St. Kaplan, Kritiek op een ontologische benadering van de Mandukya Karika van Gaudapada

Kritiek op een ontologische benadering van de Mandukya Karika van Gaudapada

Stephen Kaplan, Journal of Indian Philosophy 11 (1983) 339-355


Sommige wetenschappers, en misschien ook aanhangers van Advaita Vedanta, hebben de neiging om de verzen in de Mandukya Karika betreffende de relatie tussen geest en maya te lezen alsof het ontologisch-metafysische beweringen zijn. Het doel van dit artikel is om te laten zien dat wat anderen voor ontologische beweringen houden, ook als fenomenologische verklaringen kunnen worden gezien. Met name wil dit artikel de aandacht richten op Gaudapada’s beschouwingen met betrekking tot maya en de relatie tussen maya en de beweging van de geest (cittaspandita). Kaplan wil laten zien dat maya in de vorm van  beweging van de geest niet opgevat behoeft te worden als een ontologisch-metafysische bewering, omdat een dergelijke bewering namelijk niet de schepping of productie van objecten verkondigt, resulterend in een of andere vorm van idealisme. Hij wil laten zien dat maya in deze context begrepen ken worden door middel van een fenomenologie van de ervaring en niet als een ontologische categorie die betrekking heeft op de existentie. In deze fenomenologische analyse wordt maya belichaamd in de perceptie (pratyaksa), dat wil zeggen in de beweging van de geest die het de geest mogelijk maakt om de vorm (vrtti) van het object aan te nemen en derhalve te verschijnen als iets anders dan zichzelf. Maya is dan het verschijnen van de geest zowel als de waarnemer, als ook als het waargenomene, waarbij deze verschijning verondersteld wordt uit twee verschillende entiteiten te bestaan.
Kaplan wil niet ontkennen dat maya in de Advaita Vedanta , en met name ook bij Gaudapada, zowel in ontologisch-metafysisch als in epistemologisch opzicht een rol speelt.  De analyse dient echter niet beperkt te worden tot ontologie-metafysica en epistemologie, maar het is zinvol om ook een fenomenologisch perspectief te hanteren. De term fenomenologie wordt hierbij specifiek gebruikt om een onderzoek aan te duiden van datgene wat verschijnt in of aan ons bewustzijn. Dit fenomenologisch onderzoek wil met name de aandacht richten op het begrijpen van de aard van datgene wat ons in onze ervaring gegeven is.
De auteur van dit artikel claimt dat het fenomenologisch perspectief verwaarloosd is. Dit fenomenologisch perspectief ontbreekt met name geheel in de discussie over de vraag in welk kamp Gaudapada nu precies thuishoort: in dat van Advaita Vedanta of in dat van het Vijnanavada Boeddhisme. Aan de hand van een analyse van uitspraken van verschillende deelnemers aan dit debat ( S.S. Roy, T.M.P. Mahadevan, Vidushekhara Bhattacharya, K. Potter) wordt aangetoond dat zij allen bijna uitsluitend een ontologisch-metafysisch perspectief hanteren.
In het tweede gedeelte van het artikel doet de auteur een poging tot een fenomenologische analyse van de beweringen van Gaudapada, waarbij hij zich met name concentreert op de beweringen betreffende maya, het verschijnen van dualiteit (dvayabhasam) en het bewegen van de geest.
De geest in zijn functie van uitgaan naar het object en het aannemen van de vorm van het object, verschijnt zo als datgene wat wordt waargenomen. De geest in zijn functie van het kennen is de waarnemer. Beiden zijn echter vormen van geest. Dit bewerkstelligt het verschijnen van dualiteit, welke ontstaat door het bewegen van de geest. Door de beweging wordt de geest relationeel van aard en verschijnt aan zichzelf als waarnemer in de vorm van het waargenomene.
Het vermogen van de geest om aan zichzelf te verschijnen als iets anders dan zichzelf ontsluit de ruimtelijkheid van de wereld. Het gekende object wordt gekend als zijnde op een afstand van de kenner, tengevolge van het naar buiten gaan van de geest om daar de vorm van iets anders dan zichzelf aan te nemen.
Maya als fenomenologisch principe is dus het principe van het afstand scheppen tussen waarnemer en waargenomene. Dit is echter niet het afstand scheppen tussen dingen of objecten. De waarnemer en het waargenomene zijn verschijnselen en deze verschijnselen zijn niets anders dan de geest zelf. Maya als afstand scheppen is de beweging van de geest die zichzelf op een afstand ziet en derhalve ook als iets anders dan zichzelf. Maya is de overtuiging dat datgene wat op een afstand verschijnt, in feite iets anders is dan het kenende subject. En omdat het iets anders is dan het subject, wordt aangenomen dat het een object is. Maya is het geloof dat datgene wat verschijnt datgene is wat bestaat.
De pogingen van sommigen om de verzen in de Mandukya Karika, die betrekking hebben op de relatie tussen maya en de beweging van de geest, als ontologische beweringen te interpreteren vallen ten prooi aan maya. De ontologische interpretaties leiden vaak tot de zienswijze dat de beweging van de geest objecten, de wereld, creëert. Het gevaar van deze positie is dat het de mogelijkheid biedt om aan te nemen dat er een geest kan zijn zonder de creaties van de geest, dus zonder de objecten. Het fenomenologisch perspectief met betrekking tot maya brengt ons er toe om in te zien dat er geen geest is zonder de dualiteit van waarnemer en waargenomene. Het waargenomene is niet onafhankelijk van de waarnemer en de waarnemer is niet onafhankelijk van het waargenomene. Deze dualiteit is slechts een verschijnsel, namelijk het verschijnen van de geest als duaal. Zowel waarnemer als waargenomene zijn geest en zonder hen beiden, zijn ze er geen van tweeën. Dan is er volgens Gaudapada sprake van amanibhava: zijn zonder geest. Er is dan geen-geest en niet een geest zonder objecten.

( J. C.) 

Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • Naar de Openheid

    De teksten in dit boek zijn geschreven op basis van gesprekken gehouden te Gouda, aangevuld met enkele gedichten en korte teksten met illustratie. 
    Als uitgangspunt dienen steeds bekende gegevens en situaties, waarin verwijzingen zitten naar dat wat niet te beschrijven is, maar dat hier Openheid wordt genoemd.

  • De elf grote Upanishaden


    De Upanishaden vormen de grondslag van een groot gedeelte van de Indiase filosofie. Ze worden ‘Vedânta’ genoemd, dat is het einde en de culminatie van de Veda’s. De wijsheid die in de teksten naar voren komt is nog steeds een onschatbare bron, zowel in India als daarbuiten. Centraal staat daarin de visie en zijnservaring dat de kern van zelf-zijn identiek is aan de grondslag van wereld en universum.
    In dit boek is een groot gedeelte van de belangrijkste Upanishaden (8e-6e eeuw v.Chr.) opgenomen.

  • Verdwijnende scheidingen

    Douwe Tiemersma
     

    Verdwijnende scheidingen

    Proeven van intercultureel filosoferen

    276 pagina’s, paperback

  • Satsang

    Dit boek is een bloemlezing van satsangs gehouden door Douwe Tiemersma. Bijeenkomsten waarin hij als advaitaleraar de kern van het advaita inzicht doorgeeft.

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod