Felix Timmermans (1886-1947)
Veel mensen hebben zijn roman Pallieter gelezen, waarin de liefde voor het grootse leven uit elke bladzijde opspat. Een citaat: 'En de Natuur wil voor niets en niemand iets van hare goedheid achterhouden en hare genietingen hangen zoo maar voor 't pakken in de lucht. Zij is eenvoudig als een kind en goed als eene moeder en wat zij geeft gaat tot in het leven van de ziel … Daarom zeiden de philosophen: "Gaat tot de Natuur! Gaat tot de natuur!" Maar zij zelven keerden hun gat naar de zon, en vermagerden lijk graten tusschen stapels boeken en dichtgesloten kamers. "Filllesoof zijn ni schrijve, mor is leve!" zei Pallieter, …' Minder bekend zijn Timmermans gedichten. De verzen in zijn laatste bundel Adagio (1947, Davidsfonds, Leuven 1993) zijn sterk mystiek. Er is een natuurmystiek en een Godsmystiek, maar ook een sterk besef van non-dualiteit.
*
Met U zijn er geen verten meer
en alles is nabij.
Des levens aanvang glinstert weer,
geen gistren en geen morgen meer,
geen tijd meer en geen uren,
geen grenzen en geen muren;
en alle angst voorbij,
verlost van schaduwen van schijn
wordt pijn en smart tot vreugd verheven!
Hoe kan het zo eenvoudig zijn!
Hoe kan het leven Hemel zijn,
met U, o kern van alle leven!
*
De Profundis, uit de gronden
van mijn arme, donkre ziel,
spijts vervuld van kwaad en zonde,
en ik immer keer op keer
in het boze wederviel,
roep ik toch op U ,0 Heer!
'k Zocht U achter d'hemelrondten,
in der sterren harmonij,
in profeten, in' t doorgronden
en m 't zoeken
wat de boeken
en de wijzen ons verkonden.
'k Zocht U altijd buiten mij,
tot het leven mij verwondde,
en ik U, o zaalge stonde,
in mijzelve heb gevonden!
*
De dag ging als een bloem verslensen,
haar laatste blad verbrandt.
De vrede nevelt over' t land,
de rust dauwt op de mensen.
Uit stilte en uit sterrenlicht
wordt dan een altaar opgericht.
En luister nu, hoe alle dingen zingen,
en alles zingend in elkaar vervliet,
de mensen en de dingen,
de vreugd, het kwaad en het verdriet,
lijk duizend' schoon akkoorden
van een en 't zelfde lied!
O zalig uur, waarop de ziel, gerijpt
van zangen, zonder beeld of woorden
Gods wil begrijpt!
*
Met U zijn er geen verten meer
en alles is nabij.
Des levens aanvang glinstert weer,
geen gistren en geen morgen meer,
geen tijd meer en geen uren,
geen grenzen en geen muren;
en alle angst voorbij,
verlost van schaduwen van schijn
wordt pijn en smart tot vreugd verheven!
Hoe kan het zo eenvoudig zijn!
Hoe kan het leven Hemel zijn,
met U, o kern van alle leven!
*
De Profundis, uit de gronden
van mijn arme, donkre ziel,
spijts vervuld van kwaad en zonde,
en ik immer keer op keer
in het boze wederviel,
roep ik toch op U ,0 Heer!
'k Zocht U achter d'hemelrondten,
in der sterren harmonij,
in profeten, in' t doorgronden
en m 't zoeken
wat de boeken
en de wijzen ons verkonden.
'k Zocht U altijd buiten mij,
tot het leven mij verwondde,
en ik U, o zaalge stonde,
in mijzelve heb gevonden!
*
De dag ging als een bloem verslensen,
haar laatste blad verbrandt.
De vrede nevelt over' t land,
de rust dauwt op de mensen.
Uit stilte en uit sterrenlicht
wordt dan een altaar opgericht.
En luister nu, hoe alle dingen zingen,
en alles zingend in elkaar vervliet,
de mensen en de dingen,
de vreugd, het kwaad en het verdriet,
lijk duizend' schoon akkoorden
van een en 't zelfde lied!
O zalig uur, waarop de ziel, gerijpt
van zangen, zonder beeld of woorden
Gods wil begrijpt!
*
De dauwdrop
God rolt de zonnen door Zijn handen
zoals de boer het zaad.
De ruimte kent geen randen
en eindloos staat
de sterren tuin te branden.
Als dauwdrop aan der aarde bloeme
weerspiegel ik het Al.
Ik hoor de sferen zoemen.
Gans' t sterren dal
probeert Uw naam te noemen.
' t Geheim blijft tot de nacht behoren,
waarin ik ben ontstaan,
tot, opgeslorpt, in schijn verloren,
in 't licht vergaan,
in U ik word herboren!
*
Er is geen tweeheid
als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.
Boeken
Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.