David Lawrence, ‘Shiva’s zelfherkenning en het interpretatieprobleem’


in: Philosophy East & West, volume 48, April 1998, 197-231


Dit essay wil de relevantie van enkele aspecten van Pratyabhijna (herkenning) voor het hedendaagse westerse denken trachten aan te tonen. In het bijzonder wil de auteur laten zien hoe Pratyabhijna de veronderstelling betreffende het bestaan van God van de christelijke filosofische theologie ondersteunt tegenover het deconstructivisme en andere vormen van hedendaags scepticisme. Nadat hij de convergentie tussen Pratyabhijna en de christelijke leer heeft aangetoond, wijst de auteur tot slot nog op een belangrijk verschil tussen beide systemen.
Utpaladeva, de grondlegger van Pratyabhijna, en zijn misschien nog briljantere commentator Abhinavagupta, waren aanhangers van de Trika-vorm van het monistisch tantristische Shaivisme, zoals dat in Kashmir beleden wordt. Volgens de verschillende vormen van Shaivisme is Shiva de enige werkelijkheid. In een soort spel scheidt Shiva zich af van zijn gemalin Shakti en uit de seksuele vereniging van hen beiden emaneert het universum. Het universum en de zielen zijn en blijven echter volkomen identiek met Shiva. Spirituele bevrijding wordt bereikt door de realisatie dat het ware zelf identiek is met Shiva.
In de negende en tiende eeuw ontwikkelden Utpaladeva en Abhinavagupta op een zeer creatieve wijze het denken  van de linguïstische filosoof  Bhartrhari die omstreeks de vijfde eeuw geleefd heeft. Bhartrhari had de Vedische openbaring als het Absolute Woord (Sabdabrahman) of Ultieme Spraak (Paravak) geïnterpreteerd. Dit onpersoonlijke principe is een super-linguïstisch plenum, dat in de vorm van een eenheid zowel taal als werkelijkheid bevat en dat vervolgens emaneert in de vorm van het universum van afzonderlijke woorden en objecten. Utpaladeva en Abhinavagupta interpreteerden deze mythe als de zelfherkenning van Shiva. Uitgaande van de zelfherkenning van de Heer en uitmondend in de herkenning van de afzonderlijke objecten is er sprake van een toenemende fragmentatie. De herkenning van een object middels de uitspraak ‘Dit is dat’,  is in werkelijkheid echter de zelfherkenning: ‘Ik’. Degene die meer en meer deze ultieme zelfherkenning als de innerlijke realiteit van alles wat wordt ervaren gaat zien, gaat ook steeds meer participeren in deze zelfherkenning.
Deze Shaivistische theorie der herkenning heeft zeer sterke overeenkomsten met het christelijke concept van God’s logos. Deze logos is een expressie van God’s subjectiviteit door middel waarvan Hij het universum creëert. God’s begrip door middel waarvan Hij de wereld constitueert, is op de eerste plaats een begrip van iets binnen Hemzelf, een soort zelfherkenning. Onze interpretaties van de wereld hebben een fundament voor zover ze deelhebben aan de taal/rationaliteit die de kern uitmaakt van de realiteit.
In het hedendaagse denken wordt het concept van God’s logos gethematiseerd als een diepliggende vooronderstelling van het westerse denken. Heidegger formuleerde zijn hermeneutische conceptie der waarheid als ontsluiting (aletheia), terwijl hij zich terdege bewust was van de wortels hiervan in de logos-theologie. In verschillende varianten van het postmoderne denken en deconstructivisme, bijvoorbeeld bij Derrida, Levinas, Lacan en Foucault, wordt dit soort denken echter aangevallen als zijnde een denken dat op kunstmatige wijze een bepaalde vorm van denken boven andere vormen verkiest.
Nadat de auteur de grote overeenkosten tussen Pratyabhijna en het christelijke denken heeft aangetoond, wijst hij tenslotte op een belangrijk verschil. Terwijl het christelijke denken het verschil benadrukt tussen God aan de ene kant en de ziel en de wereld aan de andere kant, benadrukt Abhinvagupta dat God/Shiva-Shakti zowel transcendent als immanent is. De auteur beveelt Pratyabhijna aan als een, zowel in intellectueel als in spiritueel opzicht, waardevolle bron voor de ontwikkeling van een eigentijd panentheïsme.

(J.C.)


Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • Advaita Vedanta - de vraag naar het zelf-zijn

    De actuele vraag ‘wie we eigenlijk zijn’ was het onderwerp van een symposium aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op 18 september 2000, waarin vooral de oude Upanishaden en de Advaita Vedânta aan het woord kwamen.

  • Chakrayoga

    Yoga is de weg naar bevrijding van de beperkingen in alle onderdelen van het bestaan. Dit boek richt zich op de bevrijding van de verschillende levensenergieën: de mentale, expressieve, gevoelsmatige, vitale, seksuele en andere energieën.

  • Openingen naar Openheid

    In dit boek zijn ruim 120 korte teksten verzameld die openingen bieden naar die openheid. Deze blijkt uiterst eenvoudig te zijn. De teksten zijn stukjes van leergesprekken, bedoeld als stimuli om de aandacht te richten op openheid, iets daarvan te laten zien en zo de realisatie van openheid een grotere kans te geven. Ze vormen samen de essentie van het onderricht in non-dualiteit.

  • De ander en ik

    Dit boek bevat de lezingen en enkele andere teksten van het 2e Advaita Symposium over de relatie van 'de ander en ik'. De vragen kwamen aan de orde: Wat is de aard van de ander; in hoeverre of in welke zin verschilt de ander van mij en in hoeverre vormen wij een eenheid? De bespreking van deze vragen kon een verheldering geven van problematieken als ‘de aard van het zelf’, ‘de mogelijkheid van communicatie’ (in hoeverre kunnen wij elkaar begrijpen?), ‘de grondslagen van ons morele gedrag’ en ‘de ander als leraar’.

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod