Brian Carr, ‘Sankaracarya’ (Shankara, Sankara)
Companion Encyclopedia of Asian Philosophy, edited by Carr & Mahalingam, Routledge Londen & New York , 1997, pp.189-210
Er is geen overeenstemming over geboorte- en sterfdatum van Shankara, maar wetenschappers dateren hem heden ten dage tussen het begin van de achtste en het begin van de negende eeuw. Shankara leefde in een tijd dat het hindoeïsme in India weer de overhand kreeg over het boeddhisme en Shankara wordt een grote rol toegekend in deze revival. Er is tegenwoordig ook veel discussie over het feit welke werken nu terecht aan Shankara worden toegeschreven en welke niet. Het lijkt er op dat op zijn minst de commentaren op de Bhagavad Gita, de Brahmasutra, de Brhadaranyaka Upanishad en de Chandogya Upanishad van de hand van Shankara zijn. Dit artikel is voornamelijk gebaseerd op de Brahmasutrabhasya, Shankara’s commentaar op de Brahmasutra van Badarayana. De rol van de Brahmasutrabhasya in de filosofische traditie van India wordt soms vergeleken met de rol die Kant’s Kritik der reinen Vernunft in de westerse filosofie heeft gespeeld. Dit heeft soms de neiging in de hand gewerkt om Shankara’s positie in Kantiaanse termen uit te leggen, maar we moeten echter niet voorbijgaan aan het feit dat Kant elke vorm van kennis aangaande de aard van het noumenon (Ding an sich) van de hand wees, terwijl Shankara van zijn kant de mogelijkheid tot kennis van Brahman benadrukt.
Shankara’s filosofie kent twee benaderingen, welke hij beide in de Brahmasutrabhasya gebruikt. De eerste benadering is het benadrukken van de teksten uit de Vedische traditie, in het bijzonder de Upanishaden. De tweede benadering betreft zijn kritische aanvallen op andere denksystemen, zowel orthodox als niet-orthodox van aard. In dit artikel komen achtereenvolgens beide benaderingen aan de orde.
Volgens Shankara vormen de Upanishaden de enige bron van kennis van Brahman, want de normale manieren om kennis te verwerven (perceptie, redeneren, etc.) zijn slechts van toepassing op empirisch te verkrijgen kennis. Echter, ook zonder de Upanishaden, is ieder van ons zich direct bewust van Brahman, maar slechts op een beperkte wijze: ieder van ons is zich bewust van het bewustzijn in zichzelf. Shankara benadrukt de rol van meditatie bij de overgang van dit beperkte en verwarde zelfbewustzijn naar zelfrealisatie. Maar meditatie moet dan meer in filosofische zin opgevat worden, i.t.t. de betekenis die het normaliter in de Indiase traditie heeft, waarbij meditatie zich vooral concentreert op Saguna Brahaman (Brahman met eigenschappen). Wanneer Shankara in de Brahamsutrabhasya spreekt over meditatie, heeft hij een meer filosofisch gestemde meditatie m.b.t. Nirguna Brahman ( Brahman zonder eigenschappen) op het oog. Kennis van de ware aard van Nirguna Brahman resulteert in een directe ervaring en in zelfrealisatie.
Zoals gezegd bestaat de tweede benadering uit een kritische aanval op andere denkrichtingen. Shankara’s aanval op Samkhya kent meerdere dimensies.Nog afgezien van het feit dat Shankara beweert dat Samkhya verschillende termen in de Upanishaden verkeerd heeft geïnterpreteerd (in het bijzonder m.b.t. de oorzaak van de wereld), tracht Shankara aan te tonen dat Samkhya’s theorie betreffende oorzaak en gevolg niet ver genoeg gaat en dat Samkhya’s manier van redeneren per analogie incorrect is en dat haar dualisme onbewezen en fundamenteel incoherent is.
Na afgerekend te hebben met de Samkhya-filosofie gaat Shankara over tot het weerleggen van andere rivaliserende theorieën: het atomisme van de Vaisesika’s, het boeddhisme, het jainisme en de leer dat God slechts de causa efficiens en niet de causa materialis van de wereld zou zijn.
In dit artikel worden meerdere kritische kanttekeningen geplaatst bij Shankara’s filosofie, bijvoorbeeld bij Shankara’s these dat de Upanishaden de enige route vormen naar een volledig en correct begrip van de aard van Brahman. Als dat zo is, hoe kunnen de auteurs van de Upanishaden dan tot een dergelijke kennis gekomen zijn? Als dat zo is, waarom hebben we dan Shankara nodig om de boodschap van de Upanishaden in de Brahmasutrabhasya voor ons te verduidelijken? En de Upanishaden bevatten zoveel duistere plekken dat we alle normale middelen om kennis te verwerven nodig hebben: we moeten de betekenis afleiden uit de analogieën en vergelijkingen en we hebben behoefte aan een onafhankelijke bron om de geïnterpreteerde inhoud te valideren. Shankara gelooft dat een uiteindelijke realisatie van de waarheid omtrent de Realiteit hiervoor zal zorgen; maar volgens de auteur van dit artikel moeten tot die tijd de Upanishaden, zoals ze voor ons door Shankara zijn geïnterpreteerd, maar op goed geloof worden aangenomen.
(J.C.)
Er is geen tweeheid
als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.
Boeken
Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.