8-4 Hoe was de eerste fractie van een seconde toen dat onverwachte verscheen?
Jaargang 8 nr. 4 (26 februari 2007)
Non-dualiteit
Rutger Kopland
Van Rutger Kopland staan al enkele gedichten op onze website onder Poëzie en proza. Toen we op Schiermonnikoog waren, las hij in het kerkje voor uit eigen werk. Hij heeft niets met oosterse filosofie en esoterie, maar beschrijft nuchter zijn ervaringen van non-dualiteit of van iets dat in die richting gaat. Het zijn bijzonder goede teksten. De gedichten op de website zijn nu aangevuld met een aantal nieuwe. Hier is er een van.
Iemand is gaan zitten aan de tafel en
langzaam gebeurt het langzaam verdwijnt hij
uit zijn gedachten gaat hij vergeten
de tafel is leeg en het is alsof de leegte
in hem binnendringt hem vervult
langzaam gaat hij met zijn ogen
tegen de muur omhoog naar het raam
naar het uitspansel over het dorp
ziet hij de vogels van de hemel
hoe zij dwalen rond de toren van de kerk
en de wolken hoe zij voorbijwaaien
denkt hij ik ben alles wat ik zie
Uit verveling
Op vrijdag 16 februari promoveerde oud-collega Awee Prins op het proefschrift Uit verveling (Klement, Kampen 2007). Ik heb hem nooit anders gezien dan druk in de weer, maar in hoofdstuk 1 begint hij met de vaststelling dat hij zich altijd verveeld heeft. Als alternatief voor Heideggers ‘angst’ (voor het niet-bestaan, de dood) als grondstemming van het menselijk bestaan, stelt hij nu de verveling als grondstemming van de huidige mens. Dat lijkt een subjectieve bewering, vooral als je ziet hoe druk mensen in onze tijd met van alles en nog wat bezig zijn. Toch zit er veel in die stelling, als je beseft dat mensen door overal achteraan te gaan de verveling proberen te ontwijken. Door dit ontwijken raakt hen niets meer echt. Awee pleit in het laatste gedeelte van het boek dan ook voor een laten voortbestaan van de verveling, waardoor misschien een nieuwe situatie ontstaat waarin verwondering heerst en de dingen recht wordt gedaan.
In plaats van over verveling spreken wij over het niets (zie Heidgegger) of de leegte, de leegte waarvan mensen zich half bewust zijn en waarvoor zij bang zijn. Zij proberen ervoor te vluchten in activiteiten en evenementen en zo die leegte af te schermen. Een acceptatie van de leegte, ook die van het eigen zelf-zijn, betekent bevrijding van de angst en bevrijding tot een non-dualiteit met de dingen en anderen. In de verveling is er leegte, maar ook nog het besef dat die er niet zou moeten zijn. Daarin is ook nog een ‘ik wil deze situatie niet’, ‘ik wil iets doen, maar ik weet niet wat’. Alleen als dit ‘ik wil’ is verdwenen, komt de openheid van zelf-zijn, de anderen, de dingen.
Awee spreekt over acceptatie van de leegte en dat betekent verstilling, een verstild er-zijn bij de dingen die nu ook zichzelf kunnen zijn. Heidegger heeft het over gelatenheid, een 'verschonen' (ontzien, sparen) van de dingen, een van tijdelijkheid doordrongen toewijding aan de wereld, een verwijlen bij de dingen, en ook: openheid voor het geheim. Het vertrouwde verblijf is voor de mens het opene voor de aanwezigheid van god (van het niet vertrouwde) (374), de echte verwondering. Verhoeven spreekt over uitgestelde identiteit, concrete oneindigheid (369).
Volgens Awee kan ons de verandering in de grondstemming alleen toevallen (389), maar we kunnen deze ook leren. We noemen de praktische beoefening van dit open laten komen van zelf en de dingen: in de stilte blijven, meditatie en blijven bij het hoogste inzicht. 'In het eigenlijke wachten zijn wij zuivere tegenwoordigheid' (391) als openheid, ‘zonder maat’. Principieel is dat alles open blijft - zelf, de dingen, anderen. De tegenstelling van subject-object speelt dan niet meer; er is een inclusief ervaren en handelen.
Voor de lezers van AP zal dit alles niet zo vreemd zijn. Het is een bijzondere herkenning dat een filosoof, mede vanuit Heidegger, uit de verveling in de openheid komt door acceptatie van de verveling, dat wil zeggen, het ‘ik wil’ laat wegvallen in het opene waarin alles mag zijn zoals het is.
Tekst
‘Dat ben Jij’: Wat is Dat?
Het eerste gedeelte van een inleiding en gesprek op 6 december 2006 te Gouda; verscheen in: InZicht 9 nr. 1 (febr. 2007), 28-32; de gehele tekst is te lezen op de website: Advaita Spirituele Weg Teksten InZicht.
In de benadering van non-dualiteit is meestal het zelf-zijn uitgangspunt en toegangsweg. Dan is vaak het grote bewust-zijn het eindpunt. Bij veel advaita-leraren is dat te vinden. Voordat de laatste identificatie met ik-ben kan oplossen, zal ook het absolute andere zich moeten manifesteren en de non-dualiteit daarmee moeten dóórbreken. Voor de realisatie van ‘Dat ben Jij’ en van ‘Ik ben Dat’ zal er een definitieve overgave moeten plaatsvinden. In onze geseculariseerde wereld is het vaak niet duidelijk welke ervaring met Dat heeft te maken. Hierover gaat de onderstaande tekst.
De belangrijkste uitspraken (mahâvâkya) in de oude Upanishaden gaan over de identiteit van het zelf-zijn en de wereldgrond, van Âtman en Brahman. Zo is er het bekende ‘Dat ben Jij’ in de Chândogya Upanishad. De titel van het boek met gesprekken van Nisargadatta Maharaj: I am That duidt op hetzelfde. Het inzicht in 'Dat ben jij' heeft dus niet alleen te maken met 'jij', met zelf-zijn, maar ook met 'Dat'. De realisatie van die identiteit Zelf en Dat vraagt niet alleen een duidelijke zijnservaring van Zelf, maar ook van Dat. Als deze er niet is, blijft de realisatie op betrekkelijk niveau steken.
Wat gebeurt er als Dat verschijnt? Laten we maar dichtbij beginnen. Als je op de wereld bent gericht en je ziet dit en dat, is je leefwereld aardig gesloten. Dat is bij de meeste volwassenen het geval. Er is een duidelijke ruimtelijke ordening. Alles heeft op de wereld een eenduidige geografische plaats. Ook wat de tijd betreft heeft alles een ondubbelzinnige locatie, de plaats in de agenda en op de kalender. Ruimte en tijd vormen in de waarneming, in de voorstelling en het denken, in de planning en herinnering een vrij gesloten systeem. Alles heeft meteen een bepaalde index van tijd en ruimte. Dat geldt ook voor andere mensen: als je iemand ontmoet of aan iemand denkt, plaats je hem of haar in de tijd en in de ruimte. Dat geldt ook voor jezelf. Je hebt een zelfbeeld en zelfkennis, en dit voorgestelde en gekende zelf geef je voortdurend een plaats in ruimte en tijd als een gesloten geheel. Daarbij komen allerlei extra aspecten van de ervaren wereld. Een daarvan is de oorzakelijkheid, de vaste relatie van oorzaak en gevolg tussen vormen in de tijd. Alles heeft zijn oorzaak in een gesloten determinisme. Een ander aspect is de identiteit van de dingen die zich in de tijd doorzet en te maken heeft met de materiële hardheid en de taal waarmee we dingen aanduiden. De wereld als systeem van deze fundamentele structuren (ruimte, tijd, oorzakelijkheid, identiteit) is behoorlijk gesloten.
Toch is het systeem niet volledig gesloten ... [Ineens klinkt het geluid van een mobieltje; iedereen kijkt geschrokken op.]
Je merkt het. Ineens kan er iets onverwachts gebeuren. Blijf bewust van wat gebeurt. Nu is dat onverwachtse weer ingekaderd: 'O, het is een mobiel telefoontje.' Maar kijk nog even naar het moment waarop het eerste geluid kwam. In het onverwachte viel even de plaatsbepaling in ruimte en tijd weg, viel elke bepaling weg. Even was er een open leegte. Dat gebeurt eigenlijk wel vaak, dat de gesloten situatie door iets onverwachts wordt opengebroken. De bepaling door middel van de standaard structuren is er dan even niet. Natuurlijk kadert de geest dat onverwachte weer snel in, want die kan niets beginnen met iets dat buiten haar kader valt. Er gebeurt iets wat je niet kunt thuisbrengen, wat je niet kunt herleiden tot het bekende. Er is een oneindige, een absolute leegte. Dan ga je er preciezer naar kijken. Je gaat zoeken naar de plaats, identiteit en oorzaak van het vreemde. Pas als je deze kent, is het vreemde veranderd in het bekende, het gewone. De oude vanzelfsprekende orde is hersteld en de rust is weergekeerd.
Ik was gisteravond in een Turks winkeltje en wilde thee kopen. De winkelier zei dat hij thee aan het zetten was en vroeg of ik ook een kop thee wilde hebben. Dat was ontzettend leuk. Dat verwachtte ik niet.
Ja, dat is het onverwachte. Hoe was de eerste fractie van een seconde toen dat onverwachte verscheen? Dan is er een ontregeling van je denken, omdat je het niet verwacht. Er is een leegte. Dan is er even een verlegenheid. Dan is er een acceptatie.
Het kwam over als pure liefde.
De acceptatie gaf ruimte en dat was hier een positieve ruimte, een ruimte van goedheid en liefde. Er was geen inkadering in een bepaald vooroordeel, bijvoorbeeld 'Turken deugen niet'. Elk oordeel sluit af, zodat er niets nieuws kan komen. Nu bleef het open en verscheen er een dimensie van onverwachte goedheid. Als je de leegte accepteert, als je je wereld en jezelf open laat bij zo'n gebeurtenis, blijft alles open, blijft alles oneindig open.
Steeds zijn er in het leven dingen die je niet kunt inkaderen. Je kunt je daar meer bewust van worden. Dan moet je daar wel op gaan letten, want voordat je het weet heb je het vreemde weer gereconstrueerd tot iets bekends. Je kijkt dan weer tegen iets bekends aan. De opening in de wereld is weer gesloten, de diepte maakte weer plaats voor platheid. Soms kijk je door het oppervlak van de dingen heen. Zij krijgen dan een dieptedimensie. Dat kan gebeuren bij mensen met wie je een goed contact krijgt. In dat diepe contact blijf je niet staan bij het visuele beeld van de ander, het uiterlijk, maar je gaat daaraan voorbij. Dat gebeurt al in elk gesprek dat je met iemand anders hebt. Als je iemand toespreekt, ben je gericht op die ander als persoon. Wat is dan die persoon waar je in je spreken op bent gericht? Dat is niet het uiterlijk, dat is niet het geheel van de beelden of informatie die je van de ander hebt. Informatie is niet alles, al denken veel mensen tegenwoordig van wel. De ander heeft een diepte tot in het oneindige. Als je er oog voor hebt, ontstaat er een oneindigheidsperspectief in de ander. In je spreken ben je daarop als kern van de persoon gericht. Als je iemand echt iets vraagt, verwacht je een authentiek antwoord te krijgen, dat wil zeggen, vanuit de oorspronkelijke diepte van de ander, en geen geprogrammeerd antwoord van een robot. Zoiets geldt ook voor andere levende wezens, de dieren en de planten, en ook voor niet-levende dingen. Ze hebben alle een eigenheid die niet zomaar is in te kaderen in de eigen patronen. Je hoort in advaitakringen wel: ‘The world is in your mind’, maar dat is onzin. De constructie van de geest is beperkt. De wereld is geen gesloten creatie van de geest, maar oneindig open in alle richtingen.
Dan blijft er de verwondering: hoe is het mogelijk dat de vormen opkomen vanuit die diepte-sfeer. Wat is dat voor sfeer? Deze past niet in de kaders van de standaard ruimte en tijd. Ook inhoudelijk ga je in de gesprekken met anderen door de materiële vormen heen naar een leven en beleven van allerlei soorten werelden. Daarin lopen heden, verleden en toekomst door elkaar; het hier en het daar zijn niet meer gescheiden. Dat geldt ook voor het zien naar een schilderij, het luisteren naar muziek. Waar komen al die werelden vandaan? Van waaruit komen al die vormen op? Je staat stil bij simpele dingen, een glas water, een bloem, de zon, en je verwondert je er ineens over dat die dingen er zijn. Als je de waargenomen dingen niet direct invoegt in je kennis die je hebt geleerd, komen de dingen op vanuit een open sfeer en je verwondert je. Het is een wonder dat die dingen er zijn. Dat geldt ook voor je eigen lichamelijke bestaan. Het is een wonder, als het niet in het gewone relatiesysteem wordt vastgezet. Het alledaagse leven laat op veel plaatsen die openheid zien. Als je ervoor open staat, breekt die openheid ineens sterk door.
Hartelijke groet,
Douwe Tiemersma
Er is geen tweeheid
als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.
Boeken
Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.