Nisargadatta Maharaj, De Ultieme Werkelijkheid
Altamira-Becht, Bloemendaal 1992, 200 blz.
Nisargadatta Maharaj is een van de grootste advaita leraren van de 20ste eeuw. Het boek werd samengesteld door Robert Powell op basis van bandopnames van gesprekken met bezoekers en uit het Engels naar het Nederlands vertaald door Belle Bruins.
De Ultieme Werkelijkheid bevat 11 gesprekken die plaats hadden in Bombay tussen 1 januari 1979 en 15 juli 1980. Nisargadatta was in die periode al sterk verzwakt door de ziekte waaraan hij op 8 september 1981 zou overlijden.
Omwille van de inspanning die het spreken hem in die periode kostte, ging hij niet in op elementaire vragen, zoals hij wel had gedaan in de periode van de gesprekken waarvan Ik ben en Zijn de neerslag zijn.
De gesprekken in dit boek gaan vooral over de relativiteit van de 'ik ben'-heid. Waar hij in Ik ben en Zijn vooral de nadruk legt op de noodzakelijkheid zich te identificeren met 'Ik ben', legt hij hier steeds weer uit dat ook dit 'Ik ben' 'gezien' en losgelaten dient te worden.
Een citaat hieromtrent: "Wat veroorzaakte het verschijnsel van 'Ik ben'? En waaruit ontwikkelde dit bewustzijn zich? Probeer dit te onderzoeken, ga rechtstreeks naar de bron." (p. 50).
[J.-P.V.]
Nisargadatta Maharaj, De ultieme werkelijkheid
Bespreking in Tijdschrift voor Yoga 4 nr. 2 (1993), p.43-45
Gezien de nieuwe publicaties blijft er een flinke belangstelling bestaan voor gesprekken met Shri Nisargadatta Maharaj, zowel in Nederland als in het buitenland. Dat is ook niet zo verwonderlijk. Zelden vind je zulke directe en effectieve uitspraken over het loslaten van beperkingen. Zelfs via de gedrukte tekst komen ze als uiterst doeltreffend over, dat wil zeggen dat ze sterk bevrijdend werken. Moeilijk zijn de teksten niet. Je hoeft er niet voor gestudeerd te hebben om ze te begrijpen. Maharaj had zelf nauwelijks scholing gehad. Wel vragen de gesprekken een open oog voor de eigen situatie en een bereidheid mee te gaan naar grenslanden van jezelf waar je je houvast verliest. Vaak is de confrontatie hard. Wolter Keers noemde Maharaj niet voor niets 'de Oude Tijger van Bombay'. Door zijn briesen werden de eigen gekoesterde ideeën weggeblazen, of, als mensen zich aan deze ideeën vasthielden, werden ze zelf weggeblazen. Soms na een paar woorden verdwenen ze in paniek. Bij de meesten die bleven gebeurde er iets essentieels.
In september 1981 overleed Maharaj, in het oude vlieringkamertje waar ook de gesprekken waren. In de tien jaren hiervoor woonden steeds meer westerlingen de gesprekken bij. De groep Nederlanders die heen en weer vlogen - ze werden de 'flying dutchmen' genoemd - was relatief groot. Dit kwam vooral doordat Wolter Keers het boek met gesprekken 'I am That' in Nederland had geïntroduceerd, onder andere via het blad 'Yoga' van de Stichting Yoga en Vedanta. Blijkbaar was de tijd er rijp voor. Na de dood van Maharaj bleef de vlieringkamer als ashram bestaan. Enkele oude mensen zingen en reciteren er nog, maar dit wordt steeds minder frequent. Voor een buitenlander draaien ze nog wel eens een bandje met gesprekken. Ook hier geldt: wanneer de goeroe dood is, blijft er weinig meer over van wat er was. Alleen het licht dat door hem werd ontstoken blijft. Maharaj moest daarom weinig hebben van uiterlijk vertoon en organisatorische vormen. Er was een soort stichting van Indische devotees, die op traditionele wijze hun goeroe wilden vereren. Dit liet Maharaj met tegenzin toe. De avondlijke bhajans (zangbijeenkomsten met verering van de goeroe) zette hij voort, omdat hij dit aan zijn leraar had moeten beloven. Mij stuurde hij daarbij weg. Het was in de gesprekken dat hij opleefde, ook toen zijn keelkanker in een vergevorderde fase kwam. Het was iedereen duidelijk, dat zijn ziekte niets was vergeleken met het bliksemlicht dat van hem straalde. De geneesmiddelen waar sommigen uit het westen mee aankwamen, gooide hij dan ook weg. "Slikken jullie als laatste strohalm nog pillen en drankjes om je beperkte leven te behouden?", vroeg hij dan.
De gesprekken in het boek 'De ultieme werkelijkheid' zijn niet helemaal uit deze laatste periode; de meeste zijn van juli 1980. Maharaj voelde toen al dat hij niet veel tijd meer had om steeds opnieuw alles uit te leggen vanaf het begin. Hij concentreerde zich op de essentie van zijn boodschap en riep ons op om niet in de kleuterschool (Kindergarten) te blijven. De gesprekken zijn daarom nog directer dan in 'I am That'. Ze gaan meestal over het 'ik-ben', als het universele gevoelsmatige bewustzijn van zichzelf. In het bewustzijn van onszelf, dat wil zeggen, als we de afstandelijke plaats van de getuige gaan innemen, overschrijden we, ook als levenskracht, de grenzen van de beperkte persoon. De 'ik-ben'-heid is echter niet het uiteindelijke, het absolute, want het is ontstaan met het individuele leven in de baarmoeder en met het uitgroeien van het lichaam. Het hoort bij het grof- en fijnstoffelijk lichaam; het is er de essentie van. Het hoort bij en het schept het Zijn. Bij het overlijden zal dit 'ik-ben' verdwijnen. Wat blijft er over? Dat moet 'gekend' worden, dan pas is er geen enkel probleem meer. Andere leraren blijven gericht op het Zijn (Maharishi Mahesh Yogi, p.30, Muktananda, p.38) met hun yoga. Maharaj zegt, dat hij hiermee niets heeft te maken en voert zijn bezoekers direct mee naar de grens van het Zijn en het 'ik-ben'. "De eeuwige staat is de staat waarin het Zijn afwezig is."
Voor degenen die het boek gaan lezen zijn de volgende kritische opmerkingen relevant. Robert Powell heeft een beperkt aantal voetnoten aan de tekst toegevoegd. De meeste geven een verduidelijking van een sanskrietwoord of iets dergelijks. Op de plaatsen waar Powell een inhoudelijke verduidelijking van het gezegde wil geven, gaat hij nogal eens de mist in. Noot p.15 is onzinnig en verwarrend; in tegenstelling tot wat noot p.16 zegt, is er geen blijvende entiteit; noot 2 op p.103 is verwarrend, omdat het woord noumenon 'het ding op zich' betekent en hier gaat het om de getuige; dit had ook in noot 3 op dezelfde pagina gezegd moeten worden; de toelichting op het woord prana zou niet op p.174, maar op p.33 moeten staan, waar ook al over de vijf prana's wordt gesproken. Ik heb de Engelse tekst niet gezien, maar een paar uitdrukkingen komen me vreemd voor. Op p.19 wordt gesproken over het lichaam als voedselbron, terwijl het het product is van het voedsel, het voedsellichaam, en hooguit als zodanig de bron van het 'ik-ben'; "Jij hebt er als 'doener' niets mee te maken" staat op p.36, wanneer gesproken wordt over het spel van de guna's, waarbij "Jij" juist géén "doener" is. Hierbij komt waarschijnlijk een extra vertalingsprobleem om de hoek kijken. PoweIl heeft de Engelse tekst van de bandjes gebruikt, die een vertaling is van het Marathi dat Maharaj sprak. Deze vertaling is vaak gebrekkig, zoals de vertaler Mullarpattan zei. Voor het boek 'The nectar' (Zelf-realisatie) is het Marathi opnieuw in het Engels vertaald, wat een nieuwe en betere tekst gaf. Enkele fouten in het Nederlands zijn bijvoorbeeld op p.18 te vinden met twee maal "je wil" en met "over iets wat deel is". De laatste kritische opmerking betreft de Epiloog, die naast een Sanskriet-woordenlijst aan het boek is toegevoegd. Deze epiloog is een te eenzijdige tekst voor het afsluiten van het boek. Het stelt de levenskracht centraal, terwijl het hele boek gaat over het verdwijnen van de levenskracht en het 'ik-ben'.
[DT]
* Aanwezig in bibliotheek Advaita Centrum
Er is geen tweeheid
als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.
Boeken
Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.