7-19 Het hoogste dharma is moksa

Jaargang 7 nr. 19 (14 november 2006)
7-19Draaitrap
Zelfmeditatie
Naastenliefde en Advaita

Het hoogste dharma is moksa
[Deze tekst bevat een deel van inleidingen op 27 oktober en 1 november 2006 en verschijnt in het eerstvolgende omroepblad OHM-Vani]

Heeft de Advaita Vedanta weinig oog voor het praktische samenleven en de naastenliefde daarin? Sommigen beweren dat, en dat is begrijpelijk, maar het is een misverstand. Het is de moeite waard om preciezer hiernaar te gaan kijken.

Je terugtrekken
De Advaita Vedanta is een stroming die teruggaat op de Upanishaden, de laatste onderdelen van de Veda’s. Zij zijn geschriften met het essentiële onderricht van goeroes aan besloten groepen van leerlingen. Het essentiële onderricht betreft de meditatie bij vuuroffers, maar vooral de identiteit van het echte zelf-zijn (Âtman) met de wereldgrond (Brahman). De realisatie van deze identiteit betekent bevrijding (moksa).
Daarop waren de mensen in die besloten groepen gericht. Zij waren uit de maatschappij gestapt om zich hieraan volledig te wijden. In India is er nog steeds een duidelijke, geaccepteerde plaats voor mensen die zich volledig toeleggen op dat wat ze zien als het essentiële. Iets dergelijks is er in het Westen ook, namelijk bij de monniken voor zover zij zich in kloosters terugtrekken. Dat er dan minder contact is met het alledaagse samenleven in de familie, het dorp, het land ligt dan voor de hand.
De terugtrekking uit de maatschappij stond in dienst van een spirituele weg. Talrijk zijn de benaderingen van het hoogste Brahman in de Upanishaden vanuit het fysieke, bijvoorbeeld via de energie (prâna), de geest, de goden en het zelf-zijn. Dit betekent een inkeer en meditatie die zover gaat dat alle verschijnselen met naam en vorm (nâmarûpa) worden overschreden. Pas in de realisatie van het absolute, Âtman-Brahman zonder eigenschappen, komt de beweging tot rust. Ten opzichte van dit hoogste is de wereld een erg betrekkelijke werkelijkheid van verschijnselen. Als men op deze wijze gericht is op het hoogste, is er weinig aandacht voor het concrete leven met andere mensen. De critici van Advaita Vedanta lijken gelijk te hebben.

Openkomen
Toch is er iets anders aan de hand. Laten we precies gaan kijken wat er gebeurt, als je je richt op het hoogste Zijn-Zelfzijn. Het is een meditatieve inkeer in de richting van de bron van zelf-zijn. Dit inkeren lijkt een zich afkeren van de wereld, maar wat gebeurt er werkelijk? Heel wonderlijk: hoe verder je naar binnen gaat, des te opener je wordt. Deze twee dingen lijken in tegenspraak met elkaar te zijn, maar dat is het niet. Verder naar binnen gaan is een ontspanning, waardoor het zelf-zijn ruimer wordt. In die grotere ruimte is er meer ruimte voor de anderen, voor de wereld. De inkeer is ontspanning; ontspanning is open komen. Daarom is het woord Openheid als een van de weinige woorden geschikt om het hoogste aan te duiden: niets wordt uitgesloten; alles wordt geaccepteerd als het eigene.
Deze beweging heeft een duidelijk bewustzijnsaspect. De inkeer is een bewustwording. De inkeer kan beschreven worden als een onderzoek, een onderzoek van je zelf-zijn, waardoor je zelf verandert. Er is de herkenning van een ruimer zelf-zijn dan de verkrampte vorm van het egocentrische zelf, een bewustwording van de openheid waarin zelf-zijn en het zijn van anderen niet verschillend zijn.
Gevoelsmatig vindt er hetzelfde plaats. Je wordt je bewust van je gevoelens, van je gevoelsmatige energie, van je hartenergie. In het alledaagse egocentrische leven wordt deze voor een groot deel vastgehouden in een ik-kern (ego). Dit ego is niets anders dan een brok energie die in een punt wordt geconcentreerd. Bij het naar binnen gaan is er ontspanning en hierdoor komt je gevoelsenergie vrij. Deze gevoelsmatige zelf-energie - die ben je zelf - kan dan naar buiten stromen. Dat is liefde naar anderen toe. Je houdt je zelf-zijn niet vast in een centrum, maar bent gedecentreerd, in alle andere levende wezens gestroomd. Het zelf-zijn van jezelf valt dan samen met het zelf-zijn van de anderen. Zelf ben je de ander zelf. Je ziet je zelf in alles en alles in je zelf. In de Ishâ Upanishad 6 staat

‘Wie al wat hier op aarde leeft en beweegt en is,
ziet als in het eigen zelf,
en dat zelf weer levend in al wat is,
die kent geen haat of afkeer meer.’

In de Bhagavadgîtâ is te lezen (6.29):

‘Degene wiens zelf een geheel is geworden door yoga, ziet
zichzelf in alle wezens
en alle wezens in zichzelf ...’

Is dat niet de betekenis en de volledige honorering van het tweede grote gebod van de christenen: ‘Heb uw naaste lief als uzelf’? (Matteüs 22.39) Dat liefhebben is niet mogelijk in een dualiteit, als je zelf losstaat van de ander: ik ben ik en de ander is een ander. Het is alleen mogelijk voor zover je eigen zelf ook het zelf is in de ander. Dan is liefde een vanzelfsprekendheid. Yâjñavalkya zegt: “Het is niet om de man dat de man dierbaar (priya) is, maar om Âtman is de man dierbaar; het is niet om de vrouw dat vrouw dierbaar is, maar om Âtman is de vrouw dierbaar,” enzovoort (Brhadâranyaka Upanishad 4.5.6). Liefde is geen ding dat je kunt geven; het is de sfeer laten ontstaan waarin er geen gescheidenheid meer is tussen het eigen zelf-zijn en het zelf van de ander. De tweeheid is dan overgegaan in een non-dualiteit (a-dvaita).
Dat geldt ook voor het eerste grote gebod uit hetzelfde bijbelboek: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand’. ‘God is liefde’ en ‘Ieder die liefheeft is uit God geboren en kent God.’ (1 Johannes 4.7-8). Gods liefde blijft dan in hem of haar, en hij/zij in God als liefde. Er zijn veel culturele verschillen tussen het hindoeïsme en het christendom, en er zijn veel teksten over het moeizame of zondige alledaagse leven, maar in de essentie gaat het om hetzelfde.

Je terugtrekken en openkomen
Er zijn nog paar opmerkingen over het je terugtrekken uit het samenleven.
Als je een besef hebt van Dat wat voorafgaat aan de wereld van de vormen en je vindt de realisatie ervan belangrijk, dan ligt het voor de hand dat je je daarop richt en niet op de ontelbare vormen van de zintuiglijk ervaren wereld. Voor de hoogste realisatie kan het ook waarschijnlijk niet anders dat er zo’n fase is van losmaking en relativering van de alledaagse wereld. Dit is de fase van het je losmaken van de specifieke hechtingen in de wereld, niet om je helemaal te bevrijden van de anderen, maar om vrij te worden voor de anderen. De terugtrekking betekent een overgave aan Iets dat de tegenstellingen en scheidingen overschrijdt en in zich opneemt. Dat is Openheid. Concreet is dit een overgave aan de situatie, omdat Openheid niet verschillend is van de situatie. Dus er is een overgave aan de situatie, aan de ander in het werk, in de samenleving, op de hele aarde; er is overgave aan alles. Dan geef je jezelf uit handen; je blijft niet staan op een ik-standpunt, maar je bent ook het standpunt van de ander. Er is geen apart ‘ik’ meer, met een ik-belang. Je bent niets meer, je bent alles en iedereen.
Dit laten gebeuren vereist een helderheid van bewustzijn omtrent de eigen situatie, een reflexieve instelling, omdat anders de oude gewoontestructuren zich gemakkelijk blijven handhaven of zich gaan herstellen. Daarbij zal een gerichtheid op het hoogste moeten zijn. Als de essentie het belangrijkste is, zal die vooral aandacht moeten krijgen. Dat betekent niet dat de waarde van naastenliefde niet wordt gehonoreerd, maar dat wordt beseft dat juist door de realisatie van het hoogste het ‘lagere’ wordt gezuiverd. Je kunt wel als persoon blijven strijden tegen egocentriciteit en gebrek aan naastenliefde, maar dat is een moeizame onderneming. Het probleem wordt opgelost als er de realisatie is van het hoogste. De vervulling van het eerste gebod (Gods liefde) is niet voor niets het eerste en grote gebod. Dan is het tweede gebod van naastenliefde daaraan gelijk. Het is maar de vraag hoever de omgekeerde weg gaat. In het willen voldoen aan de geboden of dharma zit een ik-wil. Dan blijven er problemen. Zonder het wereldse dharma te veronachtzamen, geldt: het hoogste dharma is moksa (bevrijding van ego). In elke situatie zal er dus het bewustzijn moeten zijn van de eigen situatie vanuit het besef van het hoogste: in hoeverre is er openheid, in bewustzijn en in gevoel, in hoeverre is er non-dualiteit? Er zal een realisatie moeten zijn ‘Dat ben ik’. Dat gaat verder dan welk gebod, plicht of moraal dan ook. In de radicale herkenning dat de non-dualiteit de natuurlijke staat is die altijd al aanwezig was en zal blijven, is het gebod van de open liefde vervuld, is men gevestigd in God/Brahman.

Douwe Tiemersma


Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • Verdwijnende scheidingen

    Douwe Tiemersma
     

    Verdwijnende scheidingen

    Proeven van intercultureel filosoferen

    276 pagina’s, paperback

  • Advaita Vedanta - de vraag naar het zelf-zijn

    De actuele vraag ‘wie we eigenlijk zijn’ was het onderwerp van een symposium aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op 18 september 2000, waarin vooral de oude Upanishaden en de Advaita Vedânta aan het woord kwamen.

  • Stiltewandelingen naar eenheid

    Wandelen in stilte is terugkeren tot de rust die in de drukte van het leven vaak wordt gemist. Veel mensen zoeken die rust en vinden die in de natuur.

  • De elf grote Upanishaden


    De Upanishaden vormen de grondslag van een groot gedeelte van de Indiase filosofie. Ze worden ‘Vedânta’ genoemd, dat is het einde en de culminatie van de Veda’s. De wijsheid die in de teksten naar voren komt is nog steeds een onschatbare bron, zowel in India als daarbuiten. Centraal staat daarin de visie en zijnservaring dat de kern van zelf-zijn identiek is aan de grondslag van wereld en universum.
    In dit boek is een groot gedeelte van de belangrijkste Upanishaden (8e-6e eeuw v.Chr.) opgenomen.

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod