5-10 Hoor, de Openheid roept
Jaargang 5 nr. 10 (17-05-2004)
Openheid roept in de dualiteit.
Het verlangen verstaat die roep,
het verlangen naar heelheid, een opgaan in het volledig-zijn zonder scheidingen,
het verlangen naar waarheid, een bewust-zijn oneindig,
het verlangen naar het goede, de grenzeloze liefde en gelukzaligheid.
Dit totale verlangen houdt niets vast en de Openheid niet tegen.
Elke afstand en scheiding verdwijnt, de nevels lossen op en het hart smelt.
Nog even zijn er de laatste vormen van de hoogste mantra, de naam van God, het subtielste aspect van de leraar, dan manifesteert zich het Onuitsprekelijke.
In die non-dualiteit is alles open en gaat alles samen: zelf-zijn, wereld, het omvattende, leegte.
Er is geen tweeheid.
-------------
De activiteiten van de eerste helft van 2004 lopen ten einde. In Rotterdam was er de laatste bijeenkomst van de cursus ‘ Inleiding in de Advaita Vedanta’, die het hele jaar vol enthousiasme heeft gelopen. Gisteren was er de advaita-dag te Brugge – heerlijk buiten op het gras van het klooster Ter Loo met mensen die erg open stonden. Daarom gebeurde er spiritueel ook weer veel. Op de zaterdagavond waren Ivan en ik te gast in het stiltecentrum op het Begijnhof in het centrum van Brugge. Daar was zo’n goede sfeer dat daar de volgende advaita-dag is gepland, op 10 november.
Het zomerreces nadert snel. Er zijn nog twee satsangs op de woensdagavonden. Over een paar weken zijn er al weer de retraites op Schiermonnikoog. Over twee weken komt de (voorlopig) laatste Advaita Post.
De reorganisatie aan de Erasmus Universiteit gaat door. Ik maak gebruik van een afvloeiingsregeling, zodat er voor mij heel wat werk wegvalt. Wat dit betekent voor het Advaita Centrum is nog niet duidelijk. Dat zien we wel. In ieder geval zal de ‘advaita-studie’ van de universiteit naar het Centrum gaan. Als mensen op dit terrein ideeën hebben of iets zouden willen doen, hoor ik dat graag.
Vanuit de bibliotheek: Patricia vraagt of de uitgeleende boeken deze maand nog terug gebracht kunnen worden. In ieder geval is daarvoor een gelegenheid op de woensdagavonden.
Ook in deze Advaita Post staat geen tekst van een advaita-gesprek omdat er genoeg is te lezen in de bijlagen. Hierin staan het tweede deel van de Osho-lezing en een kort interview over sacraliteit uit het Erasmus Magazine. Ook is er weer een interview van Patricia, dit keer van Wouter.
Eerste bijlage
Advaita en Osho’s betekenis voor de 21e eeuw
Douwe Tiemersma
In: Nandan Bosma (red.), De wetenschap van het hart, Ganymedes Productions, Blaricum 2004
DEEL 2
4. Uitgangspunt
In de westerse regio was er vanaf ’68 een algemene golf van verzet tegen en losmaken van opgelegde patronen en van de autoriteiten. Dat sloot aan bij wat men bij Osho vond. ‘… Bhagwan seemed to be giving his sanction to everything we most longed to do, but daren’t because of internal and external restraints on our behaviour. At the same time he offered spirituality, a purpose, a goal, a crusade, so that here was at last a meaning to existence.’4
Grote aantallen mensen kwamen om deze dubbele reden naar Poona en Oregon, de meesten vrijwel zonder spirituele traditie, achtergrond en praktijk. Zij vonden daar een sfeer van verruiming.
Hoe verschillend was de situatie rond 1980 bij Nisargadatta Maharaj. Velen moesten niets van hem hebben, ook omdat het bij hem radicaal toeging. Hij had geen tijd meer om mensen vanaf het begin van hun spirituele ontwikkeling mee te nemen. Zij moesten meteen of vrij snel de aansluiting hebben bij zijn onderricht op het hoogste niveau, en niet met problemen en verlangens op lichamelijk en psychisch niveau zitten. Zijn selectie was streng. Velen stuurde hij weg, ook de Osho-sannyasins. Nisargadatta zei dan: ‘Wat doe je hier? Ga naar je eigen leraar.’
Het waren de traditionele eisen aan de leerling die hij stelde aan de aanwezigen. Bij Shankara waren het onder andere: het onderscheid kennen tussen het tijdelijke en eeuwige, genoeg hebben van de kringloop van wedergeboorten (samsâra) en zonder verlangen zijn naar dingen in deze of andere werelden.5 Gezien deze eisen is het begrijpelijk dat traditioneel een advaitaleraar ook niet veel leerlingen had. Het was maar een handjevol mensen die op Nisargadatta’s bovenkamertje bleven. De problematiek van de grote aantallen was er niet.
Samen zat ik in het vliegtuig naar Bombay met Bhagwan-sannyasins. Aardige mensen; ze zeiden: “Ga mee naar Poona. Daar is het feest.” Het leek aantrekkelijk, maar ik werd door iemand anders aangetrokken. Onze wegen gingen in Bombay uiteen.
5. Methode
De meditatie die we deden, hield een onderzoek in naar de eigen situatie. Er was een steeds verder terugkeren naar de bron van jezelf en steeds een afvragen hoe het met jezelf zit. Hierbij ga je allerlei aspecten van jezelf zien waarmee je eerst geïdentificeerd was. De methode van de advaita vedanta is die van een ondogmatisch onderzoek naar de aard van jezelf. Dat vind je al in de oude Upanishaden, dat is ook duidelijk bij Shankara, bijvoorbeeld in zijn Upadeshasâhasrî. De titel van het eerste hoofdstuk van het prozagedeelte is: ‘Hoe de leerling tot verlichting te brengen’.
De leraar stelt de leerling de vraag: ‘Wie ben je eigenlijk?’ Namen en jaartallen vormen geen goed antwoord op deze vraag. De vragen zijn gericht op het ontdekken van het eigenlijke zelf: ‘Als je je zo gaat opstellen, wat zie je dan?’ De leerling antwoordt naar bevind van zaken: ‘Ik zie dit en dat.’ De leraar: ‘Goed, we gaan nu verder ...’, enzovoort, zonder ergens te stoppen. Zo krijgt de leerling een steeds dieper inzicht in zichzelf.
Het gaat om het eenvoudige kijken. Bijvoorbeeld, zoals in de begin-meditatie: als je je aandacht naar binnen richt, gebeurt er wat. Je ogen laten je de vormen van je lichaam zien, maar door met een innerlijke blik te kijken en te voelen verandert dit lichaam. Het krijgt een minder duidelijke vorm. Je ervaart je lichamelijke zelf zonder grenzen. Heel simpel. Het gaat om dit soort eenvoudige vaststellingen van kenmerken die overduidelijk aanwezig zijn.
Dit directe vaststellen is zien of inzicht (vidyâ), het levende kennen (jñâna), waarbij de hele existentie is betrokken. In dit inzicht heeft de methode zijn centrum. Het inzicht in de aard van de werkelijkheid betekent het wegvallen van de oude werkelijkheid en de verwerkelijking van de nieuwe. Kennen en zijn zijn één. Door het zien van de oorspronkelijke werkelijkheid, wordt de niet-oorspronkelijke, geconditioneerde werkelijkheid doorzien. Het geloof erin blijkt een illusie. Qua werkelijkheid vervalt de gewone wereld tot de sfeer van louter verschijnselen.
Het inzicht is direct. Vanuit een dualistisch standpunt kan er van alles over het kennen gezegd worden, dat allerlei conditionerende determinanten werkzaam zijn, maar dan houdt men vast aan een bepaald standpunt van waaruit men al denkend een proces construeert. In de eigen ervaring – en dat is het enige wat doorslaggevend is – is inzicht als herkenning van waarheid zonder middelen, direct; de waarheid toont zich vanuit zichzelf. Er is dan geen twijfel.
De methode is radicaal, want er wordt gevraagd: wie of wat ben je éigenlijk? Het absolute kwam er bij Nisargadatta direct bij. Dat liet hij merken en dat werkte. De vage aanwezige kennis ervan werd aangesproken. Iedereen heeft een notie van de eigen ongeconditioneerde aard. Vanaf het begin werd aangesloten bij het meest fundamentele besef. En dat is belangrijk om a) een goede oriëntatie te hebben en b) elke egocentriciteit onderuit te halen. Bij elke uiting waaruit bleek dat je aan iets (je lichaam, verlangens, ego, ik-ben, ...) vastzat, werd je onderuit gehaald, zodat het hoogste zich kon tonen. De methode is duidelijk top-down: het hoogste wordt direct gesteld en gemanifesteerd, vanuit de openheid voor het hoogste is er de werking op ‘lagere’ niveaus. Daarom waren er voor ons geen middelen zoals symbolen en rituelen. Nisargadatta vroeg aan Osho-sannjasi’s: ‘Waarom heb je die kleding aan? Waarom ga je niet naar de kern?’
Osho’s methode was ook gericht op de non-dualiteit. Van sommigen weet ik dat zij bij hem ook de non-dualiteit ervoeren. Zijn onderricht bevatte ook de yoga van de kennis en het directe inzicht (jñânayoga). Maar, zijn benadering was ruimer. Ik noemde al: Osho gaf onderricht op alle niveaus, met een grote diversiteit van benaderingswijzen. Ik zei ook al dat in de praktijk voor velen de nadruk lag op het vieren en stromen van het leven, zoals Zorba de Griek dit liet zien. Osho riep daartoe voortdurend op. Naast de weg van het inzicht, was er sterk de tantristische weg van de energieën. Dat was voor vele Osho-aanhangers en relatieve buitenstaanders het belangrijkste visitekaartje van Poona. Het heeft zijn voordelen gehad, onder andere dat velen de mogelijkheid hebben gehad de spirituele draad op te pakken en de verruiming konden ervaren. Het heeft ook zijn gevaren, voor zover de nadruk niet ligt op de totaal relativerende werking het absolute. Ik heb de advaita-methode top-down genoemd. De tantristische methode is meer bottom-up, vanuit het handelen en de ervaringen op lichamelijk vlak. De gevaren ervan zijn er vooral in de situatie met grote aantallen mensen, velen zonder duidelijke ervaring met een spirituele praktijk, die op de sfeer van levensvrijheid afkomen. In de Osho-groepen ontmoette ik meer Zorba’s dan Boeddha’s.
Natuurlijk, ook op de advaitaweg van de kennis is de bevrijding een ‘situatie’ waarin de energieën, voor zover zij er zijn, totaal vrij stromen. Op de weg naar het bevrijdende inzicht speelt het vrijer gaan stromen van de energieën ook een rol. De strikte oriëntatie op het ‘hoogste’ zorgt daarbij echter al voor een sterke relativering van de energieën, de aandriften, de verlangens. De helderheid van geest laat niet alleen de eigen sfeer zien die op vrijheid is gericht, maar ook de ruimere sociale context waarin ook andere niet-bevrijde mensen aanwezig zijn. De egocentriciteit in het streven naar verlichting en het grootse leven wordt door de manifestatie van het Vormloze snel onderuit gehaald.
Bij de bevrijde-in-dit-leven stromen de energieën zoals ze gaan in het grote geheel van de kosmos. Daarbij horen niet alleen de sterke levensenergieën, maar ook de sociale krachten. Omdat er geen identificatie met een deeltje is, een ik-persoon, is alles vrij in het grote geheel, zelfs de energieën die de levensenergieën anders laten stromen dan volgens de primaire impulsen. Omdat er geen identificatie met het geheel is, is het leven niet het hoogste.
Het absolute relativeert radicaal alles. En, dat heeft consequenties voor de methode, in ieder geval de consequenties van eenpuntigheid, directheid en radicaliteit die ik heb aangeduid.
6. De leraar
De leraar is onderdeel van de methode om de leerling te helpen. Voor iemand die zich opstelt als leerling heeft de leraar altijd twee fundamentele aspecten. De leraar is een dubbelzinnig figuur.
1) De leerling wordt ontmoet de leraar in menselijke vormen. Je ziet tegen hem aan en dan zijn er de vormen van zijn lichaam en kleding, van zijn spreken en handelen. In het sociale verkeer is de leraar een persoon met allerlei eigenschappen. Hij (of zij) kan groot of klein zijn, bruin of wit, opvliegend of kalm. Over deze vormen kun je een mening hebben, je spreekt met hem, je doet dingen samen. In die zin heb je te maken met de vorm.
Ook op het subtiele terrein van de gevoelsmatige voorstellingen, van de mentale en kosmische werelden kan de leraar verschijnen, bijvoorbeeld als tovenaar, als god. Daarin werkt hij nog directer en sterker dan op het fysieke vlak. Ook hier zijn nog de vormen.
2) De verlichte leraar heeft voor zichzelf geen vormen, hij ziet zichzelf niet als leraar. Hij is totale openheid zonder vormen. Er is voor hem geen bepaalde plaats waar hij lokaliseerbaar is. Daar heeft de leerling minimaal een vage notie van.
3) Beide, vorm en openheid zonder vorm, gaan samen. Ze gaan ook noodzákelijk samen. Wanneer een van beide er niet zou zijn, zou de leraar niet als zodanig kunnen functioneren.
Zonder uiterlijke vorm van de leraar zou de leerling geen plaats in de materiële wereld hebben waarop hij (of zij) zich kan richten. De leraar is iemand die door de leerling hier en nu wordt gezien en met wie de leerling kan spreken.
Zonder ‘openheid zonder vorm’ zou er geen sprake zijn van een leraar. Het waarnemen van plaats en vorm is verbonden met een intuïtie die voorbij die materiële vorm gaat. Er kan juist een werking van de leraar zijn, omdat hij daar op die bepaalde plaats met een bepaalde vorm én als openheid aanwezig is.
4) De combinatie met openheid maakt elke vorm van de leraar betrekkelijk. Principieel kan er elke vorm zijn, voor zover deze vorm het leraarschap niet totaal onmogelijk maakt. Mensen zien hem en keuren bepaalde eigenschappen goed en andere af. Sommigen zeggen: ‘Een echte leraar zou niet roken.’ Anderen zeggen: ‘Ook saai dat hij niet rookt.’ Een leraar kan alle mogelijke gedragswijzen vertonen, ook degene die mensen afkeuren. De leraar is niet aan het gedrag te herkennen. Geen enkele speciale eigenschap is essentieel, zelfs niet erg mooie zoals aardigheid en vriendelijkheid. Sri Nisargadatta, bijvoorbeeld, was een kettingroker, gebruikte grove taal en schold mensen uit. Velen liepen daarom bij hem weg. Het enige wat een verlicht leraar in het gedrag karakteriseert is de afwezigheid van egocentriciteit.
Wat gebeurt er bij de leerling? Door de openheid op de plaats en in de vorm van de leraar schijnt licht en door dat licht kan ook de leerling het licht in zichzelf duidelijker herkennen. Uiteindelijk blijkt er één licht te zijn. Soms is het een snel proces, soms een langzaam proces, waarin de vorm steeds subtieler en doorzichtiger worden. Als dit plaatsvindt, kom je steeds meer in de openheid te leven die je aanvankelijk bij de leraar herkent. Je gaat die openheid ook bij jezelf ervaren. Dan komen die twee eerst zo gescheiden sferen samen, de scheiding van de vormen valt weg. Het licht dat je daar in de leraar ervaart en het licht dat je in je zelf herkent, vallen op een gegeven ogenblik samen wanneer de vormen verdwijnen.
Verdere conclusies over vorm en openheid van de leraar zijn de volgende.
5) De vorm van de leraar is alleen van belang voor zover iemand hiermee wordt geholpen.
6) Hoe sneller de vormen verdwijnen, des te beter.
De vormen zijn een middel en geen doel. Hoe snel ze verdwijnen, hangt af van het inzicht en de staat van de leerling. De leraar zal zijn vormen zo kort mogelijk aanhouden en niet meer dan functioneel laten zijn. Bij de verlichte leraar is er per definitie openheid, dat is het afwezig zijn van egocentriciteit; voor zichzelf zijn er geen vormen waarmee hij zich identificeert.
7) De openheid betekent ook het openstaan voor anderen, de vanzelfsprekende bereidheid om anderen te helpen, dat is liefde.
8) In wat hij doet of zegt wordt een dimensie zichtbaar waarin niets wordt achtergehouden, waarin geen bedoelingen zitten die een ego moeten beschermen of mooier moeten maken. Er is eerlijkheid tot in het oneindige.
De leraar werkt in de ervaring van de leerling, zoals ik dat heb ervaren, sterk op het niveau van de gevoelsmatig-energetische vormen. De leraar is dan op een verinnerlijkte wijze bij je. Zijn vorm blijft op het energetisch-gevoelsmatige vlak werken, ook al is deze minder hard dan die van het materiële lichaam. Datzelfde kan plaatsvinden op het gevoels-mentale vlak van de voorstelling en op dat van de dromen. Zo wordt de uiterlijke vorm doorzichtig en een steeds grotere ruimte zichtbaar. Deze verruiming gaat steeds verder door. Ook wanneer er een geweldig grote ruimte ontstaat, kunnen bepaalde ervaringsstructuren van de leraar nog een rol spelen. Steeds zijn je eigen vormen en kwaliteiten ook de karakteristieken van de leraar zoals die verschijnt. Afhankelijk van je eigen situatie of standpunt verschijnt de leraar in een bepaalde vorm. Die overeenkomst is er altijd. Wanneer je zelf heel sterk in het materiële lichaam zit, zie je ook alleen maar een persoon in een materieel lichaam. Als je jezelf ervaart op mentaal vlak, zul je daar ook je leraar ontmoeten in de kwaliteit die daar thuishoort. Als je in de kosmos als een getuige aanwezig bent, zal daar weer de leraar verschijnen met dezelfde getuige-karakteristieken. Zo heb ik het ten minste ervaren. Afhankelijk van je eigen situatie zul je je leraar ontmoeten.
Tweede bijlage
Beperkte sacraliteit bevredigt niet
Interview Anouk Eigenraam met Douwe Tiemersma, in: Erasmus Magazine 7 nr. 17 (22 april 2004)
De mens heeft een ambivalente houding met het ‘sacrale’, oftewel het ‘heilige’. Enerzijds fascineert het, anderzijds schrikt het af. Met een viertal lezingen wil Studium Generale laten zien dat het hele leven doortrokken is van het sacrale. Maar een aardse vertaling van het heilige bevredigt uiteindelijk niet.
Wie kent niet de uitdrukking ‘tegen heilige huisjes schoppen’ of ‘het doel heiligt de middelen’? Hoewel Nederland de verzuiling allang achter zich heeft liggen, is ons alledaagse taalgebruik nog steeds doorspekt met het woord heilig. Zo kan je ergens heilig van overtuigd zijn, iemand een heilig boontje noemen, heilig ontzag hebben voor deze of gene en zweren bij alles wat je heilig is. In al deze zinsneden is heilig: heel belangrijk of waardevol.
Douwe Tiemersma, docent wijsgerige antropologie aan de faculteit Wijsbegeerte, vindt al deze zegswijzen maar een slap aftreksel van de traditionele inhoud van het woord. “Dankzij de secularisatie is het begrip inmiddels behoorlijk gedevalueerd en uitgehold. Vijftig jaar geleden zouden we het woord niet zo gemakkelijk in de mond hebben genomen.”
Het begrip sacraal is van oorsprong afkomstig uit de religie. In die oorspronkelijke betekenis staat het sacrale voor het goddelijke dat groots en huiveringwekkend is en dat ons verstand te boven gaat. “Het sacrale boezemt ontzag in, maar tegelijkertijd stoot het ons ook af. De mens voelt zich ten aanzien van zoveel macht maar een nietig schepsel.”
Daarbij komt dat een goede relatie met het sacrale volledige overgave vereist. Met andere woorden; wie gelooft in het sacrale moet bereid zijn een offer te brengen. “Men moet zichzelf kunnen wegcijferen. Maar het verlies van die controle over jezelf kan ook eng zijn,” aldus Tiemersma.
Zo bezien, vindt hij het niet vreemd dat in de westerse individualistische samenleving de offerbereidheid klein is en de sacraliteit ver te zoeken. Het individu en het ego staan in zo’n wereld namelijk juist voorop. Maar omdat mensen kennelijk toch een innerlijke behoefte hebben aan spiritualiteit en zingeving, blijft de sacraliteit ook in de hedendaagse maatschappij een rol spelen.
Zo worden de ontwikkelingen in de ICT en in sommige andere disciplines in toenemende mate ‘gesacraliseerd’. “Het geloof in de biotechnologie is bijvoorbeeld groot”, zegt Tiemersma. “Er wordt zoveel heil verwacht van de groeiende mogelijkheden op het gebied van genetische manipulatie. Maar tegelijkertijd slaat tevens de twijfel toe en zijn we bang dat wetenschappers voor god gaan spelen.”
Ook in het persoonlijk leven zoekt de postmoderne mens voortdurend naar bakens, die de goddelijke sacraliteit kunnen vervangen. “In een consumptiemaatschappij worden echter vooral de meer materiële zaken zoals geld, bezit en status als ‘sacraal’ gezien. Daar moet men immers ook bepaalde offers voor brengen door hard te werken of andere dingen opzij te zetten.” Tiemersma waarschuwt dat dit soort aardse sacraliteit echter te beperkt is om uiteindelijk bevredigend te zijn. “Daarom vinden de meeste mensen ook dat ze nooit geld genoeg hebben en willen ze altijd meer. Hun sacrale verlangen blijft onvervuld.
Het grootste gevaar bij sacraliteit is volgens hem dan ook deze beperktheid, ook in de religies. “Iets wordt absoluutheid toegekend, terwijl het een menselijke projectie is op iets eindigs. Men is bereid hiervoor offers te brengen en het te verdedigen. De gevolgen zijn frustrerend, maar kunnen ook desastreus zijn, zoals in een heilige oorlog of denk bijvoorbeeld aan het nazisme of het communisme.”
De echte sacraliteit is er pas als zij is opengebroken en universeel wordt zonder grenzen. Dat is, als de mens zijn beperktheid laat wegvallen in het Onuitsprekelijke, zoals dat gebeurt in het boeddhisme, het hindoeïsme en in de verdere mystiek.” AE
Derde bijlage
Een oplichten van onbeweeglijk bewustzijn
interview met Wouter Koert
door Patricia van Bosse
Als je aan Wouter denkt, krijg je een beeld van een levendige en goedlachse persoon, een beetje eigenwijs en tegendraads, maar ook heel toegewijd. Samen met zijn vrouw Hansje waren ze er jarenlang, niet alleen op de woensdagavonden in Gouda, maar ook bij veel andere activiteiten.
Sinds de vorige zomer is dankzij de recessie Wouters werk in de informatietechnologie beëindigd en wij kunnen de tijd nemen voor een gesprek. In Doorn waar Hansje en Wouter wonen is het heerlijk rustig, hun huis kijkt uit op het bos en op de voorgrond in de tuin vliegen de vogels af en aan.
Mijn indruk was altijd dat Wouter veel heeft onderzocht en bezocht, dat blijkt ook zo te zijn, maar erg belangrijk is het niet. Hij heeft geen belangstelling om zijn persoonlijke geschiedenis te reconstrueren. Tussen de opmerkingen over zijn ervaringen als zoeker en over de vele beeldjes en kristallen in het huis, blijft vooral over: hoe is het nu? Eigenlijk is het leeg, er is niets, zegt Wouter en hoewel hij op deze dag heel spraakzaam is en veel vertelt, is alles wat zo gezegd wordt niet de waarheid, je kunt het ook leugens noemen!
Alle woorden die trachten te beschrijven wat er werkelijk plaats vindt, zitten er naast. Woorden maken deel uit van de manifestatie en kunnen nooit het ongemanifesteerde beschrijven. Bovendien worden ze meestal achteraf uitgesproken en dan heeft de mind, ook deel van het gemanifesteerde, er een beeld van gemaakt. Dát wordt dan beschreven. En als je iets hoort of leest, maak je er zelf op jouw beurt weer een onwaar beeld van. Waarom doen we eigenlijk dit interview?
We kunnen het niet laten om te praten en te schrijven. En het is tegelijkertijd wel zo dat anderen de woorden en formuleringen kunnen herkennen.
Dat valt te bezien. We lezen en luisteren over het algemeen heel slecht, omdat wat we zien en horen gefilterd wordt door allerlei aangeleerde structuren, zodat het toch niet doordringt. Nadat bijvoorbeeld een leraar vele jaren woorden heeft gesproken, wordt er nog steeds van alles op hem geprojecteerd. En dat terwijl die woorden direct en ongecensureerd doorklinken. Maar ja, op een leraar projecteren is heel gemakkelijk, omdat hij leeg is. Wat dat betreft had de cursus Avatar gelijk: ‘De wereld is een reflectie van jezelf’. De wereld, waarmee je je identificeert projecteer je om je heen. Je kunt pas de leegte bij ‘een ander’ zien, als je de leegte als jezelf hebt gevonden en dan is er eigenlijk geen ander.
Heb jij jezelf als leegte gevonden?
Ja, maar de woorden kloppen niet. Het zijn eigenlijk leugens. Er is eigenlijk niets en er is toch een besef van zijn en dat is één geheel. Ik heb het een keer in een gedicht beschreven als ’een oplichten van onbeweeglijk bewust zijn’. Er is dus geen ik die zichzelf als leegte vindt. De leegte of stilte of onbeweeglijkheid is een niet-zijn en het oplichten wordt ervaren als een soort zijn, liefde in creatie. Er is besef van niet-zijn en van zijn.
Als je naar zo’n kristal kijkt, kan je je voorstellen dat als je daarin zou zitten er aan alle kanten onbeweeglijke atomen zijn. Zoiets op een heel fijn niveau, zo fijn dat het er eigenlijk niet is, maar als je het zou moeten voorstellen dan schijnt er iets te zijn, maar er is niets, zoiets is dan het Zijn. En elk punt daarin kan oplichten. Op een moment dat die puntjes zijn opgelicht is er hier iets: bijvoorbeeld een vinger. Als ik die nu beweeg, dan is het niet zo dat die vinger van hier naar daar gaat. Maar alleen het oplichten daarvan is dan daar. Je bent overal en waar er toevallig iets is waar te nemen, daar is ook een waarnemer.
Maar soms besef ik ineens dat ik in een structuur verzeild ben geraakt, die blijkbaar als belangrijk werd beschouwd. Op het moment van dat besef, weet ik weer dat ik leegte ben en dat die structuur ook leeg is. Dan valt het belang direct weg. Er zijn dus schijnbaar nog structuren, die een kracht hebben om de aandacht te trekken. Vroeger was er de gedachte, dat al die structuren nog moeten oplossen, vooral de structuren van het lichaam. Nu is ook die structuur opgelost. Het gaat zoals het gaat. Ik ben de leegte, de stilte, waarin zich van alles afspeelt, dat spel zal duren tot die energieën zijn uitgewerkt.
Wat betekent dat voor je dagelijkse leven en je relaties met anderen?
Alles gaat eigenlijk zijn gangetje, vanzelf. En relaties zijn zo eenvoudig. Het enige wat mensen nodig hebben, is een arm om hen heen, een kus en de woorden ik houd van jou. Dat is gemakkelijk als je de ander ziet als niet verschillend van jezelf. Het onbeweeglijke bewustzijn, dat oplicht wordt ervaren als een schepping, maar het blijft één geheel en alles wat oplicht in het licht van bewustzijn, is en blijft deel van het geheel. Alles wat je ziet en ervaart, waar je naar verlangt of waar je weerstand tegen hebt, het zijn allemaal oplichtende deeltjes van dat onbeweeglijke bewustzijn, wat je zelf al bent. Er zijn op een bepaald niveau vormen en namen, die een illusie van onderscheid en daarmee afgescheidenheid te weeg brengen. Maar als je werkelijk zo ver terug gaat tot je eigen vorm oplost in het ene geheel, dan weet je voor altijd dat het een geheel is van leegte, dat ook alle vormen leeg zijn. Dan houdt het verlangen op.
Je hebt als ‘zoeker’ veel rondgekeken en uitgeprobeerd?
En uiteindelijk blijft er alleen Douwe over, het is prettig om naar hem toe te gaan. Ik laat me op de avonden heerlijk ontspannen en ik hoor eigenlijk niet eens wat de mensen zeggen. Op een gegeven moment zal dat zelfs verdwijnen.
Maar als eerste was er ‘De school voor praktische filosofie’, waar ik met het idee van Advaita bekend raakte. Men gebruikte als leerstof gesprekken met één van de Shankaracharia’s in India en zei vol ontzag: ‘die man in India heeft het zelf gerealiseerd’. We kregen ook een inwijding met een mantra en daardoor leerde ik diep mediteren. Na 9 jaar zeiden de woorden me niets meer en verliet ik de school.
Toen kwam een vriendin op ons pad die gewoon van zichzelf zei dat ze verlicht was. Ze kon heel goed intunen en haar aanwezigheid was heel weldadig. We moesten ook wat aan ons lichaam doen, zei ze en begon ons s’morgens vroeg om 4 uur een uur kundalini yoga les te geven en daarna mediteerden we een uur. Ze heeft ons ook een training gegeven met geleide meditaties. Zij was heel lief, maar je kon ook gemakkelijk ruzie met haar krijgen. Ik heb veel van haar geleerd, ik had toen een behoorlijk zware baan en alles wat we samen met haar deden gaf veel verlichting.
Daarna kreeg ik een vriend, die een cursus van twee jaar gaf met allerlei geweldige meditaties, waarmee je veel structuren kon oplossen. Enkele van zijn meditaties heb ik een tijdje gebruikt, voornamelijk een waarmee je door zeven vuurwerelden ging en in elke vuurwereld het lichaam van de volgende chakra moest verbranden. Uiteindelijk kwam je dan in het licht. Hij zei op een gegeven moment, dat hij verlicht was geworden. Voor mij was het niet helemaal zuiver en toen hij me vroeg hem te volgen deed ik dat niet. Maar van hem heb ik wel geleerd allerlei ideeën los te laten.
Toen deed ik een cursus Avatar, wat heel verlichtend was, omdat je door het ontmantelen van vele egostructuren echt een lichter gevoel kreeg.
Deed je dat allemaal al samen met Hansje?
Kort daarna ontmoette ik Hans(je) en we kwamen er na een aantal Avatar cursussen achter dat er daar altijd een ego structuur zou overblijven omdat je uitgaat van de wil. Je wilt iets bereiken. Daarna hebben we ons alleen bij advaita gehouden, als het meest zuivere.
Hansje, mijn vriend en geliefde, is mijn grootste leraar. Omdat zij onvoorwaardelijk van me houdt en met mij samen de tijd wilde doorbrengen, heeft zij me kunnen laten zien in welke structuren ik verstrikt zat. Met Hansje kan ik ook alles delen op alle niveaus, mede omdat ook zij het licht heeft gezien en op allerlei momenten, soms kort soms dagen durend, de eenheid als zichzelf heeft ervaren. Evenals dat bij mij het geval is, hervindt zij zich regelmatig toch weer in een structuur, waarvan ze zich dan bewust wordt. Omdat zij me zo goed kent en van me houdt, had zij vaak eerder in de gaten, dat ik in een structuur verzeild was geraakt, dan ikzelf.
Zij bezocht Alexander Smit en ik ben meegegaan naar hem toe. Bij hem heb ik beseft, dat het echt niet om mij ging, mijn ego. Hij was altijd erg confronterend tegen mij, waar ik toen niet goed mee om kon gaan. Maar hoewel ik wist dat het niet om mij ging, had ik het gevoel niet veel verder te komen. Er was wel een heel liefdevolle sfeer en hij had een groot gevoel voor humor.
Na zijn overlijden zijn jullie naar Douwe toegegaan?
Ja, en Douwe is mijn uiteindelijke leraar. Hij liet me stap voor stap zien wat ik schijnbaar kon doen: steeds verder achteruit gaan en kijken hoe de situatie van mezelf dan is. Tot ik niet verder achteruit kon en hij me liet beseffen dat ik niets kon doen omdat ik al het absolute ben. Ik ben die leegte, die stilte, die onbeweeglijkheid. Dat kan ik niet bereiken, dat ben ik al, maar dan zonder ‘ik’.
De openheid van de leraar is eigenlijk het enige dat werkt, het heeft een oplossend vermogen, je structuren lossen er in op, je wordt er lichter door. Douwe is voor mij het voorbeeld van leegte, zuiverheid, onvoorwaardelijke liefde. Hij bood ons in 1998 aan een verbinding met hem aan te gaan. Dat is dus een blijvende verbinding met wat je werkelijk bent en dat heeft veel voor me betekend. Het is een directe impuls vanuit de leegte, de openheid om je schijnstructuren op te lossen.
De laatste tijd bezoeken we ook Marianne van de Wetering. Door haar spreekt bewustzijn met veel stilte en liefde en via geleide meditaties leidt zij haar bezoekers naar de openheid. Om één of andere reden ben ik op het ogenblik graag bij zowel een vrouwelijke als een mannelijke leraar. Misschien omdat ik mijn beide ouders van mijn tweede tot mijn negende niet heb meegemaakt.
Het leuke is natuurlijk dat je uiteindelijk beseft dat er eigenlijk geen leraar is en geen ik en geen anderen en geen zoekers. Dat is een soort spel, ook een structuur, dat nog een bepaald waarheidgehalte heeft, maar dat ten slotte oplost in de leegte, de stilte. En bovendien, alles gebeurt gewoon zonder meer. Als je goed kijkt, kun je geen oorzaak vinden van een impuls om naar een leraar te gaan, geen doener, niets, alles vindt spontaan plaats, maar eigenlijk gebeurt er niets, is het een oplichten van onbeweeglijk bewustzijn, het gebeuren en de stilte is één geheel.
Je hebt wel zelf een website met numerologie en oefeningen en gedichten
Een tijd lang vonden we het wel leuk om met overtuigingsysteempjes te spelen, zoals astrologie en numerologie. Er zit ook iets magisch in, maar als je goed kijkt, heeft de hele wereld iets magisch. Hoe een kind wordt geboren, wat een wonder. Hoe een schijnbaar dode boom ineens begint uit te lopen. Hoe een klein vogeltje zo’n prachtig geluid kan maken, het is magie, een wonder. En dan al die verschillende mensen. Geen enkele precies hetzelfde, de schepping is zo creatief, zo magisch.
En wat betreft de gedichten: Douwe zei mij jaren geleden eens wat op te schrijven na een meditatie, daar ben ik toen mee begonnen. Al die gedichten zijn ervaringen van een zoeker. Vaak is er een gevoel uitgedrukt in woorden, een gevoel van zijn. Maar woorden kunnen misschien een beetje naar de stilte verwijzen, het is niet zoals het werkelijk is, daar zijn geen woorden voor. Een zoeker die dicht slaat eigenlijk de plank mis. De zoeker is deel van de illusie. Hij bestaat niet.
Na ons gesprek schreef Wouter toch het volgende gedicht:
De zoeker is niet het gezochte
er was eens een zoeker
hij ging
van Meester naar Meester
en vroeg
zeg mij welke mantra
zeg mij welk gebed
waar is Het?
maar hij vond niets
hoe diep hij ook keek
geen zelf
geen licht
geen donker
niets
hij vond zichzelf niet
er was niemand
geen God
geen duivel
geen heilige
geen zondige
geen verlichte
niemand
niemand
om verlicht
te worden
niemand
om zich zelf te realiseren
niemand
met een natuurlijke staat
er scheen
even iets op te lichten
een ik
die zocht
en weer verdween
de zoeker
was niet het gezochte
Er is geen tweeheid
als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.
Boeken
Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.