3-34 Laat je niet afleiden

jaargang 3 nr. 34 (5 november 2002)


Het is een stroom van bijzondere gebeurtenissen. In de Rotterdamse Pauluskerk zitten we rond het doopvont in een kring en iedereen ervaart de sterke werking van de complete kring en van de leegte van de ruw stenen doopschaal: Eenheid en Leegte. In de Advaita Kring spreken we over de aanstekelijkheid van Openheid en iedereen laat zich ‘aansteken’. In Brugge zijn we bijeen met een bijzonder grote groep met een opvallend aantal jongeren en ervaren de eenheid met allen en met de bomen en vogels in de kloostertuin. Pol drukte het zo uit: ‘Allez, nu wordt het echt plezant, hé!

Aanstaande woensdag komt in ieder geval de eenpuntigheid van de gerichtheid op Openheid aan de orde.

Pia meldde dat het aantal abonnees van ‘Advaita Post’ de grens van 250 heeft overschreden en dat dat wel eens vermeld kon worden. Bij deze.

Een vrij lange tijd geleden heeft Paul Blok een paar interview-gesprekken met mij gehad, onder andere voor zijn boek ‘Welkom in Satsang’. Een interview is slechts voor een klein deel gebruikt. Hiervan is het eerste deel als bijlage te vinden.

Advaitagesprek met Douwe Tiemersma – 22 mei 2002, deel 8


(D) Je hebt er weet van hoe het eigenlijk zit. Laat je van die helderheid niet afleiden. En als je vaststelt dat je het niet goed weet, dan moet je het zeggen. Dan kun je verder kijken. Is het helemaal duidelijk?

(Vr.) Het blijkt een hele klus te zijn.
(D) Onzin. Het gaat om het eenvoudige, directe vaststellen. Als je intern, in je eigen sfeer gaat kijken, wat zie je dan?

(Vr.) Emoties...
(D) Blijf er naar kijken. Dan blijkt elke emotie een bepaalde, gelokaliseerde sfeer van energie te zijn.

(Vr.) En die verdwijnt ook weer.
(D) Natuurlijk. Sommige zijn aardig hardnekkig, dus daar moet je langer naar blijven kijken. Als je er langer naar blijft kijken dan wordt het steeds meer een bepaald verschijnsel, daar, op die bepaalde plaats. Zo lokaliseer je het. Je kijkt er naar. En dan ga je weer terug naar jezelf als degene die daarnaar kijkt.

(Vr.) Dan objectiveer je het.
(D) Dat is in eerste instantie belangrijk om er überhaupt iets losser van te komen. We hadden het zonet over de identificatie met alles. Dat is een beweging naar buiten toe en vast te stellen: ik ben dit en ik ben dat. Maar, voor zover je aan iets specifieks vastzit, is het goed om vast te stellen: nee, dit niet en dat niet speciaal. Anders blijf je specifiek ergens in steken. Pas dan is het mogelijk vanuit het grote geheel alles te accepteren. Dat is dan geen probleem. Waarom niet? Omdat het gebeurt in de oneindigheid van het zelfzijn. Maar, zover je merkt: ik zit nog vast aan bepaalde gevoelsmatige dingen, bepaalde emotioneel geladen zaken, dan is het blijkbaar nodig om weer te gaan kijken hoe het zit met jezelf. Dan merk je: ik ben niet specifiek daaraan verbonden, ik hoef daarmee niet specifiek mee geïdentificeerd te zijn. Wanneer ik daarin blijf zitten, ja, dan blijft dat zo.

(Vr.) Ja, losmaken van je definitie ...
(D) Om ruimte te krijgen, zodat er geen beperking meer is. Wanneer het moeilijk is om naar die emotionele zaken te blijven kijken, dan maak je de afstand maar groter.

(Vr.) Zodra ik iets vaststel, is er meteen de neiging om me ermee te identificeren.
(D) Nu, je merkt het op en dan weet je: ik moet er blijkbaar geweldig kien op zijn, want voor ik het weet duik ik erin. Wanneer je het opmerkt, val je niet meer samen met dat verschijnsel. Je bent al veel ruimer dan dat. Natuurlijk kun je ervaren dat dat andere trekt, maar dat is blijkbaar een eigenschap van dat verschijnsel. Je neemt het waar en ervaart dat het trekt. Je stelt vast dat het een mooi of minder mooi plaatje is, maar kijkt wel een beetje verder om je heen. Daar is het heel ruim, die sfeer van je zelfzijn. Als je een beetje meer bewust van die ruimte wordt, gaan de dingen steeds minder trekken. Als je op een afstand blijft, merk je vroeg of laat: de energie is uitgeput en dat hele verschijnsel lost op. Wanneer het teveel trekt, zit je er blijkbaar nog te dicht op. Neem dan een grotere afstand. Ga maar op de maan staan. Dan blijft er van al die emoties weinig over. Neem maar een sprong van honderd jaar in de toekomst. Dan zijn er misschien nog wat mensen met dezelfde achternaam, maar wat weten die nog van hun overgrootvader? Dus, wanneer je een klein beetje afstand neemt, zie je hoe verschrikkelijk betrekkelijk al die zaakjes zijn die je zo verschrikkelijk belangrijk vindt en die zo hard aan je trekken. Blijf niet gefixeerd staan kijken naar die emoties, maar word je alzijdig bewust. Pas dan worden ze betrekkelijk. Wat heb je ermee te maken?

(Vr.) Je staat er los van.
(D) Ja. Sta jij er los van?

(Vr.) Er is een weten dat het kan. Het gebeuren gaat nog moeilijk.
(D) Je weet dat het kan. In welke richting gaat dat weten?

(Vr.) Naar de grote, oneindige ruimte.
(D) Als je daar nou eens bij blijft. Dan is het niet meer een weten, maar dan gebeurt het ook. Dus, blijf ook de kant van de Ruimte uitkijken, mediteer voortdurend met die openheid. Laat je niet meer afleiden.

Bijlage

Interview met Douwe Tiemersma op 26 september 2000 te Gouda (deel 1)
door Paul Blok

Er zijn vele redenen om Gouda te bezoeken. Het heldere licht dat Gouda-kaarsen uitstralen schijnt ongeëvenaard te zijn, verder kan men zich in de oude kerk erover verwonderen hoe dat wonderschone licht door de wereldberoemde gebrandschilderde glas-in-loodramen van de gebroeders Crabeth valt. Mijn bezoek had een andere reden. In Gouda ging ik op bezoek bij Douwe Tiemersma om hem te vragen zijn licht te laten schijnen over de Advaita Vedanta. Dit is de meest radicale stroming in het hindoeïsme, waarin zelfonderzoek leidt naar de bevrijding van het ego, de kern van elke problematiek. Degene die van dit ego is bevrijd wordt een zelf-gerealiseerde genoemd.
Er zijn vele aanleidingen voor ons gesprek: zijn persoonlijke ontwikkeling, de westerse variant van de Advaita, het Advaita-symposium dat hij organiseerde, de snelle toename van mensen die zich gerealiseerd noemen en die overal satsangs houden en tenslotte mogelijke praktische tips voor de zoeker naar de juiste leraar of lerares.
Douwe ontvangt mij voor zijn stadsboerderij en leidt me rond over het erfje dat omgeven is door slootjes vol kroos waarin zwanen en eenden driftig foerageren. ‘Dit is een boerderij uit het einde van de 19de eeuw; de gevel is een rijksmonument.' Ik zie dat Douwe op de gevel een bordje heeft geschroefd van de vereniging van yogaleerkrachten.
Als ik hem vragen stel over zijn opvoeding, zijn studietijd en zijn ontwikkelingsweg, wil hij daar het liefst geen tijd aan verspillen. ‘Ach, er is alleen in zekere zin sprake van een ontwikkelingslijn en van een zekere activiteit.’ Liever komt hij tot de kern. Hij kiest zijn woorden zorgvuldig, als gaf hij mij een college op dicteersnelheid. Met lichte tegenzin en na enig aandringen wil hij wel iets over zichzelf kwijt.
Douwe volgde begin jaren ’70 de yogalerarenopleiding bij Rama Polderman, bezocht eind jaren ’70 zijn uiteindelijke leermeester Sri Nisargadatta Maharaj en combineerde na zijn realisatie zijn activiteit op het terrein van yoga en advaita met zijn docentschap oosterse wijsbegeerte en filosofische antropologie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Het verbaast mij hoe bijna nederig hij over zijn, in mijn ogen glansrijke carrière spreekt. Alsof het er niet toe doet. Dan nu de Advaita Vedanta. Wellicht dat hij vanuit een historische en culturele schets lijnen kan trekken naar de actuele situatie en de zaak op zijn waarde kan schatten.
We lopen langs de bloementuin en Douwe vertelt dat de aanleiding voor zijn studies biologie en filosofie zijn verwondering was over het leven en zijn nieuwsgierigheid naar de aard van het leven . ‘Eerst was er het onderzoek naar de aard van het leven van planten en dieren en later ook van mensen.’ Op mijn vraag of hij die oorspronkelijke verwondering heeft weten te behouden tijdens zijn wetenschappelijke vorming, beantwoordt hij bevestigend, ‘zij het dat je merkt dat je gemakkelijk vernauwt als je steeds kleinere onderdelen onderzoekt en dus ook verruimt wanneer je jezelf openstelt voor het grotere geheel.’

‘Wat vind je nu het meest kenmerkende onderscheid tussen de oosterse en westerse filosofie?’
’Wat je ziet is dat het Westen vanaf de 17de eeuw een sterke scheiding ging aanbrengen tussen lichaam en geest en tussen binnen en buiten. Deze benadering werd steeds verder doorgevoerd waardoor de blik zich steeds verder vernauwde tot object- en deelaspecten. Dit kon gebeuren doordat men terugging op de oude Grieken waar het analytisch onderzoek en objectiveren al voorkwam. Uiteindelijk heeft dat in de 19de en 20ste eeuw geleid tot een sterk eenzijdige materialistische benadering van het gehele leven waaruit de eerbiediging en verwondering waren verdwenen.’

‘Hoe is de actuele situatie?’
‘Tegenwoordig zie je de tendens zich doorzetten waarin alles veel meer gerelativeerd wordt, met name ons kenvermogen. Soms gaat dat heel radicaal, zoals in het postmodernisme waarin het hele denken als een proces wordt gezien waarin steeds op een typische manier scheidingen worden gemaakt en dat dus zeer betrekkelijk is. Door dit denken open te breken wordt de situatie heel open.’

‘En in dat open klimaat was het mogelijk om een symposium te organiseren over Advaita Vedanta ?‘
‘Ja, daar was heel veel belangstelling voor. We hadden 80 plaatsen beschikbaar, maar we hadden wel 200 aanvragen, niet alleen van studenten, maar ook van mensen van buiten en bijvoorbeeld van OHM-radio.’
Douwe vertelt dat er een verkort verslag in het tijdschrift Inzicht komt en dat er een volledig verslag in boekvorm zal verschijnen. Nu het over zijn liefde gaat, beluister ik, zij het onopvallend, enige trots in zijn stem.

‘Kun je spreken van een Nederlandse variant van Advaita Vedanta?’
‘Misschien. Wat je in ieder geval ziet, is dat hier in het Westen die hele godsdienstige laag van het hindoeïsme achterwege blijft, waardoor het radicale karakter van de Advaita beter tot zijn recht komt. Wij zijn hier in de gelegenheid om heel direct tot het diepgaande zelfonderzoek te komen, zonder godsdienstige rituelen en voorstellingen. Hierdoor wordt de kans groter dat men zichzelf direct ervaart als zonder grenzen, zoals dat in de geschriften wordt genoemd tat tvam asi oftewel ‘dat ben jij’, het Al, de wereldgrond. Zonder die ballast wordt het pad heel eenvoudig en kan men onmiddellijk tot de kern komen. Die zuivere vorm van Advaita is naar het Westen gekomen.’
Als tweede positief kenmerk van de westerse Advaita noemt Douwe de relatie van de zoeker en de gerealiseerde met het gewone dagelijks leven. In India zie je veel meer wereldverzaking.

‘Zou je kunnen zeggen dat in India het accent ligt op de realisatie en in het westen veel meer op de integratie ervan?’
‘Voor een deel is dat waar. Aan de andere kant zie je dat Shankara (8e eeuw na Chr.) gerealiseerden het advies gaf om toch vooral te blijven mediteren, om de integratie met het gewone leven maar volkomen te laten zijn. Dat zie ik als de hoogste vorm van Advaita.’

‘Is dat jouw persoonlijke ervaring?’
Er verschijnt een verlegen lachje op zijn serene gezicht.
‘Och, niets doet af aan die sfeer van ongescheiden zijn. Die is op de voorgrond voortdurend aanwezig, terwijl ook de vormen aanwezig zijn. En dat is de hoogste vorm van Advaita. Niet je terugtrekken in samadhi, maar in eenheid de vormen laten verschijnen en er deel van uit maken. Alles is hier en nu volledig. Niets doet af aan die ongescheidenheid.’

‘En hoe komt het dat de een dat wel ziet en de ander niet?’
‘Eigenlijk kun je daar niets over zeggen. Je ziet dat mensen vanuit allerlei condities zichzelf ineens realiseren: jonge mensen en oude mensen, rijk en arm, mannen en vrouwen. Je kunt daar niets over zeggen. De condities doen er niet toe. Iedereen heeft een besef van zelf-zijn, dus iedereen heeft alles in huis. Realisatie is, dat je daar naar teruggaat en dat dit zo duidelijk voor je wordt dat dit je werkelijkheid wordt.’

‘Er mogen dan voordelen kleven aan de westerse variant, er zijn mijns inziens ook nadelen te noemen in de westerse cultuur. In het christelijke denken is toch een enorme, niet overbrugbare afstand gecreëerd, die alleen en uiterst zelden is teniet gedaan door enkele middeleeuwse mystici? Is het dan geen genade, iets heel uitzonderlijks, iets voor de uitverkorenen?’
‘In het christelijke Westen wordt het onmogelijk geacht de afstand tussen God en mens op te heffen; dat zou je een beperkende conditie kunnen noemen.’

‘Dat geldt dan niet voor de teksten van de middeleeuwse mystici, zoals bijvoorbeeld Eckhart.’
‘Zelfs bij Eckhart zie je de noodzaak om zijn teksten dualistisch te (her-)formuleren, namelijk God tegenover de mens, om daarmee de banvloek van de kerk te ontlopen.’

‘Wat hem uiteindelijk niet is gelukt, want hij is verkettert.’
‘Dat klopt.’


'In India speelt die censuur niet. Komen daardoor de teksten veel directer tot de kern?’
‘Precies, hoewel daar andere problemen zijn.’
[2e deel volgt]


Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • Psychotherapie en non-dualiteit

    De psychotherapie en oosterse bevrijdingstradities zoals advaita vedânta en boeddhisme hebben in de laatste jaren een steeds grotere belangstelling voor elkaar gekregen. Ze hebben elk specifieke noties en werkwijzen, maar overlappen elkaar voldoende om een vergelijking mogelijk te maken.
    In dit boek worden diverse westerse psychotherapeutische stromingen en twee bevrijdingswegen die van oorsprong respectievelijk hindoeïstisch (Advaita Vedânta) en boeddhistisch zijn, met elkaar geconfronteerd.

  • Chakrayoga

    Yoga is de weg naar bevrijding van de beperkingen in alle onderdelen van het bestaan. Dit boek richt zich op de bevrijding van de verschillende levensenergieën: de mentale, expressieve, gevoelsmatige, vitale, seksuele en andere energieën.

  • Naar de Openheid

    De teksten in dit boek zijn geschreven op basis van gesprekken gehouden te Gouda, aangevuld met enkele gedichten en korte teksten met illustratie. 
    Als uitgangspunt dienen steeds bekende gegevens en situaties, waarin verwijzingen zitten naar dat wat niet te beschrijven is, maar dat hier Openheid wordt genoemd.

  • De elf grote Upanishaden


    De Upanishaden vormen de grondslag van een groot gedeelte van de Indiase filosofie. Ze worden ‘Vedânta’ genoemd, dat is het einde en de culminatie van de Veda’s. De wijsheid die in de teksten naar voren komt is nog steeds een onschatbare bron, zowel in India als daarbuiten. Centraal staat daarin de visie en zijnservaring dat de kern van zelf-zijn identiek is aan de grondslag van wereld en universum.
    In dit boek is een groot gedeelte van de belangrijkste Upanishaden (8e-6e eeuw v.Chr.) opgenomen.

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod