Indira Mahalingam, ‘Samkhya-Yoga’


In: Companion Encyclopedia of Asian Philosophy, edited by Carr & Mahalingam, , Routledge London & New York 1977, pp. 155-171



Dit artikel behandelt twee nauw verwante scholen van het Indiase denken: Samkhya en Yoga. De pogingen van Samkhya zijn vooral gericht op het tot stand brengen van een correcte verklaring van de werkelijkheid. Yoga, dat de weergave van de werkelijkheid door Samkhya accepteert, verstrekt een gedetailleerde beschrijving van de praktische stappen die door een individu genomen moeten worden om bevrijd te worden van het lijden in deze wereld. Vanwege de grote overeenkomst van de intellectuele posities die deze twee scholen innemen, worden ze traditioneel als één school beschouwd. Deze nauwe verbondenheid wil echter niet zeggen dat er geen verschillen in gezichtspunten zijn. Het belangrijkste verschil is dat Yoga theïstisch is en Samkhya atheïstisch.
Traditioneel wordt Kapila, waarschijnlijk levend omstreeks het begin van onze jaartelling, als de stichter van de Samkhya school gezien. Het eerste bekende geschrift van de school is de Samkhya Karika, door Isvara Krsna waarschijnlijk gedurende de vijfde eeuw van onze jaartelling geschreven.
Evenals van de andere Indiase filosofische scholen is de doelstelling van Samkhya om het menselijke lijden te verlichten. Met dit doel voor ogen geeft Samkhya een verklaring van de ware aard van de werkelijkheid. Kennis van deze ware aard der werkelijkheid resulteert in bevrijding. Aan elke weergave der werkelijkheid gaan echter zekere aannames vooraf, betreffende de middelen waardoor we tot kennis van de wereld kunnen komen en betreffende de aard van het proces waardoor de wereld tot stand komt. Derhalve wordt eerst een kort overzicht van de epistemologie en de theorie met betrekking tot causaliteit van Samkhya gegeven, omdat hierop de beschrijving van de werkelijkheid gegrondvest is.
Samkhya accepteert drie middelen om tot correcte kennis (pramana) te komen: perceptie (drsta), gevolgtrekkingen (anumana) en betrouwbare getuigenissen (aptavacana of sruti).
Volgens Samkhya geschiedt perceptie middels beelden of ideeën van objecten. Tijdens de perceptie ondergaat het intellect (buddhi), nadat de zintuigen door een object geprikkeld zijn, een modificatie (buddhivritti). Het object wordt dus niet rechtstreeks waargenomen, doch slechts een representatie van het object. Toch gelooft Samkhya dat datgene wat gerepresenteerd wordt onafhankelijk van de representatie bestaat, omdat het beeld geproduceerd moet zijn door een object dat in de extrene wereld bestaat.
Samkhya accepteert grotendeels de Nyaya theorie met betrekking tot gevolgtrekkingen. Van belang is het gebruik dat door Samkhya wordt gemaakt van redeneringen op de wijze van een analogie, omdat dit de mogelijkheid biedt om van het waarneembare naar het niet-waarneembare over te stappen. Het is voornamelijk door dit soort redeneringen dat Samkhya tot een theorie omtrent causaliteit komt en tot het bestaan van prakrti (materie) en purusa (bewustzijn) concludeert.
Evenals de andere orthodoxe Indiase scholen, accepteert Samkhya betrouwbare getuigenissen (kennis van geschriften als de Veda’s) als een bron van kennis. Het is echter twijfelachtig of Samkhya veel gebruik heeft gemaakt van deze mogelijkheid tot kennis, omdat Samkhya veel meer de neiging had om te redeneren per analogie. Het is dit gebrek aan vertrouwen op de Vedische geschriften en het overwegend steunen op redeneringen, dat voor Shankara de aanleiding vormde voor zijn felle aanval op Samkhya.
Samkhya’s theorie omtrent causaliteit speelt een cruciale rol in de verklaring der realiteit, omdat zij op basis van deze conceptie van causaliteit concluderen tot het bestaan van prakrti, waaruit de wereld zoals wij die ervaren ontstaan is. Samkhya beschouwt oorzaak en gevolg als wezenlijk identiek, in die zin dat oorzaak en gevolg twee verschijningsvormen van dezelfde substantie zijn. Samkhya beschouwt het gevolg als reeds bestaand in de oorzaak (satkaryavada). Het gevolg is dus niet iets nieuws dat tot bestaan komt, maar een manifestatie, een andere vorm, van datgene wat reeds bestaat.
Samkhya’s weergave der realiteit is een natuurlijk gevolg van de epistemologische opvattingen en de theorie met betrekking tot causaliteit. We zagen dat aanhangers van Samkhya epistemologische realisten zijn, die een onderscheid maken tussen kenner en het gekende. Vergelijkbaar met het onderscheid tussen kenner en gekende stellen zij twee ultieme realiteiten: purusa en prakrti. En in overeenstemming met hun theorie dat oorzaak en gevolg de onontwikkelde en de ontwikkelde vorm van dezelfde substantie zijn, beschouwen zij de wereld die wij ervaren op impliciete wijze in prakrti aanwezig en deze wereld wordt vervolgens geëxpliciteerd in het evolutieproces. Wanneer onze wereld aan haar eind komt dan keert ze weer terug naar prakrti.
Prakrti is samengesteld uit de drie guna’s: sattva, rajas en tamas. Deze guna’s zijn geen kwaliteiten van prakrti, maar het zijn bestanddelen van prakrti. De karakteristieken van een bepaald product der evolutie zijn afhankelijk van het feit welke guna overheersend is in het desbetreffende product. Sattva schenk licht en resulteert op epistemologisch niveau in reflectie en brengt op psychologisch niveau geluk en vrede voort. Rajas is actief en is verantwoordelijk voor rusteloosheid op epistemologisch niveau en voor pijn op psychologisch niveau. Tamas is verantwoordelijk voor weerstand en inertie en brengt op epistemologisch niveau onwetendheid en desinteresse voort en op psychologisch niveau onverschilligheid en apathie.
Prakrti in zijn gemanifesteerde vorm is volgens Samkhya veelvoudig, veroorzaaakt en beperkt in tijd en ruimte. In ongemanifesteerde gedaante is Prakrti één, onafhankelijk,eeuwig, oneindig, niet-veroorzaakt en dynamisch, maar ook onbewust, niet-intelligent en onwaarneembaar.
De ander pijler van het metafysische systeem van Samkhya is purusa. Purusa is intelligent en maakt alle kennis mogelijk. Purusa moet niet verward worden met verstand, ego of intellect, want deze zijn, omdat ze produkten zijn van prakrti, van materiële aard. Purusa is volgens Samkhya eeuwig, vrij, niet onderworpen aan tijd en ruimte, neutraal en niet-actief.
Purusa is, in tegenstelling tot prakrti, veelvoudig. Onze kennis van de veelheid der zelven komt tot stand door een combinatie van ervaring en redenering per analogie. De verschillen tussen mensen op het gebied van moraal en intellect wijzen er op dat er veel verschillende zelven zijn. Ook de vele geboortes en sterfgevallen wijzen op het bestaan van veel purusa’s. Bovendien als er maar één purusa zou zijn, dan zou de verlichting van die ene purusa de verlichting van allen betekenen. Maar de ervaring leert ons dat dit niet het geval is.
Het individu (jiva) is volgens Samkhya het samengaan van purusa met zintuigen, lichaam en ego (ahamkara). Zo lang de jiva uit onwetendheid zichzelf beschouwt als de reflectie van purusa in ahamkara, dan ondergaat het de plezierige en pijnlijke lotgevallen van het leven. Wanneer de jiva echter onderscheid maakt tussen prakrti en purusa en zich realiseert dat ze purusa is, dan bereikt ze bevrijding.
Samkhya beschouwt evolutie als een cyclisch proces, waarbij evolutie (sarga) gevolgd wordt door oplossing (pralaya). Evolutie gaat gepaard met een niet-evenwichtige toestand van de drie guna’s; op het eind van een cyclus keren de drie guna’s weer terug naar een toestand van evenwicht. Deze cyclus van evolutie en ontbinding gaat door totdat alle purusa’s bevrijd zijn van deze wereld die gekenmerkt wordt door lijden. Deze bevrijding wordt mogelijk gemaakt door juiste kennis, reflectie en spirituele discipline. Wat de spirituele discipline betreft vertrouwt Samkhya op de praktische stappen zoals die in Yoga ontwikkeld zijn.

In grote lijnen worden in het Yoga systeem de epistemologie en de metafysica van Samkhya geaccepteerd.  Het grote verschilpunt is dat Yoga, in tegenstellint tot Samkhya, stelt dat er een God (Isvara) is. Deze Isvara is een purusa temidden van andere purusa’s. Hij is eeuwig, alwetend en alomtegenwoordig, maar hij is niet de schepper van de wereld, want de wereld evolueert uit prakrti. God brengt echter wel de verbinding tussen prakrti en purusa tot stand, waardoor het evolutieproces opgestart wordt.
In het Yoga systeem realiseert een purusa zijn ware aard, wanneer de veranderingen van de citta tot stilstand komen. Citta is de collectieve term die in Yoga gebruikt wordt om buddhi, ahamkara en manas gezamenlijk aan te duiden. Deze stopzetting van veranderingen komt tot stand door spirituele discipline. Yoga beveelt een achtvoudig pad aan gericht op morele , fysieke en mentale discipline. De eerste twee stappen van het achtvoudige pad (yama en niyama) houden zich bezig met het morele gedrag van het individu. Controle over het fysieke lichaam wordt verkregen door een combinatie van correcte houdingen (asana), ademhalingsoefeningen (pranayama) en een terugtrekken van de zintuigen (pratyahara). De volgende stappen zijn gericht op mentale discipline en bestaan uit het concentreren van de geest op een object van meditatie (dharana), contemplatie (dhyana)  en meditatieve trance (samadhi).
Samadhi kan onderscheiden worden in samprajnata samadhi en asamprajnata samadhi. In samprajnata samadhi is het individu, ondanks dat de geest geabsorbeerd is door het object van meditatie, zich toch nog bewust van dat object. Wat het individu in dit stadium ten deel valt is een intuïtieve kennis van de waarheid. In asamprajnata samadhi is het individu zich niet langer bewust van het meditatieobject en is er sprake van een totale onderdompeling, een toestand die in de teksten vaak als slaaploze slaap omschreven wordt. Omdat er geen enkele verandering van de citta optreedt, is dit het niveau waarop bevrijding wordt bereikt.
Tijdens het bewandelen van het achtvoudige pad vallen het individu waarschijnlijk andere vermogens en ook supranormale vermogens ten deel, bijvoorbeeld kennis van verleden, heden en toekomst. Hoewel deze supranormale vermogens perfecties (siddhis) zijn, beschouwt Yoga ze toch als een hinderpaal op weg naar samadhi. Bevrijding kan alleen worden bereikt door geen acht te slaan op deze vermogens.
Yoga heeft een diepgaande invloed uitgeoefend op de filosofie in India, omdat de meeste scholen, inclusief het boeddhisme, het belang onderschrijven van morele, fysieke en mentale discipline om bevrijding te bereiken.

(J.C.)

Er is geen tweeheid

als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.


  • De elf grote Upanishaden


    De Upanishaden vormen de grondslag van een groot gedeelte van de Indiase filosofie. Ze worden ‘Vedânta’ genoemd, dat is het einde en de culminatie van de Veda’s. De wijsheid die in de teksten naar voren komt is nog steeds een onschatbare bron, zowel in India als daarbuiten. Centraal staat daarin de visie en zijnservaring dat de kern van zelf-zijn identiek is aan de grondslag van wereld en universum.
    In dit boek is een groot gedeelte van de belangrijkste Upanishaden (8e-6e eeuw v.Chr.) opgenomen.

  • Verdwijnende scheidingen

    Douwe Tiemersma
     

    Verdwijnende scheidingen

    Proeven van intercultureel filosoferen

    276 pagina’s, paperback

  • Openingen naar Openheid

    In dit boek zijn ruim 120 korte teksten verzameld die openingen bieden naar die openheid. Deze blijkt uiterst eenvoudig te zijn. De teksten zijn stukjes van leergesprekken, bedoeld als stimuli om de aandacht te richten op openheid, iets daarvan te laten zien en zo de realisatie van openheid een grotere kans te geven. Ze vormen samen de essentie van het onderricht in non-dualiteit.

  • Meditatieboekje

    Korte teksten die je meenemen naar openheid

Boeken

Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.

Bekijk het aanbod