Andre van der Braak, Enlightenment blues.


My years with an American guru

Monkfish Book Publ. Comp., Rhinebeck, New York


Memoires van mensen over hun relatie met een spiritueel leraar zijn soms ontluisterend, maar vaak ook leerzaam. Dit is het geval bij het verslag in dit boek.
Het verhaal is gauw verteld. André was een religieus en spiritueel zoeker. Hij kwam Andrew Cohen tegen en werd een enthousiaste leerling van hem gedurende twaalf jaar. In de laatste jaren kwam de twijfel steeds sterker op door het machtsmisbruik van Cohen, totdat hij hem met veel pijn verliet.
Tot de leerzame punten in het boek behoort het enthousiasme en de toewijding van André. Deze bevorderden het (af)leerproces, maar zij bleken te onkritisch te zijn geweest. Het gaat om vrij zijn, zelf-standigheid. De toewijding aan de leraar zal moeten stoppen, zodra de leraar afbreuk doet aan die zelfstandigheid. Dat gebeurt dan blijkbaar vanuit een niet-zuivere positie. Overgave is overgave aan de zuivere openheid en niet aan een leraar met ideeën. Enthousiasme blijkt samen te gaan met een stuk blindheid.
Die onzuiverheid blijkt onder andere uit Andrew Cohens centrale stelling van de ‘law of volitionality’, de wil om je anders in het leven te gedragen. “... what good would enlightenment be? If it doesn’t lead to a beautiful human being, what’s the point? ... You have to change. It’s a moral obligation to life, to the cosmos itself . You have to align yourself with the standard of enlightenment” ( p. 37-38). André zegt daarop dat deze standaard heel moeilijk kon worden gehaald en dat de een na de ander het huis van Andrew moest verlaten. Andrews idee van een standaard die alleen hijzelf zou hebben bereikt, van perfectie, blijkt zich te wreken. Daarbij komt de hiërarchie in de organisatie en de zware praktische eisen die worden gesteld. Andrew greep diep in in het leven van zijn leerlingen. Daarin was hij meedogenloos. Hij kon niets verdragen dat in zijn ogen onzuiver was (p. 38) en “love always has to be earned” (p. 62). Hij bekritiseerde de Advaita Vedanta, die volgens hem alleen een persoonlijke verlichting kan geven, terwijl het hem om een ‘onpersoonlijke verlichting’ gaat (p. 99).

De lezer kan hier zien hoe het niet moet en waar het wel om gaat. Daarover een paar opmerkingen, naast de bovenstaande over zelfstandigheid van de leerling en het gevaar van blind enthousiasme.
In de verlichte openheid zal het leven vanzelf veranderen. Daarin kun je vertrouwen hebben. Om die openheid gaat het en niet om morele voorschriften of standaarden van perfectie die moeten worden gehaald. De goede leraar doet niets anders dan als openheid aanwezig zijn. Dwingend ingrijpen in het leven van leerlingen hoort daar niet bij.
Omdat het om openheid gaat, is elke hiërarchie in de groep fout. Mensen kunnen luisteren naar degene die ze als leraar zien, de leraar zelf ziet geen verschil met zijn leerlingen, laat staan dat hij ‘opzichters’ aanstelt.
Juist omdat de leraar licht is, ziet hij alleen maar licht en heeft geen probleem met zogenaamde onzuiverheid. Omdat hij liefde is, is zijn liefde zonder condities. Als die liefde er niet is, is er blijkbaar geen overgave aan liefde. Voor leraar en leerling gaat het om deze overgave aan de liefde die openheid is en niet om overgave aan een leraar.
Ten slotte, de aangehaalde opmerking over Advaita Vedanta dat deze alleen persoonlijke verlichting zou kunnen geven is onzin, alleen al de uitdrukking is onzin. Trouwens ook de uitdrukking ‘onpersoonlijke verlichting’ is onzin, want verlichting is een woord gebruikt op persoonlijk vlak om aan te geven wat er gebeurt als de kramp van een persoon, niet het zelf-zijn van de persoon, verdwijnt.

[DT]


Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • De ander en ik

    Dit boek bevat de lezingen en enkele andere teksten van het 2e Advaita Symposium over de relatie van 'de ander en ik'. De vragen kwamen aan de orde: Wat is de aard van de ander; in hoeverre of in welke zin verschilt de ander van mij en in hoeverre vormen wij een eenheid? De bespreking van deze vragen kon een verheldering geven van problematieken als ‘de aard van het zelf’, ‘de mogelijkheid van communicatie’ (in hoeverre kunnen wij elkaar begrijpen?), ‘de grondslagen van ons morele gedrag’ en ‘de ander als leraar’.

  • Non-dualiteit - de grondeloze openheid

    Non-dualiteit is niet-tweeheid (Sanskriet: a-dvaita), de afwezigheid van scheidingen. Deze openheid vormt de kern van elke spiritualiteit en mystiek. Maar wat is non-dualiteit nu precies? Daarover gaat het nieuwe boek van Douwe Tiemersma. In zijn vorige boeken stond de non-dualiteit ook al centraal, maar nu laat hij stap voor stap zien wat non-dualiteit in de eigen ervaring betekent. Iedereen blijkt die ervaring te kennen en te waarderen.

  • Pranayama

    Dit boek is een praktische handleiding bij het beoefenen van pranayama. Alle onderdelen van de traditionele pranayama komen hierbij aan bod.

  • De bron van het zijn

    ‘Wat was mijn toestand, voordat er ervaring was? Wie was er om op deze vraag te antwoorden? … dat Ik dat geen vorm heeft en zichzelf niet kent als ik ben.’

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod