‘Dat ben Jij’: Wat is Dat?

In: InZicht 9 nr. 1 (febr. 2007), 28-32


‘Alleen in de volledige overgave aan Dat is er de realisatie van 'Dat ben ik'.’

‘De non-duale openheid is niet verschillend van de gewone dingen van het leven.’

In de benadering van non-dualiteit is meestal het zelf-zijn uitgangspunt en toegangsweg. Dan is vaak het grote bewust-zijn het eindpunt. Bij veel advaita-leraren is dat te vinden. Voordat de laatste identificatie met ik-ben kan oplossen, zal ook het absolute andere zich moeten manifesteren en de non-dualiteit daarmee moeten dóórbreken. Voor de realisatie van ‘Dat ben Jij’ en van ‘Ik ben Dat’ zal er een definitieve overgave moeten plaatsvinden. In onze geseculariseerde wereld is het vaak niet duidelijk welke ervaring met Dat heeft te maken. Hierover gaat de onderstaande tekst, uit een inleiding en gesprek op 6 december 2006 te Gouda.


De belangrijkste uitspraken (mahâvâkya) in de oude Upanishaden gaan over de identiteit van het zelf-zijn en de wereldgrond, van Âtman en Brahman. Zo is er het bekende ‘Dat ben Jij’ in de Chândogya Upanishad. De titel van het boek met gesprekken van Nisargadatta Maharaj: I am That duidt op hetzelfde. Het inzicht in 'Dat ben jij' heeft dus niet alleen te maken met 'jij', met zelf-zijn, maar ook met 'Dat'. De realisatie van die identiteit Zelf en Dat vraagt niet alleen een duidelijke zijnservaring van Zelf, maar ook van Dat. Als deze er niet is, blijft de realisatie op betrekkelijk niveau steken.

Wat gebeurt er als Dat verschijnt? Laten we maar dichtbij beginnen. Als je op de wereld bent gericht en je ziet dit en dat, is je leefwereld aardig gesloten. Dat is bij de meeste volwassenen het geval. Er is een duidelijke ruimtelijke ordening. Alles heeft op de wereld een eenduidige geografische plaats. Ook wat de tijd betreft heeft alles een ondubbelzinnige locatie, de plaats in de agenda en op de kalender. Ruimte en tijd vormen in de waarneming, in de voorstelling en het denken, in de planning en herinnering een vrij gesloten systeem. Alles heeft meteen een bepaalde index van tijd en ruimte. Dat geldt ook voor andere mensen: als je iemand ontmoet of aan iemand denkt, plaats je hem of haar in de tijd en in de ruimte. Dat geldt ook voor jezelf. Je hebt een zelfbeeld en zelfkennis, en dit voorgestelde en gekende zelf geef je voortdurend een plaats in ruimte en tijd als een gesloten geheel. Daarbij komen allerlei extra aspecten van de ervaren wereld. Een daarvan is de oorzakelijkheid, de vaste relatie van oorzaak en gevolg tussen vormen in de tijd. Alles heeft zijn oorzaak in een gesloten determinisme. Een ander aspect is de identiteit van de dingen die zich in de tijd doorzet en te maken heeft met de materiële hardheid en de taal waarmee we dingen aanduiden. De wereld als systeem van deze fundamentele structuren (ruimte, tijd, oorzakelijkheid, identiteit) is behoorlijk gesloten.

Toch is het systeem niet volledig gesloten ... [Ineens klinkt het geluid van een mobieltje; iedereen kijkt geschrokken op.]
Je merkt het. Ineens kan er iets onverwachts gebeuren. Blijf bewust van wat gebeurt. Nu is dat onverwachtse weer ingekaderd: 'O, het is een mobiel telefoontje.' Maar kijk nog even naar het moment waarop het eerste geluid kwam. In het onverwachte viel even de plaatsbepaling in ruimte en tijd weg, viel elke bepaling weg. Even was er een open leegte. Dat gebeurt eigenlijk wel vaak, dat de gesloten situatie door iets onverwachts wordt opengebroken. De bepaling door middel van de standaard structuren is er dan even niet. Natuurlijk kadert de geest dat onverwachte weer snel in, want die kan niets beginnen met iets dat buiten haar kader valt. Er gebeurt iets wat je niet kunt thuisbrengen, wat je niet kunt herleiden tot het bekende. Er is een oneindige, een absolute leegte. Dan ga je er preciezer naar kijken. Je gaat zoeken naar de plaats, identiteit en oorzaak van het vreemde. Pas als je deze kent, is het vreemde veranderd in het bekende, het gewone. De oude vanzelfsprekende orde is hersteld en de rust is weergekeerd.

Ik was gisteravond in een Turks winkeltje en wilde thee kopen. De winkelier zei dat hij thee aan het zetten was en vroeg of ik ook een kop thee wilde hebben. Dat was ontzettend leuk. Dat verwachtte ik niet.

Ja, dat is het onverwachte. Hoe was de eerste fractie van een seconde toen dat onverwachte verscheen? Dan is er een ontregeling van je denken, omdat je het niet verwacht. Er is een leegte. Dan is er even een verlegenheid. Dan is er een acceptatie.

Het kwam over als pure liefde.

De acceptatie gaf ruimte en dat was hier een positieve ruimte, een ruimte van goedheid en liefde. Er was geen inkadering in een bepaald vooroordeel, bijvoorbeeld 'Turken deugen niet'. Elk oordeel sluit af, zodat er niets nieuws kan komen. Nu bleef het open en verscheen er een dimensie van onverwachte goedheid. Als je de leegte accepteert, als je je wereld en jezelf open laat bij zo'n gebeurtenis, blijft alles open, blijft alles oneindig open.

Steeds zijn er in het leven dingen die je niet kunt inkaderen. Je kunt je daar meer bewust van worden. Dan moet je daar wel op gaan letten, want voordat je het weet heb je het vreemde weer gereconstrueerd tot iets bekends. Je kijkt dan weer tegen iets bekends aan. De opening in de wereld is weer gesloten, de diepte maakte weer plaats voor platheid. Soms kijk je door het oppervlak van de dingen heen. Zij krijgen dan een dieptedimensie. Dat kan gebeuren bij mensen met wie je een goed contact krijgt. In dat diepe contact blijf je niet staan bij het visuele beeld van de ander, het uiterlijk, maar je gaat daaraan voorbij. Dat gebeurt al in elk gesprek dat je met iemand anders hebt. Als je iemand toespreekt, ben je gericht op die ander als persoon. Wat is dan die persoon waar je in je spreken op bent gericht? Dat is niet het uiterlijk, dat is niet het geheel van de beelden of informatie die je van de ander hebt. Informatie is niet alles, al denken veel mensen tegenwoordig van wel. De ander heeft een diepte tot in het oneindige. Als je er oog voor hebt, ontstaat er een oneindigheidsperspectief in de ander. In je spreken ben je daarop als kern van de persoon gericht. Als je iemand echt iets vraagt, verwacht je een authentiek antwoord te krijgen, dat wil zeggen, vanuit de oorspronkelijke diepte van de ander, en geen geprogrammeerd antwoord van een robot. Zoiets geldt ook voor andere levende wezens, de dieren en de planten, en ook voor niet-levende dingen. Ze hebben alle een eigenheid die niet zomaar is in te kaderen in de eigen patronen. Je hoort in advaitakringen wel: ‘The world is in your mind’, maar dat is onzin. De constructie van de geest is beperkt. De wereld is geen gesloten creatie van de geest, maar oneindig open in alle richtingen.

Dan blijft er de verwondering: hoe is het mogelijk dat de vormen opkomen vanuit die diepte-sfeer. Wat is dat voor sfeer? Deze past niet in de kaders van de standaard ruimte en tijd. Ook inhoudelijk ga je in de gesprekken met anderen door de materiële vormen heen naar een leven en beleven van allerlei soorten werelden. Daarin lopen heden, verleden en toekomst door elkaar; het hier en het daar zijn niet meer gescheiden. Dat geldt ook voor het zien naar een schilderij, het luisteren naar muziek. Waar komen al die werelden vandaan? Van waaruit komen al die vormen op? Je staat stil bij simpele dingen, een glas water, een bloem, de zon, en je verwondert je er ineens over dat die dingen er zijn. Als je de waargenomen dingen niet direct invoegt in je kennis die je hebt geleerd, komen de dingen op vanuit een open sfeer en je verwondert je. Het is een wonder dat die dingen er zijn. Dat geldt ook voor je eigen lichamelijke bestaan. Het is een wonder als je het niet in het gewone relatiesysteem wordt vastgezet. Het alledaagse leven laat op veel plaatsen die openheid zien. Soms breekt die openheid ineens sterk door.

Ik ervoer het bij het overlijden van mijn moeder. Haar leven stroomde weg, maar er kwam een grote ruimte van licht. Het was oneindig zacht en goed. Daarmee vloeide ik samen. Hoewel ik het eerst had afgehouden, waren er geen scheidingen meer.

Waarom was het toen ineens mogelijk?

Ik denk dat toen mijn weerstand verdween.

Ja, in de weerstand sloot je je af en gaf je een oordeel, zodat alles vast lag. De ervaring van open-worden is vreugdevol. Blijf op bewuste wijze daarbij en laat het proces van openen doorgaan.
Je ziet dat de dood niet ingekaderd kan worden. Als je het probeert en bijvoorbeeld zegt 'alle mensen gaan dood', heb je het niet over de echte dood. Die ontmoet je als je geconfronteerd wordt met het einde van je eigen bestaan. Die kun je niet weg-rationaliseren, omdat daarin iets zit wat je niet kunt inkaderen. De dood gaat voorbij tijd, ruimte, oorzaak, bestaan en niet-bestaan. Die sfeer leer je vooral kennen in een situatie van overmacht, als je niet alles meer op orde kunt houden. Je orde wordt ontregeld, loopt uit de hand, en je hebt je maar over te geven aan het niet-geordende, het opene.

Dit is ook duidelijk als er minder ingrijpende gebeurtenissen plaatsvinden. Het is niet afhankelijk van condities. Als je die open dimensie hebt leren kennen, weet je: die is er altijd. Je schept alleen een wereld die min of meer is afgesloten, omdat je die gezelliger vindt. Je probeert alles hierin te passen, maar dat lukt nooit helemaal. Dat hebben we tot dusver gezien bij het verschijnen van het onverwachte en van de dieptedimensie, in de verwondering en bij de confrontatie met het onbeheersbare, de dood.

Zie ook de situatie waarin een grote angst opkomt. Er komt, bijvoorbeeld, een tsunami aan en je hebt geen kans deze te ontwijken. In de angst opent zich de ruimte die voorbij gaat aan de standaard tijd en ruimte van je alledaagse bestaan. Er is een inkrimping van jezelf voor iets dat veel groter is, dat absoluut is en waarin geen mogelijk is om als individu voort te bestaan. Natuurlijk is er de neiging om die opening te dichten, om het angstwekkende te neutraliseren. Waar zijn mensen tegenwoordig bang voor - voor terroristen, voor een overval, voor aftakeling en ziekte. Je moet eens kijken wat ze al niet doen om te proberen deze dingen af te weren.
Toch is er een fascinatie voor situaties die angst inboezemen. Mensen kijken naar films met een hoog horrorgehalte, waarin, bijvoorbeeld, ineens dingen in de wereld verschijnen die gaan moorden. Die dingen, organismen of geesten lijken niet vatbaar te zijn voor beheersing. Maar, het moet niet al te spannend en te angstig worden. Daarom loopt de film gelukkig goed af. De vertrouwde wereld is weer gesloten. Mensen zoeken steeds de grenzen op, omdat dat wat voorbij de grenzen ligt hen fascineert - totdat het te gevaarlijk wordt. Dan krabbelen ze terug.

Onze zoons hebben een fascinatie voor horror. Hebben ze dat ook nodig voor hun ontwikkeling?

Ja, het is alleen te hopen dat ze de structuur van openen en afsluiten bewust leren kennen, en dat ze het openen kunnen accepteren in ontspanning van zelf-zijn. Het gaat dus ook bij hen om inzicht: als de eigen openheid er mag blijven, verdwijnt de afschrikking van openheid en verdwijnen de problemen van de afgeslotenheid. Met die geslotenheid hebben ze problemen en terecht. Als het open is, zijn bijvoorbeeld conventies geen probleem meer.

Nog een andere opening in de alledaagse wereld is die van de begrippen. Mensen zijn in hun kennen voortdurend gericht op dat wat de zintuiglijke werkelijkheid te boven gaat. Als je een kat ziet, zie je meer dan de kleurvlekken op je netvlies. De visuele indrukken gaan samen met het begrip kat. Het begrip kat heeft niemand ooit gezien. Je ziet alleen katten, maar je weet dat het katten zijn, omdat je een algemeen begrip hebt van wat een kat is. Het ene katachtige komt tot uiting in de vele concrete katten. Zo is er het ene leven in alle levende wezens, het ene goud in alle gouden voorwerpen, dezelfde basisenergie in alle energieën en in alle materie. In de moderne natuurkunde staat één nul-veld van energie ten grondslag aan alle vormen energie en materie. We hebben een besef van het ene dat vooraf gaat aan tijd en ruimte, het oorspronkelijke. Dat oorspronkelijke, dat tevens de actuele grondslag van alles is, vind je in de oudste literatuur terug. Het lijkt een algemeen menselijk besef, vanaf de oudste tijden. In India werd dat aangeduid als Brahman.
Ook vanuit de ervaring van goed gedrag, bijvoorbeeld van een Turkse winkelier, loopt een weggetje richting Brahman. Je stelt vast: dit is een goede man. Niemand heeft het begrip goed gezien; toch gebruik je het. Door de vormen heen manifesteert zich het goede. We vinden het vanzelfsprekend dat we door de zintuiglijk ervaarbare wereld heen kijken naar het bovenzintuiglijke en dan zeggen: dit is goed en dat is slecht. We hebben in onszelf kennis van goed en kwaad en herkennen dat in de wereld. Die goedheid is dus niet afhankelijk van een speciale situatie. Je kunt je op het goede richten, zodat dit als zodanig duidelijker wordt. Het is een inzichtelijk aanschouwen dat voorbij het uiterlijke van het zintuiglijk waarneembare oppervlak gaat. Als je er heel sterk op richt, wordt het goede, om daar maar even bij te blijven, duidelijker. Het komt meer op de voorgrond; het wordt de grootste werkelijkheid. Als je er aan overgeeft is er alleen maar een oceaan van pure goedheid zonder grenzen, zonder tijd en ruimte. Hoever gaat dat schouwen? Dat is toch oneindig? Het gaat verder dan de sfeer van tijd en ruimte, verder dan de tegenstelling goed-kwaad. Het betreft iets wat ongedeeld is en ten grondslag ligt aan alles.

De wereld zoals je die ervaart, heeft dus een oneindige diepte. Zij kan dus openbreken in het absolute. Het is belangrijk dat je dat herkent. Uitgaande van 'ik tegenover de wereld' kan ik iets gaan ervaren in de wereld wat niet in de wereld past, wat de wereld openbreekt. Martin Buber spreekt over historische perioden waarin mensen een mooi huis hebben gebouwd van hun wereldbeschouwing; deze worden afgewisseld door perioden waarin het dak van het huis is afgewaaid, waarin het huis is weggevaagd. Je staat dan op de vlakte in de oneindige leegte. Mensen proberen dan wel opnieuw een huis te bouwen waarin ze kunnen schuilen, maar dat is na de Middeleeuwen niet meer echt gelukt. Mensen blijven het gevoel voor de leegte houden, hoewel ze op allerlei manieren proberen die leegte te vergeten of te accepteren. Er is geen echte grond meer aanwezig waarop gebouwd kan worden. Er is grondeloosheid.
Het denken en voelen stopt niet voor een grens. Als er een grens wordt ervaren of vermoed - de dood of het einde van de wereld - vraagt het denken wat erna komt. Het enige wat je kunt doen is het werkelijk open laten. Dan kan de spanning van de constructie van de grenzen wegvallen en ontstaat echte openheid.
Meestal was het bovenzintuiglijke het object van religieuze voorstellingen en praktijken. De verhalen over God de schepper en heerser werden steeds meer als menselijke en betrekkelijke projecten beschouwd. Zo werd ook het universele weten van God en zijn uitverkiezing (gesloten determinisme) als een projectie ontmaskerd. In het jodendom, christendom en islam is er echter ook een besef van het absolute karakter van God: er mag geen beeld van hem worden gemaakt, omdat elk beeld fout is. In het hindoeïsme is men niet zo streng, maar ook daarin blijft het absolute het hoogste.

We spraken tot dusver vooral over de aard van de wereld en kosmos. Meteen was dat een spreken over onszelf. Het goede wordt herkend, omdat het al aanwezig is in onszelf. Liefde wordt herkend, omdat het in onszelf aanwezig is. Dat geldt ook voor oneindigheid. Dat wat voorbij tijd en ruimte is, kunnen we kennen omdat dat aanwezig is in onszelf. Van de non-duale openheid heeft iedereen een besef. We herkennen dat in de diepte van een ander of van de wereld, omdat dat in ons al aanwezig is. Het hoort tot ons zelf-zijn. Voor zover we dat in een ander herkennen, herkennen we onszelf op dit punt van non-dualiteit.
Als alles openbreekt en je laat het gebeuren, breekt ook het zelf-zijn open. De twee kanten van je bestaanswereld, subject en object, horen bij elkaar. Als zich het oneindige aan de objectkant manifesteert, openbaart zich dat ook in jezelf. Als het daar helemaal open komt, komt je zelf-zijn ook helemaal open. De ene voorwaarde is, dat je dat openkomen van kosmos en zelf-zijn accepteert, dat wil zeggen, dat je je beperkte vormen tot en met ’ik ben’ loslaat. Alleen in de volledige overgave aan Dat is er de realisatie van 'Dat ben ik'.

Ervaar je de dieptestructuur van anderen, het andere en van jezelf, ook in het gewone alledaagse leven? Op welk niveau ben je vooral aanwezig? Aan de oppervlakte, op een dieper niveau van betekenissen die je herkent, of ben je opgegaan in het onuitsprekelijke toen alles werd opengebroken? Dan zijn er geen scheidingen. Zelf en Dat, ik en de anderen, de dingen vormen geen tweeheid meer. Daarom kan er niets positief over worden gezegd. Het alledaagse leven mag doorgaan, maar deze heeft zo'n transparantie dat de non-duale openheid als grootste werkelijkheid voorop blijft staan. Deze openheid is niet verschillend van de gewone dingen van het leven.


Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • Pranayama

    Dit boek is een praktische handleiding bij het beoefenen van pranayama. Alle onderdelen van de traditionele pranayama komen hierbij aan bod.

  • Openingen naar Openheid

    In dit boek zijn ruim 120 korte teksten verzameld die openingen bieden naar die openheid. Deze blijkt uiterst eenvoudig te zijn. De teksten zijn stukjes van leergesprekken, bedoeld als stimuli om de aandacht te richten op openheid, iets daarvan te laten zien en zo de realisatie van openheid een grotere kans te geven. Ze vormen samen de essentie van het onderricht in non-dualiteit.

  • De ander en ik

    Dit boek bevat de lezingen en enkele andere teksten van het 2e Advaita Symposium over de relatie van 'de ander en ik'. De vragen kwamen aan de orde: Wat is de aard van de ander; in hoeverre of in welke zin verschilt de ander van mij en in hoeverre vormen wij een eenheid? De bespreking van deze vragen kon een verheldering geven van problematieken als ‘de aard van het zelf’, ‘de mogelijkheid van communicatie’ (in hoeverre kunnen wij elkaar begrijpen?), ‘de grondslagen van ons morele gedrag’ en ‘de ander als leraar’.

  • Non-dualiteit - de grondeloze openheid

    Non-dualiteit is niet-tweeheid (Sanskriet: a-dvaita), de afwezigheid van scheidingen. Deze openheid vormt de kern van elke spiritualiteit en mystiek. Maar wat is non-dualiteit nu precies? Daarover gaat het nieuwe boek van Douwe Tiemersma. In zijn vorige boeken stond de non-dualiteit ook al centraal, maar nu laat hij stap voor stap zien wat non-dualiteit in de eigen ervaring betekent. Iedereen blijkt die ervaring te kennen en te waarderen.

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod