Andrew O. Fort, Reflecties over reflectie: kutastha, cidabhasa en vrttis in de Pancadasi


Journal of Indian Philosophy 28 (2000), p. 497-510.


De Pancadasi (letterlijk: De vijftien hoofdstukken), stammend uit de 13e of 14e eeuw, is een bekende introductie in de leer van Advaita Vedanta. Terwijl de Pancadasi zich voornamelijk bezighoudt met Advaita, zijn er ook verwijzingen naar concepten uit de Samkhya-leer (prakrti en de gunas) en naar yoga-praktijken (dhyana en samadhi). In de Pancadasi behandelt Bharatitirtha een grote verscheidenheid aan onderwerpen: de verschillende bewustzijnstoestanden, de sluiers (kosa) van het zelf en de aard van prarabdha karma.
In dit essay worden enkele van Bharatitirtha’s gezichtspunten met betrekking tot ‘mentale processen’ besproken. Het voor Bharatitirtha meest kenmerkende concept is cidabhasa, de reflectie van bewustzijn, welke verlicht wordt door brahman/het zelf en vervolgens in de geest (citta, buddhi, dhi) en haar modificaties (vrtti) verschijnt en deze verlicht. Ook wordt er kort ingegaan op de ideeën van Bharatitirtha over de rol van yogapraktijken met betrekking tot het kennen van brahman.
Bharatitirtha gebruikt gewoonlijk de term kutastha (‘wat het hoogste staat’) als synoniem voor het zelf en brahman. De cidabhasa die in het intellect verschijnt wordt aangezien voor kutastha, maar is in werkelijkheid de jiva, die kutastha maskeert. Het niet onderkennen van kutastha is de wortel der onwetendheid (mulavidya). De verbergende (avrti) kracht der onwetendheid wekt de indruk dat kutastha noch licht verspreidt, noch bestaat, met als gevolg dat kutastha niet gekend wordt door de onwetende. De onwetende denkt: ‘Er is geen kutastha, ik ben degene die handelt en geniet.’ Maar een wijze leraar zal aantonen dat ‘kutastha bestaat’ en dat men door middel van het aanscherpen van het onderscheidingsvermogen tot het inzicht kan komen ‘ik ben kutastha’.
Misleiding (moha) bestaat hieruit dat we niet het juiste onderscheid maken tussen het intellect, de reflectie, het zelf en de wereld – en dit, zegt Bharatitirtha, is samsara. Degene die wel de ware aard van deze zaken onderscheidt is bevrijd (mukta). Het hoogste in de hiërarchie (kutastha) verspreidt altijd licht, maar wordt niet altijd onderkend. De geest met zijn modificaties heeft in het algemeen geen kennis van de bron waardoor hij verlicht wordt en ziet de reflectie van bewustzijn (de jiva) voor het zelf aan. Het kenmerk van een wijze is dat hij of zij onderkent dat hun ‘ik’ in feite kutastha is en niet de daarvan afgeleide, aan samsara gebonden reflectie. De grote doorbraak bestaat uit het beëindigen van de veronderstelde associatie van cidabhasa met het voortdurend veranderende samenstel van lichaam en geest en op die manier wordt haar status van louter getuige gerealiseerd.
De veronderstelde kenner wordt dus gekend als zijnde doortrokken van het eeuwige en onveranderlijke licht van de werkelijke kenner. Echter cidabhasa (en de mentale modificaties) zijn noodzakelijk voor het kennen van specifieke objecten. Dit idee van een mentaal mechanisme dat coëxisteert (en afhankelijk is van), maar niet identiek is met het intellect, is waarschijnlijk de meest kenmerkende bijdrage van Bharatitirtha.
Het beoefenen van yoga is waardevol omdat het kan leiden naar mentale windstilte en naar bevrijdende kennis; het is echter slechts een voorbereidende stap, omdat het noties van dualiteit slechts tijdelijk verdrijft (bijv. in samadhi). De hoogste vorm van meditatie heeft betrekking op de realiteit van brahman zonder eigenschappen (nirguna). Kennis van brahman middels inzicht is het beste pad en het hoogste doel, want dit maakt voorgoed een einde aan mentale projectie, en meditatie wordt dan overbodig.
Een ander punt van belang is Bharatitirtha’s onderscheid van verschillende soorten gelukzaligheid in de vrttis, bijvoorbeeld een die verbonden is met rustige, diepe slaap, vrij van verdriet en dualiteit, maar gekenmerkt door onwetendheid. De kortstondige momenten van gelukzaligheid vrij van objecten (vasananda) of waarin alle verlangens vervuld zijn (visayananda) zijn slechts afgeleid van de eeuwige en zelf-lichtende gelukzaligheid welke met brahman zelf verbonden is. Terwijl brahman zich als zijn (sat) en als bewustzijn (cit) manifesteert in alle mentale modificaties, komt gelukzaligheid slechts tot uiting in serene (santa) vrttis. We herkennen hier de sattva guna uit de Samkhya-leer.
Kortom, Bhartitirtha’s reflecties over reflectie zijn een waardevolle en vernieuwende bijdrage aan de latere theorievorming in Advaita Vedanta over hoe we brahman kennen (en niet kennen).


(J.C.)




Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • Advaita Vedanta - de vraag naar het zelf-zijn

    De actuele vraag ‘wie we eigenlijk zijn’ was het onderwerp van een symposium aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op 18 september 2000, waarin vooral de oude Upanishaden en de Advaita Vedânta aan het woord kwamen.

  • Chakrayoga

    Yoga is de weg naar bevrijding van de beperkingen in alle onderdelen van het bestaan. Dit boek richt zich op de bevrijding van de verschillende levensenergieën: de mentale, expressieve, gevoelsmatige, vitale, seksuele en andere energieën.

  • De bron van het zijn

    ‘Wat was mijn toestand, voordat er ervaring was? Wie was er om op deze vraag te antwoorden? … dat Ik dat geen vorm heeft en zichzelf niet kent als ik ben.’

  • Satsang

    Dit boek is een bloemlezing van satsangs gehouden door Douwe Tiemersma. Bijeenkomsten waarin hij als advaitaleraar de kern van het advaita inzicht doorgeeft.

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod