van het Advaitacentrum; ik kan iedereen aanbevelen het te lezen. Een aantal andere ervaringen en verslagen staan op haar website. (www.a-dvaita.net) Het ‘verhaal’ over haar leven staat in het kort in de laatste toevoeging op haar website:’Leraar-leerling’ in de Advaita filosofie..
Wat is er nog aan toe te voegen in een interview? We praten wat, ze stuurt me nog wat mails in antwoord op vragen of eerder geschreven aan anderen. Hieronder een collage van stukjes verslag van het gesprek en dat soort stukjes tekst.
Pia is net begonnen met een praktijk in ontspanningstechnieken. Daar vertelt ze graag over: wat ze precies doet, hoe mooi het is om te zien wat er met de mensen schijnt te gebeuren.
Er is één ding waar ze steeds weer op terug komt: het Niets. Niet-iets zoals ze het ook vaak noemt.

Je hebt in die vier jaar sinds je Douwe ontmoette en in aanraking kwam met Advaita heel veel opgeschreven.
Alles moést eruit, alles wat er was. Niets werd achtergehouden, niets moest achterblijven. Ik wilde ook mezelf niet mooier voordoen. De deur van de winkel ging helemaal open. Het was een totale opheffingsuitverkoop.
Toen ik colleges filosofie ging volgen op de Erasmus Universiteit heb ik Douwe voor het eerst ontmoet. In het college kwam het belang van het loslaten van identificaties naar voren. Hoewel ik hem eigenlijk nog nauwelijks kende, heb ik hem toen een brief geschreven waarin ik al de mooie beelden en ervaringen die ik had gehad beschreef. Ik heb hem gevraagd die brief te verscheuren, dan zijn al die beelden echt weg, zo voelde het. En dat terwijl ik toen nog nooit goed met hem had gesproken. Het was in feite meteen een herkenning.
Het was alles of niets. (schaterend) Denk je dat je alles gevonden hebt, dan blijkt het Niets te zijn.
Alles wat we hier zeggen gaat dus niet over de ware aard, want die is leeg.
Het is een achteraf verteld verhaaltje. Net als de sprookjes. Het leven is ook één sprookje.

Je zegt vaak dat alles vanzelf gaat, kan je daar iets over vertellen?
Er gebeurt van alles zonder dat er eigenlijk wat gebeurt. Als je eenmaal constateert dat er helemaal niets is, dat de wereld als werkelijkheid zien lijden is, dan is alles zo simpel. En het gaat helemaal vanzelf. Als je het leven vrij zijn gang laat gaan, is het net als een rivier die zich op de gemakkelijkste manier een weg kiest naar beneden. Dat gaat vanzelf.
Het is steeds vanzelf gegaan. Bij het afstuderen van mijn zoon aan de Erasmus Universiteit stond ik naast het beeld van Erasmus en het voelde zo vertrouwd. Het bleek mogelijk te zijn filosofiecursussen te volgen. Ik kon alleen op donderdag want ik gaf nog volop yogales, intuïtief schilderen en metamorfose massage. Op donderdagen gaf Douwe niet-westerse filosofie, dus dat ben ik gaan volgen. Hij kon zo mooi vertellen, ik vond het schitterend. Vinod Bhagwandin deed ook mee aan die colleges en organiseerde de advaita avonden in de Pauluskerk in Rotterdam. Met een vriendin van het college zijn we daar naartoe gegaan. Eerst snapten we er helemaal niets van. Maar er trok toch iets, het was prettig om er te zitten. Een keer raakte ik in een heel diepe ontspanning en daarna zag ik Douwe anders. Ik vroeg aan de anderen of ze ook vonden dat hij veranderd was, aardiger en opener was geworden, maar niemand zag hem anders.

Tijdens ons gesprek vraagt Pia me ineens: hoe ervaar jij nou dit interview? Mijn antwoord: ik zit erbij en ik kijk ernaar. Dat doet ons denken aan het kinderliedje:
ik zag twee beren broodjes smeren
o het was een wonder
het was een wonder boven wonder…..
Vervolgens komen de beren een aantal keren terug in ons gesprek...

Op een bepaald moment tegen het einde van de colleges toen we met z’n allen napraatten aan tafel zei ik dat ik al die filosofieën nu voldoende had bekeken en met de Advaita door wilde. Waar kan ik daarover verder studeren, vroeg ik. Douwe zei: dan moet je naar Gouda komen. In de hal stopte hij me en bood me aan om een mantra te ontvangen. Hij noemde het een ‘bevestiging’.
Met die mantra heb ik een heel mooie ervaring gehad. Maar al die dingen zijn opgeschreven, iedereen kan ze nalezen.

Tijdens een symposium op de Erasmus Universiteit wat ging over de Joodse filosofie, de Westerse en de Advaita Vedanta, werd duidelijk dat het ging om, zoals Douwe eens zo treffend omschreef, een jezelf volledig bloot geven. Niet blijven hangen in denkbeelden en plaatjes. En: vertrouwen en moed.
Kunnen beren zwemmen vraagt Pia? We zijn mee gaan zwemmen met Douwe.

Voor migraineaanvallen werd ik behandeld door een Ayurvedische arts. Ik vertelde hem over Douwe. Hij was goed bekend met Advaita en hij liet me meteen het boek I am That van Nisagardatta zien. Hij vroeg me toen om stukjes te schrijven in zijn blad: om op een eenvoudige manier over Advaita te vertellen zodat mensen het goed kunnen begrijpen. Toen ik hem vroeg waarover ik zou schrijven zei hij: je mag over alles schrijven wat je maar wilt. Toen ik yogales gaf, begon ik altijd al met een praatje, dus ik dacht dat is gemakkelijk. Maar alles is veranderd, alle stukjes zijn dan ook aangepast.
Het sprookjesboekje is ook zomaar ontstaan. Ik was gevraagd om een bijeenkomst bij te wonen van een organisatie die in India kansarme kinderen helpt. Iemand had geld beloofd, maar kon dat niet nakomen. Toen dacht ik: iedereen heeft wel eens een sprookje geschreven, als ik nu een aantal bekende mensen, leraren, professoren, dokters vraag om een sprookje dan kunnen we die bundelen. Als eerste vroeg ik het aan Douwe. Hij zei: waarom schrijf je ze zelf niet? Richt je er maar op. Als ik dan ging slapen, werd ik wakker om een uur of vier met een sprookje in mijn hoofd. Dat schreef ik gauw op en dan ging ik weer slapen. Als ik dat niet deed was het weg.
Het vinden van genoeg geld, onderhandelen met de drukker, dat was toch even wat gedoe?
Nee hoor, want er hoefde niets. Er is geen belang. Omdat er geen verhoogde aandachtspunten zijn waar je op gericht bent is, is er niets wat belangrijk is. Dat was met het boekje ook zo. En in vier maanden is het 'vanzelf' uitverkocht. Er zijn nog maar een paar exemplaren over. Een tweede uitgave, daar vraagt men om maar dan moet er een uitgever komen die het ‘nut’ er van inziet.
Bij jou is het oplossen en opengaan heel gemakkelijk gegaan. Kan je zeggen wanneer de echte omslag was?
Dat was ‘The Wave’. Er was een ervaring van In een golf zijn, de golf zelf te zijn. 'Ik' sloeg zo om. Ik kan niet zwemmen, dus het was heel bijzonder. De drang om het te schilderen was enorm, zomaar in 1 uur tijd werd de golf erop gezet. Douwe mailde me later dat hij aan de golf moest denken toen hij ging kanoën hier bij de Maasvlakte en zelf in zo'n golf omsloeg.
Het schilderij hangt nu boven de bank. Het is gebruikt voor de folders voor een symposium en als omslag van het boek Pranayama van Douwe.
Eerder waren er ook al ervaringen geweest richting Niets in een droom:

Klimmend door de mist heen naar de top van de berg
die in volle helderheid
verschijnt

Uitzicht > < Overweldigend
Geen zon
Geen licht
Duidelijk het ‘Grote’

Het Zelf dat er in
verdwijnt

uit het zicht

InZicht in uit - zicht.
Er is helemaal niets

Er is gewoon helemaal Niets.
Er zijn lichamelijk allerlei verschijnselen geweest. Er was een periode dat er zo veel geluk was, ik barstte haast uit elkaar. En dat ik dagen moest lachen, de tranen liepen me over de wangen. Tijdens een satsang in Gouda was er de uiteindelijke uitbarsting van dat kosmische lachen.
‘En dan zijn de beren echt los’, duikt op in het gesprek

Je komt heel vaak terug op die woorden niets of niet iets.
Ik had Douwe aangegeven dat ik zo graag een stiltedag wilde, met anderen erbij. Eerder had ik in een huisje in Zeeland vijf dagen in volledige stilte doorgebracht, en ook hier thuis in het tuinhuisje. Er waren mooie ervaringen. Maar ik wilde dat in stilte zijn ook samen met anderen meemaken.
Tijdens die eerste stiltedag kwam in me op: het Zelf is het Zelf van alles. Toen kwam de gedachte: is het Zelf hetzelfde Zelf als het Zelf van de anderen die er zijn? Toen schoot ik weg naar achteren en naar boven, dan zie je geen zaal, geen Douwe, geen anderen.
Aan het einde van die dag vertelde ik: er was helemaal niets. Douwe antwoordde: maar het Zelf ís toch leeg. Natuurlijk! dacht ik, het Zelf is leeg. Maar dat lege ervaren is altijd nog een aanwezigheid als bewustzijn. Er is óók helemaal Niets. Het woord Niets is dan eigenlijk nog te veel. Niets hoort nog bij bewustzijn, is nog een begrip. Tja, het enige iets zijn eigenlijk alleen nog Stiltedagen.
Bij mij wisselde het op die dag tussen helemaal Niets of Licht samen met ananda. Iemand vroeg me eens wat is dan ananda? Het is als een ontstoken kies die door je hele lichaam pijn doet, maar dan is het geluk. Ananda is er zonder gedachten, en er is ananda en Licht samen mét gedachten. Dat gaat helemaal door elkaar heen. In Licht en ananda met gedachten zit dat Niets. En ook in Licht en ananda zonder gedachten zit Niets. Maar in dat Niets zit echt helemaal niets. Ook geen Licht en ananda. Ik heb dat aan Douwe gevraagd en die antwoordde: ze zijn niet verschillend van elkaar. Maar mijn ervaring is dat misschien dan de oorsprong van alles in dat Niets kan zitten, maar ik ervaar dat niet. In dat Niets is echt helemaal niets. En toen zei hij: ja als er Niets is, is er gewoon niets. Zo simpel is het.
Waar moeten we het dan verder nog over hebben?
Dit is een interview van niets!


Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • De bron van het zijn

    ‘Wat was mijn toestand, voordat er ervaring was? Wie was er om op deze vraag te antwoorden? … dat Ik dat geen vorm heeft en zichzelf niet kent als ik ben.’

  • De elf grote Upanishaden


    De Upanishaden vormen de grondslag van een groot gedeelte van de Indiase filosofie. Ze worden ‘Vedânta’ genoemd, dat is het einde en de culminatie van de Veda’s. De wijsheid die in de teksten naar voren komt is nog steeds een onschatbare bron, zowel in India als daarbuiten. Centraal staat daarin de visie en zijnservaring dat de kern van zelf-zijn identiek is aan de grondslag van wereld en universum.
    In dit boek is een groot gedeelte van de belangrijkste Upanishaden (8e-6e eeuw v.Chr.) opgenomen.

  • Chakrayoga

    Yoga is de weg naar bevrijding van de beperkingen in alle onderdelen van het bestaan. Dit boek richt zich op de bevrijding van de verschillende levensenergieën: de mentale, expressieve, gevoelsmatige, vitale, seksuele en andere energieën.

  • Stiltewandelingen naar eenheid

    Wandelen in stilte is terugkeren tot de rust die in de drukte van het leven vaak wordt gemist. Veel mensen zoeken die rust en vinden die in de natuur.

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod