2015/10 Helpen zonder doen
Jaargang 16 nr. 10 (1 oktober 2015)
Tekst Satsang
Uit een inleiding en gesprek met Douwe Tiemersma te Gouda, 5 april 2006
Helpen zonder doen
Mensen die begaan zijn met het leed van de wereld vragen: ‘Moet je je niet inzetten voor de wereld?’ In een iets andere vorm komt de vraag: ‘Wat blijft er over van de inzet voor de wereld bij de realisatie van non-dualiteit?’ Het antwoord hierop is: ‘Niets, en dat is het beste voor de wereld.’ Welke goede dingen je zou willen bereiken door in de wereld te werken, bij een werkelijke doorbraak van non-dualiteit blijkt het goede zich het meest te kunnen manifesteren. Laten we daar preciezer naar kijken.
‘Ik wil helpen’
Als je voelt dat er nodig iets gedaan moet worden in de wereld en je maakt je klaar om eraan bij te dragen, is er een persoonlijke wens en wil. Een wil is een gerichte energie. Hij start vanuit een oorsprong en is gericht op iets anders. Wat is de oorsprong? Bij een gerichte energie is dat een persoon die zich op iets richt en ergens aan wil werken. Dat gebeurt vanuit een ik, vanuit een egocentriciteit. Natuurlijk is het mooi als er geen egoïsme is. Dat betekent dat er niet alleen voor het ik-belang wordt gewerkt. Maar het werken vanuit een ik heeft dan altijd nog de egocentriciteit in de aandacht, in de wens, in de wil. Het werken wordt gekarakteriseerd door de persoon met zijn standpunt, met zijn ik-beperkingen. Daar spelen allerlei beelden in mee: een zelfbeeld, een wereldbeeld, een lichaamsbeeld, beelden van anderen. Allerlei gevoelens en begrippen spelen in de waarneming en activiteiten mee en bepalen hen. Voor zover er een ik is, blijft er altijd een ik-belang, omdat er het uitgangspunt is van de wil om iets te veranderen. De aandacht is een gefractioneerd bewustzijn, de wil een speciale door de persoon geconditioneerde energie. Je ziet het dan ook vaak verkeerd gaan als iemand iets wil gaan doen, of als een instelling iets wil doen. Hulporganisaties, bijvoorbeeld, hebben nu eenmaal een gerichte energie om hulp te verlenen, ook als die meer kwaad dan goed doet. De energie van het hulp willen bieden, zorgt ook voor oogkleppen. Dat er hulp komt in allerlei situaties is vanzelfsprekend, maar er is vaak een over-kill aan hulp die de anderen afhankelijk maakt. Mensen zien de plaatjes van anderen die lijden en schrijven een girootje uit, omdat ze die beelden, dat lijden zelf niet prettig vinden – als een soort aflaat, dus vanuit een ego-motief. Omdat ik iets niet prettig vind, ga ik iets doen. Het draait om het egocentrische uitgangspunt. Daarin zit het eigenbelang. Natuurlijk zijn er ook de algemene overwegingen dat onrecht moet verdwijnen – terecht. Maar, zolang er wordt uitgegaan van het eigen centrum, zolang je ‘wilt helpen’, zitten er in de gevolgen minder gunstige elementen door het belang dat je erbij hebt en je beperkingen.
Lijden en openheid
Als er alleen maar openheid is in bewustzijn en gevoel, is er geen eigenbelang. Je bent ook die andere mensen. Je bent alles. In deze boven-persoonlijke sfeer valt het zelf-zijn van jezelf en dat van anderen samen. Er is geen gerichtheid, maar openheid van aandacht en energie. Dat is de voorwaarde die werkelijke hulp mogelijk maakt. Dat is in feite de situatie als er werkelijk hulp wordt gegeven. Ga maar kijken. Het grootste gedeelte van het leed dat mensen ervaren, wordt gevormd door de ideeën van leed en pijn: ik wil dit niet; waarom moet ik dat ondergaan? Deze bovenbouw van leed kan verdwijnen als de ik-situatie gaat verschijnen in een sfeer van openheid. Dat geldt ook voor het troosten van iemand die een groot verlies heeft geleden, als een geliefde is overleden. Als er nog maar iets van een ik aanwezig is bij degene die wil troosten, ontstaat er een gevoel van wrevel of weerzin bij degene die getroost moet worden. ‘Nee, ik hoef geen bezoek meer.’ Mensen die langskomen, betonen hun mede-lijden en zeggen: ‘O, wat is het erg, wat is het erg.’ Dat is een mooie troost. Troost is alleen maar mogelijk, als er een sfeer van openheid is, dat wil zeggen als er geen ik-centrum is. Het ik en de gerichtheid vanuit het ik zijn spanningen. Als de gerichtheid van aandacht, wil en handelen verdwijnt, verdwijnen spanningen. De hele structuur verdwijnt. Dan blijkt er in leedvolle situaties ineens een heel andere sfeer te ontstaan. De hele bovenbouw van lijden verdwijnt.
Natuurlijk kan er dan wel pijn overblijven, maar deze is er alleen nog op een basaal niveau: honger, kwetsuren, ziekte, aftakeling, dood. Deze dingen horen bij het lichamelijke mens-zijn. Deze pijn is een fractie van wat men gewoonlijk als leed ervaart. En, als er een open sfeer is, kan ook deze pijn worden opgenomen in het grote geheel waarin de dingen gaan zoals ze gaan, als de resultante van alle krachten en gebeurtenissen. De angel is eruit. Dan is er echte troost.
De spontaniteit van het goede
In openheid zit een groot gevoel. Je bent als zelf-zijn opengekomen in je gevoel. Je hebt geen grenzen, en herkent je zelf in de ander die lijdt. Daarom sta je volledig open voor het lijden. Als je uitgaat van van je ik-zelf, heb je een weerstand tegen en afweer van het lijden. ‘Dit is te erg; dit wil ik niet zien; dit vind ik niet prettig.’ Dit afweermechanisme is er in openheid niet. Er is zelfs meer dan meevoelen en medelijden: er is geen verschil tussen jezelf en de ander. Wat er dan gebeurt, is een vanzelfsprekend invullen van wat in een situatie nodig is. Dat gaat vanzelf, zonder ik-gedachte. Het geheel zorgt ervoor dat de energieën daar naartoe stromen waar dat nodig is.
Als je het goede voor hebt voor de wereld, is het allereerste dus bewust te worden van de mate van openheid van je zelf-zijn, je zoveel mogelijk te openen voor de openheid. Pas als die is gerealiseerd, is er de grondslag voor de doorwerking van het goede. Het is vaak een dooddoener: verander de wereld, maar begin bij jezelf. In deze uitspraak zit een grote wijsheid: als je eigensfeer volledig open is, moet je eens kijken wat er in de wereld gebeurt. Het goede in de dingen die je eigenlijk had willen regelen in de wereld, krijgt dan de maximale kans zich te realiseren, een veel grotere kans dan als je vanuit een ik zou werken.
Ik vind het moeilijk mensen te troosten. Dat heeft waarschijnlijk te maken met dat ik mij niet echt kan geven.
Daar heb je het al. Je ziet het goed: als je zou kunnen troosten, zou je je volledig moeten geven. Dat wil zeggen dat er van jezelf niets anders overblijft dan het open zelf-zijn als een-zijn.
Als het ‘ik moet mezelf geven’ op ik-niveau blijft, ontstaat er een innerlijk verscheurde toestand. Dat komt omdat het ik zichzelf niet kan geven. Het ik is het centrum van persoonlijke belangen, gericht op zichzelf als centrum. Het ‘willen geven’ is een tegenbeweging naar buiten. ‘Moet ik mij volledig geven? Nee, ik wil mij alleen een beetje geven; ik moet ook om mezelf denken.’ Juist de sympathieke mensen die erg gevoelig zijn en het goede met anderen voor hebben, geven zich in grote mate. Zij zijn dan erg vatbaar voor zware stress en burn-out. De enige oplossing van stress en burn-out is het oplossen van het ik-centrum. Dan is er geen intern conflict meer tussen ‘ik wil me inzetten’ en ‘ik moet ook aan mezelf denken’. Dan is er geen aanhechtingspunt meer voor van buiten komende stress. Als de eigen sfeer blanco is, gebeurt er wat er gebeurt, zonder stress.
Toen ik een vriend probeerde te troosten, voelde het niet echt. Hij ging daarom weg. Ik voelde niet echt met hem mee.
Als je vriend iets aan het contact met jou zou hebben, zou het bij je open zijn, niet alleen in je wil om hem aan te horen en te helpen, maar ook in je gevoel. Het gevoel kan open zijn en dat voelt de ander direct. Als dit gevoel persoonlijk is, een menselijk mee-voelen, is dit sympathiek maar de ander heeft er weinig aan. Er blijft dan een eigen belang, het belang van je ik. Daarin zit ook het vermijden van pijn, niet alleen de pijn van de ander, maar juist ook pijn die in je ik-sfeer zit. Dat zijn allerlei onverwerkte pijnpunten, trauma’s. Die zitten in het ik. Als die oplossen is er de openheid van het werkelijke troosten.
Hoe lossen die op?
Daar gaat het hier voortdurend over. Word je bewust van je eigen situatie. Zie de ik-spanningen. Stel vast dat het niet nodig is daarin te blijven zitten, herken dat je als zelf-zijn grenzeloos bent en identiek aan de ander. Dat is meer dan medelijden, meer dan mededogen: je bent die ander ook. Zelfs in het bovenpersoonlijke mededogen zit nog de scheiding van ik en de ander. Er is een meegevoel en de wens dat het lijden ophoudt. Dat is prachtig, maar in het een-zijn met de ander verdwijnt het mededogen.
Maar als de ander pijn heeft?
Dan is de pijn ook van jou. Als je alles bent, ben je ook die pijn. Dan ga je door die pijn heen, accepteert die pijn. Dan verdwijnt er veel van die pijn. Als de ander niet volledig afgesloten is, geldt dat ook voor hem of haar. Pas dan is de ruimte waarin die pijn open kan komen en zich kan transformeren.
Ik voel een paradox in ‘het open willen komen’. Zodra ik iets wil, is er de ik-structuur.
Als je doorkrijgt hoe leedvol de ik-persoon is, stel je dit vast vanuit een standpunt dat boven die ik-persoon uitgaat. Dat is op inzichtsniveau, waar je blijkbaar ook aanwezig bent. Dan komen de inzichten vanzelf, dan gaat het handelen vanzelf, dan krijgen de woorden een directe werking. Doordat er geen ik is die op afstand de woorden aanhoort en verwerkt, krijgen de woorden een andere betekenis. Ze zijn er voor zover er een nieuw inzicht komt. Dit ruimere zelfzijn manifesteert zich vanzelf, omdat je dit altijd al bent. Daar hoef je niets voor te doen. Dat gaat vanzelf. Het ik-wil verdwijnt vanzelf, omdat je altijd al openheid bent. In het begin kan dit ‘ik wil open komen’ nog aanwezig zijn, maar dit heeft al in zich het oplossen van het ik. Daarom is deze gerichtheid beter dan alle andere.
Ik zie dat anderen met oude pijnen zitten. En vind ik het moeilijk: hoe kom ik daar bij?
Je ziet en voelt steeds meer naarmate je meer open komt. Hoe kom ‘je daar bij’? Je hoeft dus niet ‘daar bij’ te komen. Het eerste blijft dus bij jezelf na te gaan hoe het zit met openheid. Is dat zo open dat je ervaart de ander te zijn? Dat is een herkenning. Dan is er geen vraag: hoe kom ik daar bij. Dan is er direct al de constructie ‘ik hier, de ander daar’, een onoverbrugbare kloof. Die hele structuur zal moeten verdwijnen. Dan is er niet alleen een meevoelen, maar ook een een-zijn. Die ‘gedeelde smart is halve smart’ geldt des te meer naarmate er meer eenheid is.
Bij het willen helpen is er een ik-belang. Soms is dat heel duidelijk, soms ligt het subtiel, individueel en op groepsniveau. Moet je eens kijken wat er gebeurt als dat het geval is op internationaal vlak. Als een regeringsleider zegt: ‘Ik moet de wereld redden,’ pas dan maar op.
Als er altijd maar hulp wordt gegeven, is het goed dit te doorbreken. Het is goed voor jezelf, om de ik-spanning die erin zit los te laten, en het is goed voor de ander. De ander raakt verslaafd aan de hulp.
Zolang er een ik-centrum is, is er angst voor de dood. Bij een sterfgeval zitten mensen te jammeren, zodat de persoon in kwestie nog veel meer in de put raakt. Ze jammeren vooral om hun eigen sterflijkheid. Is dat helpen? Alleen de afwezigheid van een ik, het totaal open zijn, kan helpen, namelijk dat de hele sfeer wordt opgetild tot voorbij de grenzen van de dood.
Het zal duidelijk zijn dat vanuit de openheid soms ook iets komt dat bij een ander hard overkomt. Het is een hard-zijn tegenover de sentimentaliteit van de persoon. Dat gebeurde veel bij Nisargadatta Maharaj. Moest hij zo hard zijn tegen een vrouw die moeilijk op de grond zat en kwaaltjes had? Je zag echter dat die hardheid in het kader stond van de liefdevolle eenheid. Als dat niet wordt opgepikt, is dat jammer.
Dus je moet je aandacht gericht houden op de ander en niet op je eigen zaken.
Als je zegt: de aandacht gericht op de ander, blijft er een kloof bestaan tussen ik hier en de ander daar. Deze dualiteit verdwijnt als er de zijnservaring is dat je zelf het zelf van die ander bent. Dat is non-dualiteit. Er is dan geen uitgangspunt van een ik. Alles is opgenomen in het grote geheel. Het dualistisch denken is in het Westen zo vanzelfsprekend. Je hebt een driedimensionale ruimte met van elkaar geïsoleerde dingen erin. Deze dingen hebben secundair misschien een relatie. Dat is een mechanistische opvatting, een heel kunstmatige opvatting. Voor de techniek kan die nuttig zijn, maar voor de samenleving nauwelijks.
Boek bespreking
Management en non-dualiteit
Douwe Tiemersma (red.)
Paul de Blot SJ, Wilfried Claus, Teun Hardjono, Lars Overhaus, Arun Wakhlu en Johannes Witteveen
In bedrijven en organisaties is meer aandacht gekomen voor de oriëntatie op samenhang, eenheid, heelheid, ongescheidenheid, kortom: non-dualiteit. Wat betekent deze ‘niet-tweeheid’ en op welke wijze kan zij in het eigen werk en in de organisatie doorwerken? Deze vragen staan in dit boek centraal.??De auteurs vertellen over de aard en mogelijkheden van non-dualiteit in het leidinggeven, vanuit verschillende invalshoeken. Zij zijn allen geïnspireerd door de vreugde en schoonheid van non-duale openheid. Onderwerpen als 'Wholesome leadership', de spirituele kracht van een organisatie, non-dualiteit op de werkvloer en het niet-regelen van een zeilschip passeren de revue. De auteurs bieden vanuit ervaringen en theoretische beschouwing inzicht in de aard en voordelen van non-dualiteit in de werkomgeving. Het geeft ook praktische handvatten voor wie hier direct mee aan de slag wil.
140 blz., paperback
prijs € 15,00
ISBN 978 90 77194 05 8
Klik hier om het boek te kopen
De spiritualiteit van ongescheidenheid in werk, bedrijf en organisatie
Bespreking in Koorddanser
Alle 15 boeken van Douwe zijn te bestellen via de Uitgeverij Advaita link
Bericht van het bestuur
De bibliotheek is overgebracht naar het Nederlands Boeddhistisch archief, hier zal deze geïnventariseerd worden en vervolgens een nieuwe openbare bestemming krijgen. Dit zal in een later bericht bekend worden gemaakt, naar verwachting zal dit enkele maanden in beslag nemen.
Via deze link is een artikel te lezen waarin dit wordt aangekondigd.
http://boeddhistischdagblad.nl/52282-boekerij-douwe-tiemersma-naar-boeddhistisch-archief/
Het pand waarin van 2006 tot 2013 het Advaita Centrum van Douwe Tiemersma was gevestigd is nu te koop. Fluwelensingel 53, Gouda.
Zie de link : http://www.funda.nl/koop/gouda/huis-48165703-fluwelensingel-53/
Vermelding zelfstandige projecten
Projecten die zelfstandig zijn doorgegaan volgens de visie en met goedkeuring van Douwe Tiemersma zijn:
- St. AYO : Advaita Yoga Leraren Opleiding.
Het doel van yoga is de realisatie van non-dualiteit, de open heelheid en eenheid, het vrij-zijn van de scheidingen en spanningen die conflicten en lijden veroorzaken.
De AYO heeft als doel studenten een gedegen en ruime yogalerarenopleiding te geven waarin de bevordering van deze realisatie (inzicht en verwerkelijking) centraal staat en die voldoet aan de eisen van de Europese Yoga Unie en de Vereniging Yogadocenten Nederland. Hierin onderscheidt zij zich van andere yogalerarenopleidingen.
Website: www.ayo.nu Zie ook: open-dag.
- St. JOI : Opleiding ‘Onbeperkt ontspannen & Inzicht aan jongeren’.
2 x per jaar een korte opleiding. Als Bijscholing erkend door de Vereniging Yogadocenten Nederland.
Zie bij Opleiding op: www.onbeperkt-ontspannen.nl
- AdvaitaStiltegroepen; stiltedagen, -ochtenden, -avonden en -weken.
Voor meer informatie kijk op: www.advaitastiltegroepen.net
- Werkgroep Advaita en Meditatie; maandelijkse bijeenkomsten.
Info: Yoga-werkgroep of stuur een email aan Marco Flipse info@bm-welzijn.nl
Het bestuur van Stichting Openheid ondersteunt het voortbestaan van deze initiatieven van harte en benadrukt dat deze geheel zelfstandig en onder eigen verantwoordelijkheid bestaan. Het bestuur draagt dan ook geen enkele verantwoordelijkheid voor de verschillende projecten en wat er uit voortvloeit.
Er is geen tweeheid
als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.
Boeken
Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.