6-13 De wind komt en blaast de laatste vormen weg
Jaargang 6 nr. 13 (9 augustus 2005)
Het spirituele land Tirol
Velen zijn nog op vakantie of zijn net weer terug. Hoe was het in Tirol? Prachtig. De zintuigen verwonderden zich weer over het samengaan van de massiviteit van de bergen en de ijlte van de ruimte. Daar doordringen hemel en aarde elkaar op wel heel duidelijke wijze.
Daarom klinkt het ook steeds: “Grüß Gott,” als mensen elkaar ontmoeten. Je komt iemand op een bergpaadje tegen, ziet God en zegt: “Ich grüße Gott.” Bij de ander gebeurt blijkbaar iets dergelijks, want die ziet je aan zegt ook: “Grüß, Gott.” Mooi, hè? God groet zichzelf, zelfs als je op grote hoogte een puffende mountain-biker ontmoet. Het is dus een spiritueel land. Zelfs op Tiroler avonden zoeken de mensen spiritualiteit, al is dat dan meestal in de schnaps en het bier.
Zittend op de top van een berg moet het ego wel erg sterk zijn om niet op te lossen. De oneindigheid van onder en van boven doet haar uiterste best om je te overweldigen. Dat is trouwens niet alleen in de bergen het geval, maar ook hier en nu in de polder.
Mededelingen
Het heelal kantelt in een razend tempo – om eens op een andere wijze uit te drukken dat de tijd op aarde snel gaat ... Eind deze maand is er de dagretraite op Stoutenburg (28 augustus) als begin van de activiteiten na de zomer. Voor de meeste cursussen kunt u zich nog inschrijven (www.advaitacentrum.nl , 0182-373427).
De website wordt voortdurend bijgewerkt en aangevuld (met dank aan Gert-Jan). De vertaling in het Engels, bijvoorbeeld, vordert gestaag (met dank aan Wouter). Voor suggesties staan we altijd open.
In OHM-Vani, het programmablad van OHM-radio/TV, staat een artikel over inzicht en devotie bij Ramana Maharshi, naar aanleiding van uitzendingen over de diverse opvattingen van de Bhagavadgita (bijlage).
De kleine (meditatie)zaal van het Advaita Centrum wordt vanaf september volledig aan iemand anders verhuurd. Het was te duur hem aan te houden. Met de grote zaal en de bibliotheek is er nog een goede ruimte voor de advaita-activiteiten.
Tekst
Uit een inleiding en gesprek op 13 juni 2005 op Schiermonnikoog (1) - Het oplossen en subtiele weerstanden
[Na een tijdje stilte]
Je merkt: steeds weer doet de stille ruimte haar werk. Laat die werking dan ook maar radicaal doorgaan, laat wat moet gebeuren maar gebeuren. Hou het niet tegen, ook niet op heel subtiel niveau. Je kunt je afsluiten en jezelf vasthouden op grof niveau, maar ook op subtielere gevoelsmatige niveaus. Daar komt het wel heel precies, want er hoeft maar een greintje ik-gevoel te zijn en het hele proces van oplossen stokt. Het enige is om ook op die subtiele niveaus zo’n helderheid te hebben, dat je ziet wat er gebeurt. Dan kan het loslaten verder gaan. Dit loslaten gaat oneindig door, tot in een oneindige subtiliteit. Dat kan ook niet anders, omdat de egocentriciteit die diepte met al die lagen heeft, tot in het oneindige. De principes van de processen zijn op alle niveaus hetzelfde. Vanuit een iets ruimer niveau zie je hoezeer je op een grover niveau vastzat. Je ziet ook hoezeer dit vastzitten tot lijden aanleiding heeft gegeven. Je wordt daarvan vrij door opnieuw van je eigen situatie bewust te worden. ‘Hoe zit het? Los maar weer.’
Op het bordje voor de kapel staat een tekst met de uitspraak: ‘Het leven is te kort om egoïstisch te zijn’. Ik weet niet of je het gelezen hebt. De waarheid ervan stel je al vast op het alledaagse niveau. Je ziet je leventje vanuit een iets ruimer standpunt. Je ziet de beperkingen ervan door de egospanning die erin zit. Daarin zou je dan je hele verdere leven blijven zitten? Terwijl het niet nodig is. Het leventje van je is kort, te kort om traag en onwetend te blijven. Je ziet het, ook al op het alledaagse niveau.
Het is zo simpel. Dat heeft iedereen vanmorgen bij de oefeningen gemerkt. Het gevoelsmatige opengaan vanuit het lichamelijke gevoel, gaat door. Als je het niet tegenhoud is het een oneindige beweging, omdat je zelf nergens ophoudt. Als het gevoel van uitbreiding eenmaal is begonnen, zet het zich gemakkelijk door. Je hebt gemerkt: het gaat helemaal vanzelf. Wanneer je het maar niet tegenhoudt, ook niet op het heel subtiele gevoelsmatige vlak. Een belangrijk mechanisme dat tegenhoudt, is aandacht geven aan je ik-centrum. Dit centrum in je aandacht en in je gevoel loslaten betekent automatisch expansie, uitbreiding. Laat dat maar gebeuren en merk dat dit ik-centrum zich helemaal gaat oplossen in die oneindige expansie. Er blijft van dit centrum niets over.
We hebben het deze dagen al vaker gehad over gewoontes en gewoontevormingen. Je ziet hoe zwaar de gewoonte is om steeds terug te keren naar zo’n ik-centrum. Op grof niveau is het wel duidelijk, maar de neiging is nog dieper geworteld tot op heel subtiele gevoelsmatige niveaus. Alle problemen ontstaan door dat knooppunt van het ik, want dat maakt de scheidingen tussen het ik en het andere, het ik en de ander. Terwijl het helemaal niet hoeft. Dan is het toch te gek dat je steeds weer opnieuw dat centrum gaat creëren? Op het strand stelde je vast dat het verdwenen was. Bij de oefeningen daar, daar in de kosmos, werd alles opgenomen in het grote geheel. In die blanco situatie was geen centrum meer. De energieën konden doorgaan, het leven kon doorgaan, maar er was geen bevoorrecht centrum. Als je geen weerstand biedt, ontstaat automatisch die uitbreiding in de ruimte. De vormen worden steeds subtieler, worden steeds meer doorzichtig, meer kosmisch, totdat je zelf gaat samenvallen met de kosmos.
Zie die overgangen, wees je daar helder bewust van. Zie in hoeverre daar nog weerstanden zijn, in hoeverre het verder mag gaan. We hebben het gisteren gehad over die precisie van het vaststellen, het waarnemen, het weten. Alles in je eigen sfeer is direct waar te nemen, alsof het heel zintuiglijk is. Het is heel precies te ervaren als we in de kosmos aan het roeien zijn, op een heel concrete manier. Je ervaart de ruimte. Je stelt vast dat de vormen doorzichtig zijn. Heel ijl en luchtig. De wind komt en die blaast die laatste vormen weg.
Bijlage
De Bhagavadgita en Advaita Vedanta: devotie en inzicht
Douwe Tiemersma
Iedereen leest teksten, ook de Bhagavadgita, op een eigen wijze. Ramana Maharshi (1879-1950) en anderen gaven een interpretatie van de Bhagavadgita vanuit de Advaita Vedanta. Daarin staat het inzicht centraal als middel tot bevrijding.
De Bhagavadgita bevat vele verschillende soorten aanwijzingen op het pad naar bevrijding. De belangrijkste is die van de liefdevolle toewijding aan God (bhakti). Door een voortdurende gerichtheid en overgave zullen mensen God bereiken. Zij die "steeds aan Mij denken, worden spoedig door Mij gered uit de oceaan van geboorte en dood" (Bh.G. 12.7). De Advaita Vedanta gaat terug op de Upanishaden met hun boodschap dat het Allerhoogste en het hoogste zelf niet verschillend zijn en dat een levend inzicht (jñana) hierin bevrijding betekent. Hoe verschijnt de Bhagavadgita in deze optiek, waarin soms het inzicht tegenover de devotie wordt gezet?
Een van de bekendste advaitaleraren van de 20e eeuw is Ramana Maharshi. Bij hem is er geen tegenstelling tussen jñana en bhakti, maar een samengaan van beide. In zijn onderricht stelde Ramana Maharshi het onderzoek van het 'ik' centraal. Toch sloot hij steeds aan bij de mensen die bij hem kwamen. Soms raadde hij mensen aan dóór te gaan met hun devotie, hun meditatie op God en herhaling van zijn naam (japa). Door deze oefeningen wordt de 'ik'-gedachte minder belangrijk en kan het proces dat tot overgave voert, doorgaan. Als men in een persoonlijke God gelooft, bestaat die God werkelijk. Dan gaat het om een volledige overgave aan God. Bij de overgave verdwijnt de persoon die zich als verschillend van God zag. In zijn onderricht benadrukte Ramana dan ook het inzicht: weet dat jij-Zelf en God niet verschillend zijn. Hierbij verwees hij naar de Bhagavadgita. Toen een leerling van hem klaagde over de moeilijkheid alle 700 verzen van de Bhagavadgita te onthouden, gaf hij hem één vers dat de essentie van de Gita bevat: "Ik ben het Zelf, tronend in het hart van alle schepselen. Ik ben het begin, het midden en het einde van alle schepselen" (10.20). Het inzicht kan de overgave gemakkelijker maken. In de overgave aan God is er een levend inzicht in het gegeven dat je Zelf-zijn en God samenvallen. In de liefde (bhakti) is er het echte kennen (jñana).
De weg van het inzicht in de aard van het zelf-zijn levert een overeenkomstig resultaat op. Als je steeds verder doorvraagt 'Wie ben ik?', vallen steeds meer elementen weg die je eerst als vorm vasthield, zoals je lichaam en je denken. Ten slotte is er de zijnservaring en zijnskennis van je eigen oorspronkelijke zelf-zijn dat geen grenzen kent, dat geen dood kent. Dat staat in het tweede hoofdstuk van de Bhagavadgita: "Hij wordt nooit geboren en sterft ook nooit; en na Zijn ontstaan houdt hij nooit op te bestaan. Hij is ongeboren, eeuwig, permanent en de oorsprong van alles. Hij gaat niet dood als het lichaam gedood wordt" (2.20). Dat betekent dat de vormen van de ik-persoon zijn losgelaten, het betekent dat er een overgave is van het beperkte zelf-zijn (ego) aan het oorspronkelijke Zelf dat al identiek was aan God. In wezen zijn God, de Goeroe en het Zelf één. Zo verwees Ramana ook naar de Bhagavadgita hoofdstuk 13 over de het veld en de Kenner van het veld: "Dát [het Hoogste] is het Licht van alle lichten en is boven alle duisternis verheven. Dát is kennis, het object van kennis en het doel van kennis, Dát woont in de harten van alle schepselen. ... Zoals de ene zon deze hele wereld verlicht, zo verlicht de Kenner van het veld de gehele wereld, Arjuna" (13.17 en 33). Dát (het Hoogste) en de Kenner (jeZelf) zijn beide oorspronkelijke Licht en daarom identiek. Dit totaal accepteren en realiseren betekent een volledige overgave. Het echte kennen vindt plaats in de liefdevolle overgave. Kennis en liefde zijn uiteindelijk één. Van hieruit worden de devotionele gedichten van Ramana begrijpelijk, onder andere dit vers:
"In mijn zelf dat de liefde niet kende hebt Gij een hartstocht voor U ontketend;
verlaat mij daarom niet, o Arunachala."
Het verrichten van werk, het doen van wat je plicht is, is voor Ramana Maharshi geen hinderpaal. Hij gaf nooit iemand de raad zich uit het leven terug te trekken. Wanneer je werkt gaat het alleen om de instelling waarmee je werkt, niet om het resultaat. Dit is de karmayoga, die in de Bhagavadgita 3 en 5 centraal staat. Naar deze hoofdstukken verwees Ramana steeds weer, maar daarbij radicaliseerde hij de situatie. Iemand vroeg hem iets te zeggen over de betekenis van het eigen dharma (plicht): "Het is beter zijn eigen plicht (svadharma) te doen, zelfs onvoldoende, dan de plicht van een ander (paradharma) volmaakt te volbrengen ..." (Bh.G. 3.35). Ramana gaf als antwoord, dat svadharma betekent: blijf in de sfeer van Zelf-zijn, zonder dat er iets 'anders' is. Dit zag hij als de essentie van de Bhagavadgita. Dan is er een handelen zonder iets te doen, een doen van wat voor de hand ligt om te doen zonder eigenbelang. Daarom geeft het handelen hier geen karmische resten en blijft er vrijheid.
Ramana Maharshi zag dus geen verschil tussen zijn onderricht waarin hij steeds verwees naar het meditatieve onderzoek van 'Ik' en het verblijven in het 'Ik-Ik', en dat van Krishna in de Bhagavadgita. Op de vraag van iemand 'Is het goed af en toe de Bhagavadgita te lezen?' antwoordde hij daarom ook: "Altijd."
Douwe Tiemersma geeft advaita-onderricht in het Advaita Centrum te Gouda (www.advaitacentrum.nl). Vanaf september geeft hij daar een cursus 'Non-dualiteit (advaita - advaya - eenheid). De zijnservaring, de filosofie en de tradities'.
De citaten uit de Bhagavadgita zijn uit: 'Bhagavad Gita', Uitgeverij Davidsfonds, Leuven 2001.
Er is geen tweeheid
als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.
Boeken
Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.