J.C.van Schagen (1891-1985)
Deze dichter groeide op in Zeeland en studeerde rechten. Hij werkte bij de Visserij-inspectie in Den Haag en als administrateur bij de gemeente Rotterdam. In 1942 begon hij te schilderen en bekwaamde zich in de grafische kunsten. Tijdens de oorlog verhuisde hij naar Maarssen en daarna woonde hij op een woonboot in Zaltbommel en Leerdam. Het tijdschrift Barbarber ontdekte hem als dichter. Na 1966 gaf hij het meeste van zijn werk uit in eigen beheer, de zogenoemde 'Domburgse cahiers'. Hij overleed op 94-jarige leeftijd. De avond van zijn dood zond Vara-radio een documentaire over hem uit.
*
Narrenwijsheid
Niets is, dat niet goddelijk is
daarom wil ik niets uitzonderen
ik geef geen namen
ik laat adel en schoonheid liggen, ik vraag niet naar recht, ik blijf
niet staan bij slecht en lelijk
goed en deugdzaam gaan mij niet aan
de regen regent over bos en zee en over de stille velden
in de slootjes regent de regen, op de verre buitenwegen en op
het zinken platje van de keuken
in de vuile gootjes van de binnenstad regent de regen en de
regen regent op de keetjes van de burgerwacht
en op het trottoir met de natte krant, de uieschil en het
lucifertje
de gevangene in zijn cel hoort de regen, de moeder staat voor
het raam met haar kindje
de kelner staart in de regen door de spiegelruit, voorbij het
kleintje koffie
de politicus loopt op en neer in zijn kamer en bedenkt wat hij
zeggen zal, maar hij blijft staan en luistert naar de regen
de regen regent over de schepen in de havens, over het station
en de emplacementen, over de fabrieken buiten de stad
en over het oude paard van de kolenwagen aan de overkant
zachtjes ritselt de regen in de graskantjes van de weg
hij leekt langs de planken van het fietsenhok en langs het
warme gezicht van het schoolmeisje
langs het gelaat van de oude man, die heeft liefgehad, langs de
vale gezichten van de chauffeur en de journalist met zijn
potloodje
op de rode pannendaken der oude huizen, op de afdakjes en
de binnenplaatsen, in de steegjes en de hofjes en in de
groene grachten van de oude stad regent de regen
hij regent pokkeputjes in het kille strand, waar het seizoen
verkeken is
op de daken der hotels met de rood pluche kamertjes regent
hij, over de lege ambtenaarsbuurten en de bouwterreinen
op de tramremise en de kar van de bakker, op de werkman van
het sintelpad
en er is een diepe, zware toon gekomen in de dingen, oud en
dromerig en vertrouwd
zo regent de regen
daarom geeft ik geen namen
ik ga maar en ben.
Uit: Domweg gelukkig in de Dapperstraat. Verzamelbundel, Bert Bakker, Amsterdam 1991
*
Er is geen tweeheid
als je ontspannen bent
in zelf-bewustzijn
is dat duidelijk.
Boeken
Douwe schreef en redigeerde gedurende zijn leven boeken. Via onze uitgeverij zijn deze nog verkrijgbaar.